ECLI:NL:OGHACMB:2012:BX5147

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
28 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HLAR 50880/11
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid van beroep tegen afwijzing vergunning tijdelijk verblijf

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 28 mei 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een vreemdeling die in beroep ging tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf door de minister van Integratie, Infrastructuur en Milieu. De minister had op 15 juli 2009 het verzoek van de vreemdeling om een vergunning tot tijdelijk verblijf afgewezen en verklaarde op 26 februari 2010 het daartegen ingediende bezwaar niet-ontvankelijk. Het Gerecht in eerste aanleg van Aruba had op 4 mei 2011 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van de afwijzing in stand gelaten. De vreemdeling stelde dat zij belang had bij het beroep, omdat de afgewezen aanvraag betrekking had op een periode van verblijf bij haar echtgenoot, wat relevant is voor toekomstige aanvragen om verblijf.

Het Hof oordeelde echter dat de vreemdeling geen belang had bij het beroep, aangezien zij inmiddels een vergunning tot tijdelijk verblijf had gekregen voor een andere periode. Het Hof bevestigde de uitspraak van het Gerecht en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De beslissing van het Hof houdt in dat de eerdere uitspraak van het Gerecht in stand blijft, en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee leden van het Hof, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

HLAR 50880/11
Datum uitspraak: 28 mei 2012
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[de vreemdeling], wonend in Aruba,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van
4 mei 2011 in zaak Lar nr. 586 van 2010 in het geding tussen:
1. appellante
2. (…)
3. (…)
4. (…)
5. (…)
en
de minister van Integratie, Infrastructuur en Milieu.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 15 juli 2009 heeft de minister van Integratie, Infrastructuur en Milieu (hierna: de minister) een verzoek van [belanghebbende] om aan appellante (hierna: de vreemdeling) een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen afgewezen.
Bij beschikking van 26 februari 2010 heeft de minister, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 4 mei 2011 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht), voor zover thans van belang, het daartegen door appellante ingestelde beroep gegrond verklaard, die beschikking in zoverre vernietigd, doch bepaald dat de rechtsgevolgen ervan in zoverre in stand blijven.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij het Gerecht ingekomen op 15 juni 2011, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 april 2012, waar de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.B. Boyce, en de minister, vertegenwoordigd door mr. M.D. van Wilgen, werkzaam in dienst van het land, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De vreemdeling betoogt dat het Gerecht ten onrechte heeft geoordeeld dat zij geen belang heeft bij het door haar tegen de beschikking van 26 februari 2010 ingestelde beroep. Weliswaar is aan haar bij beschikking van 22 maart 2011 een vergunning tot tijdelijk verblijf voor het verrichten van arbeid in loondienst voor de periode van 29 april 2010 tot 29 april 2011 verleend, maar de afgewezen aanvraag strekte tot verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf voor verblijf bij echtgenoot gedurende een daaraan voorafgaande periode. Nu de duur van een aaneengesloten periode van rechtmatig verblijf bij de beoordeling van een eventuele aanvraag om verlening van een vergunning tot verblijf op de voet van artikel 7a van de Landsverordening toelating en uitzetting en een eventueel verzoek tot naturalisatie wordt betrokken, had zij belang bij het door haar ingestelde beroep, aldus de vreemdeling.
2.1.1. Dat betoog faalt. Nu aan de vreemdeling bij beschikking van 22 maart 2011 een vergunning tot tijdelijk verblijf is verleend, zij de hiervoor onder 2.1. vermelde omstandigheden in beroep niet heeft gesteld en anderszins evenmin aannemelijk heeft gemaakt dat zij belang heeft bij het door haar ingestelde beroep, heeft het Gerecht dat terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, voor zover aangevochten, te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Isenia, griffier.
w.g. Drop
voorzitter
w.g. Isenia
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2012
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,