HLAR 50881/11
Datum uitspraak: 28 mei 2012
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Aruba,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 15 juni 2011 in zaak nr. 3486 van 2010 in het geding tussen:
het Uitvoeringsorgaan, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Landsverordening algemene ziektekostenverzekering.
Bij beschikking van 10 november 2008 heeft het Uitvoeringsorgaan, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Landsverordening algemene ziektekostenverzekering (hierna: het Uitvoeringsorgaan), een verzoek van
[verzekerde] (hierna: [verzekerde]) om toestemming voor behandeling in een medische instelling buiten Aruba afgewezen.
Bij beschikking van 6 november 2009 heeft het Uitvoeringsorgaan een verzoek van [verzekerde] om vergoeding van de kosten van zodanige behandeling afgewezen.
Bij schrijven van 16 november 2010 heeft het Uitvoeringsorgaan het door appellant (hierna: [appellant]) tegen de beschikking van 6 november 2009 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 juni 2011 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) het beroep van [appellant], voor zover ingesteld tegen de beschikking van 6 november 2009, ongegrond verklaard en voor zover ingesteld tegen de brief van 16 november 2010 niet-ontvankelijk.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij het Hof ingekomen op 8 juli 2011, hoger beroep ingesteld.
Het Uitvoeringsorgaan heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en het Uitvoeringsorgaan hebben nadere stukken ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 april 2012, waar [appellant], bijgestaan door mr. M.O. Lopez, advocaat, en het Uitvoeringsorgaan, vertegenwoordigd door mr. S.E. van Spall, werkzaam in zijn dienst, zijn verschenen.
2.1. [Appellant] betoogt dat het Gerecht het beroep, voor zover door hem ingesteld tegen de brief van 16 november 2010, ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard als niet gericht tegen een beschikking. Daartoe voert hij aan dat het Gerecht het verzoek van [verzekerde] van 9 december 2008 ten onrechte als een bezwaarschrift heeft aangemerkt. Dat verzoek strekte, anders dan het verzoek dat tot de beschikking van 10 november 2008 heeft geleid, tot vergoeding van de kosten van behandeling in het buitenland en niet tot toestemming voor die behandeling, aldus [appellant].
2.1.1. Dat betoog slaagt. De beschikking van 10 november 2008 is gegeven op een verzoek van [verzekerde] van 21 oktober 2008. De brief van 6 november 2009 houdt een beschikking in op haar verzoek van 9 december 2008 om vergoeding van de kosten van het verkrijgen van een second opinion in de Verenigde Staten. Tegen de afwijzing van dat verzoek heeft [appellant] bij brief van 4 december 2009 bij het Uitvoeringsorgaan bezwaar gemaakt. De brief van 16 november 2010 houdt de op dat bezwaar gegeven beschikking in. Ook anderszins was voor niet-ontvankelijkverklaring van dat beroep geen aanleiding.
Het Gerecht heeft het daartegen door [appellant] ingestelde beroep ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
2.2. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover aangevallen. Doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, zal het Hof de beschikking van 16 november 2010 beoordelen aan de hand van de door [appellant] daartegen voorgedragen beroepsgronden.
2.3. Ingevolge artikel 11 van de Landsverordening algemene ziektekostenverzekering (hierna: de LvAZV), voor zover thans van belang, heeft een verzekerde aanspraak op door een medisch specialist te verlenen, voor hem noodzakelijke genees- en heelkundige hulp, wat betreft de omvang en de vorm bepaald door hetgeen in de kring van de beroepsgenoten gebruikelijk is, een en ander voor zover de zorg wordt verleend op verwijzing door de huisarts, op wiens naam betrokkene bij het uitvoeringsorgaan is ingeschreven.
Ingevolge artikel 25, eerste lid, doet het Uitvoeringsorgaan de verzekerde behandelen in een instelling in één van de landen Nederland, de Verenigde Staten van Noord-Amerika, Colombia of Venezuela, die voor het Fonds de minste kosten met zich brengt, indien door het Uitvoeringsorgaan is vastgesteld dat de aanspraak van een verzekerde op een behandeling niet in Aruba verwezenlijkt kan worden. Het regelt vervolgens alle organisatorische en financiële aspecten van de reis, het verblijf en de behandeling in de door het Uitvoeringsorgaan aangewezen instelling, aldus die bepaling.
2.4. Op 21 oktober 2008 heeft haar behandelend oncoloog het Uitvoeringsorgaan namens [verzekerde] verzocht om toestemming voor het verkrijgen van een second opinion in het buitenland.
