In deze zaak gaat het om de afwijzing van een verzoek tot wijziging van geslachtsnaam door de minister van Justitie en Onderwijs. De appellant, wonend in Aruba, had een verzoek ingediend om zijn geslachtsnaam te wijzigen in [geslachtsnaam]. Dit verzoek werd op 8 september 2011 door de Gouverneur afgewezen, waarna de minister op 2 februari 2012 het bezwaar van de appellant ongegrond verklaarde. De appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar het Gerecht in eerste aanleg van Aruba verklaarde op 22 augustus 2012 het beroep ongegrond.
De appellant stelde dat hij had aangetoond dat zijn geslachtsnaam in de akten van de Burgerlijke Stand onjuist was gespeld en dat hij sindsdien de juiste spelling had gevoerd. De minister betwistte echter dat de appellant dit aannemelijk had gemaakt. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie heeft de zaak op 23 april 2013 behandeld, waarbij de appellant in persoon verscheen en de minister vertegenwoordigd werd door mr. P.D. Langerak.
Het Hof overwoog dat volgens artikel 1:7 van het Burgerlijk Wetboek de geslachtsnaam op verzoek kan worden gewijzigd, mits de verzoeker kan aantonen dat de naam in de akten van de Burgerlijke Stand onjuist is gespeld. Het Hof concludeerde dat de appellant niet had aangetoond dat zijn voorouders de geslachtsnaam [geslachtsnaam] hadden gevoerd, en dat de minister terecht had geoordeeld dat niet was voldaan aan de eisen voor wijziging van de geslachtsnaam. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.