In deze Arubaanse zaak is in geschil de weigering van de minister van Toerisme, Transport en Arbeid om taxivergunningen te verlenen aan verzoekers, die allen in Aruba wonen. De minister heeft in beroep de beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba aangevochten, waarin werd geoordeeld dat zijn eerdere beslissing onvoldoende draagkrachtig was gemotiveerd. De minister had eerder op 11 november 2009 de verzoeken van de verzoekers om taxivergunningen afgewezen. Na een bezwaarschrift van de verzoekers heeft de minister op 6 januari 2012 deze bezwaren opnieuw ongegrond verklaard. Het Gerecht in eerste aanleg heeft op 22 augustus 2012 de beschikking van de minister vernietigd en hem opgedragen binnen twee maanden een nieuwe beschikking te geven op de bezwaren van de verzoekers. De minister heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 23 april 2013 heeft het Hof de zaak behandeld, waarbij de minister werd vertegenwoordigd door mr. R.A. Wix en de verzoekers door mr. A.A. Ruiz. De minister betoogde dat het Gerecht had miskend dat zijn beschikking van 6 januari 2012 voldoende gemotiveerd was. Het Hof oordeelde echter dat de minister niet had aangetoond welke criteria aan de verlening van de gevraagde vergunningen in de weg stonden. Het Gerecht had terecht geoordeeld dat de motivering van de minister onvoldoende was en dat er geen reden was om van de eerdere beslissing af te wijken.
Het Hof bevestigde de uitspraak van het Gerecht en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en werd openbaar uitgesproken op 28 juni 2013.