Bij de beschikking van 10 november 2008 heeft het Uitvoeringsorgaan dat verzoek afgewezen. Daaraan heeft het een advies van de Commissie Grensoverschrijdende Zorg van 4 november 2008, inhoudende dat het medisch niet noodzakelijk is dat [verzekerde] voor een second opinion naar het buitenland vertrekt, ten grondslag gelegd.
Op 18 november 2008 is [verzekerde] naar de Verenigde Staten gereisd, waar zij een second opinion heeft verkregen. Naar aanleiding van die second opinion heeft de voormelde oncoloog het Uitvoeringsorgaan namens haar verzocht om toestemming voor medische behandeling in het Erasmus Medisch Centrum in Nederland. Bij beschikking van 23 december 2008 heeft het Uitvoeringsorgaan die toestemming verleend.
2.5. Aan de beschikking van 16 november 2010 heeft het Uitvoeringsorgaan ten grondslag gelegd dat de kosten van de second opinion niet voor vergoeding in aanmerking komen, nu kosten van medische behandeling in het buitenland dat alleen komen, indien daarvoor voorafgaand toestemming is verleend en het verzoek om toestemming voor de second opinion in de Verenigde Staten bij de beschikking van 10 november 2008 is afgewezen. Voorts doen zich geen zodanig bijzondere omstandigheden voor, dat kosten van de behandeling niettemin voor vergoeding in aanmerking komen, aldus het Uitvoeringsorgaan.
2.6. [Appellant] betoogt dat het Uitvoeringsorgaan aldus ten onrechte heeft geweigerd de kosten van de verkregen second opinion te vergoeden, nu het Uitvoeringsorgaan naar aanleiding van die second opinion wel toestemming voor medische behandeling in Nederland heeft verleend. De beschikking van 10 november 2008 was achteraf bezien kennelijk niet zorgvuldig voorbereid. Onder deze omstandigheden bestond aanleiding om het in artikel 25, eerste lid, van de LvAZV gestelde vereiste dat, om kosten van een medische behandeling in het buitenland te kunnen vergoeden, daarvoor voorafgaand aan die behandeling toestemming is verleend, buiten toepassing te laten, aldus [appellant].
2.6.1. Dat betoog faalt. Ingevolge artikel 25, eerste lid, van de LvAZV dient het Uitvoeringsorgaan vast te stellen dat de aanspraak van een verzekerde op medische behandeling in Aruba niet verwezenlijkt kan worden, alvorens het de verzekerde naar het buitenland kan laten afreizen en aldaar doen behandelen. Aan de beschikking van 10 november 2008 ligt het oordeel ten grondslag dat de aanspraak van [verzekerde] op een second opinion in Aruba verwezenlijkt kan worden. Tegen die beschikking zijn geen rechtsmiddelen aangewend. Van haar juistheid moet daarom thans worden uitgegaan. Om die reden heeft het Uitvoeringsorgaan zich terecht op het standpunt gesteld dat [verzekerde] geen aanspraak heeft op vergoeding van de kosten van de second opinion die zij in de Verenigde Staten heeft verkregen. Dat het Uitvoeringsorgaan vervolgens, naar aanleiding van de second opinion, haar wel toestemming heeft verleend voor medische behandeling in Nederland, geeft geen grond voor een ander oordeel. De LvAZV biedt voor het betoog dat de kosten van de second opinion onder die omstandigheden toch voor vergoeding in aanmerking komen, geen grondslag.
Voor zover [appellant] voorts betoogt dat er bijzondere omstandigheden zijn die het Uitvoeringsorgaan aanleiding hadden moeten geven om het in artikel 25, eerste lid, van de LvAZV gestelde vereiste van voorafgaande toestemming in dit geval buiten toepassing te laten, is dat evenzeer tevergeefs, nu de landsverordening het Uitvoeringsorgaan geen ruimte biedt om van die eis onder bijzondere omstandigheden af te wijken.
2.7. Het beroep is ongegrond.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling biedt de Landsverordening administratieve rechtspraak geen grond.
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 15 juni 2011 in zaak nr. 3486 van 2010, voor zover aangevallen;
III. verklaart ook het door [appellant] in die zaak tegen de beschikking van het Uitvoeringsorgaan, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Landsverordening algemene ziektekostenverzekering, van 16 november 2010 ingestelde beroep ongegrond;
IV. gelast dat het land Aruba aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van Afl. 75,00 (zegge: vijfenzeventig gulden) teruggeeft.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Isenia, griffier.
w.g. Drop
voorzitter
w.g. Isenia
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2012
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,