ECLI:NL:OGHACMB:2013:51

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
28 juni 2013
Publicatiedatum
22 januari 2014
Zaaknummer
HLAR 57892/12
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.Th. Drop
  • R.W.L. Loeb
  • P. van Dijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van de stichting Sint Eustatius Monuments Foundation tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba inzake het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan Sint Eustatius

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de stichting Sint Eustatius Monuments Foundation (SEMF) tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, waarin het beroep van SEMF tegen het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan Sint Eustatius 2011 niet-ontvankelijk werd verklaard. Het Hof oordeelt dat het beroep van SEMF niet prematuur is en dat zij wel degelijk belanghebbende is. Het Hof verwijst de zaak terug naar het Gerecht voor verdere behandeling.

De achtergrond van de zaak ligt in de vaststelling van het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan door de eilandsraad op 29 april 2011. SEMF had bezwaar gemaakt tegen dit plan, specifiek tegen de wijzigingsbevoegdheid die het bestuurscollege de mogelijkheid biedt om de bestemming van gronden te wijzigen voor het opslaan, bewerken en distribueren van olieproducten. Het Gerecht had in zijn eerdere uitspraak geoordeeld dat het beroep prematuur was, omdat de uitbreiding van NuStar pas na wijziging van het ontwikkelingsplan mogelijk zou zijn. SEMF betoogde echter dat het beroep zich richtte tegen de wijzigingsbevoegdheid zelf, wat een reëel en actueel belang met zich meebrengt.

Het Hof heeft de argumenten van SEMF gevolgd en geoordeeld dat het Gerecht ten onrechte had geoordeeld dat SEMF niet-ontvankelijk was. Het Hof vernietigt de eerdere uitspraak en verwijst de zaak terug naar het Gerecht, waarbij het Gerecht de inmiddels door SEMF overgelegde statuten in zijn beoordeling moet betrekken. Tevens worden de proceskosten in hoger beroep vastgesteld en dient het Gerecht te beslissen over de vergoeding daarvan.

De uitspraak van het Hof is gedaan op 28 juni 2013, waarbij het Hof de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg vernietigt en de zaak terugverwijst voor verdere behandeling.

Uitspraak

HLAR 57892/12
Datum uitspraak: 28 juni 2013
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de stichting Sint Eustatius Monuments Foundation
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Sint Eustatius, van 23 maart 2012 in zaak nr. AR 38/2011, in het geding tussen
appellante
en
de eilandsraad van het openbaar lichaam Sint Eustatius.

Procesverloop

Op 29 april 2011 heeft de eilandsraad, voor zover thans van belang, het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan Sint Eustatius 2011 (hierna: het ontwikkelingsplan) vastgesteld.
Bij uitspraak van 23 maart 2012 heeft het Gerecht het daartegen door de stichting Sint Eustatius Monuments Foundation (hierna: SEMF) ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft SEMF hoger beroep ingesteld.
De eilandsraad heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de naamloze vennootschap NuStar Terminals N.V. (hierna: NuStar) een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 april 2013, waar SEMF, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger], en de eilandsraad, vertegenwoordigd door mr. B.G. Hofman, advocaat, zijn verschenen. Voorts is daar NuStar, vertegenwoordigd door mr. T.J. Leijsen, advocaat, verschenen.
Overwegingen
1.
Ingevolge artikel 13, derde lid, van de Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES staat voor belanghebbenden die bij de eilandsraad tijdig bezwaren tegen het ontwerp van de bestemmingsvoorschriften hebben ingediend, tegen de beschikking van de eilandsraad binnen zes weken na de dag, waarop deze is gegeven, beroep open bij het Gerecht.
2.
SEMF betoogt dat het Gerecht door, in het midden latend of haar beroep wegens het niet overleggen van haar statuten niet-ontvankelijk moet worden verklaard, te oordelen dat het beroep prematuur is, omdat het tegen het ontwikkelingsplan, voor zover het de mogelijke uitbreiding van NuStar betreft, is gericht, dit een toekomstige ontwikkeling betreft en die uitbreiding eerst mogelijk is na wijziging van het ontwikkelingsplan, heeft miskend dat het beroep gericht is tegen de in het ontwikkelingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid, die erin voorziet dat de bestemming van de gronden ten zuiden van Signal Hill met de aanduiding “wijzigingsgebied‑2” kan worden gewijzigd om het opslaan, bewerken en distribueren van olieproducten toe te kunnen staan en zij in zoverre een reëel en actueel belang bij het door haar tegen dat besluit ingestelde beroep heeft.
2.1.
Dat betoog slaagt. Ingevolge artikel 40.10 van de voorschriften bij het ontwikkelingsplan kan het bestuurscollege de bestemming van de gronden met de aanduiding “wijzigingsgebied‑2” wijzigen om initiatieven ten aanzien van het opslaan, bewerken en distribueren van olieproducten mogelijk te maken. SEMF heeft in beroep betoogd dat de eilandsraad die wijzigingsbevoegdheid ten onrechte in het ontwikkelingsplan heeft opgenomen. Dat voor wijziging van de bestemming van de gronden binnen het gestelde gebied, waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft, het bestuurscollege een nader besluit dient te nemen, betekent niet dat het ingestelde beroep prematuur is, nu het zich richt tegen de mogelijkheid die het ontwikkelingsplan het bestuurscollege biedt om zodanig besluit te nemen. In dat verband is mede van belang dat met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheid de aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied, waarop die bevoegdheid betrekking heeft, in beginsel als gegeven moet worden beschouwd, indien aan de bij het ontwikkelingsplan voor ontwikkeling gestelde eisen is voldaan.
Gelet hierop, heeft het Gerecht ten onrechte in het midden gelaten of SEMF belanghebbende is bij de beschikking van 29 april 2011. Of zij dat is, hangt onder meer af van haar statutaire doelstelling. Dat SEMF haar statuten niet eigener beweging bij haar beroepschrift heeft overgelegd, kan, nu een dergelijke verplichting niet uit enig wettelijk voorschrift volgt en evenmin is gebleken dat het Gerecht haar daarom heeft verzocht, op zichzelf evenmin leiden tot het oordeel dat het door haar ingestelde beroep niet‑ontvankelijk is.
3.
Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Het Hof zal het beroepschrift naar het Gerecht terugverwijzen, opdat het de behandeling van de zaak hervat in de stand, waarin deze zich bevond, voordat het de aangevallen uitspraak deed. Het dient de zaak te behandelen en te beslissen met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen en daarbij de inmiddels door SEMF overgelegde statuten te betrekken.
4.
Het Hof zal de proceskosten in hoger beroep vaststellen. Het Gerecht dient omtrent de vergoeding van die kosten te beslissen.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
I.
verklaarthet hoger beroep
gegrond;
II. vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 23 maart 2012 in zaak nr. AR 38/2011;
III. wijstde zaak naar het Gerecht
terug;
IV. steltde door Sint Eustatius Monuments Foundation in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten
vastop een bedrag van USD 782,00 (zegge: zevenhonderd tweeëntachtig Amerikaanse dollars), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en
bepaaltdat het Gerecht omtrent de vergoeding van deze kosten beslist;
V. gelastdat het land Sint Eustatius aan Sint Eustatius Monuments Foundation het door haar voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van USD 168,00 (zegge: honderdachtenzestig Amerikaanse dollars)
vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. P. van Dijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A. Martines, griffier.
w.g. Drop
voorzitter
w.g. Martines
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2013
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,