In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan in hoger beroep van de naamloze vennootschap Pakinam Corporation N.V. tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De zaak betreft een beroep tegen een beschikking van de minister van Justitie en Onderwijs, waarbij het bezwaar van Pakinam tegen een eerdere beschikking van 5 november 2007 ongegrond werd verklaard. Het Gerecht in eerste aanleg verklaarde het beroep van Pakinam op 5 december 2012 niet-ontvankelijk, waarop Pakinam hoger beroep instelde.
De procedure begon met een beschikking van de minister, gedateerd 28 maart 2010, die opnieuw op het bezwaar van Pakinam besliste. Pakinam ontving de beschikking op 3 mei 2012, maar diende haar beroepschrift pas op 5 juni 2012 in. Het Hof oordeelde dat de termijn voor het indienen van het beroepschrift zes weken bedraagt, ingaande op de dag na de dagtekening van de beschikking. Het Hof concludeerde dat de dagtekening van 28 maart 2010 een kennelijke verschrijving was en dat de termijn voor het indienen van beroep dus eindigde op 9 mei 2012.
Pakinam betoogde dat het Gerecht ten onrechte had overwogen dat zij tijdig had moeten reageren, maar het Hof oordeelde dat Pakinam niet aannemelijk had gemaakt dat zij het beroepschrift zo spoedig mogelijk had ingediend. Het Hof bevestigde de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 28 juni 2013.