ECLI:NL:OGHACMB:2013:63

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
28 juni 2013
Publicatiedatum
3 februari 2014
Zaaknummer
HLAR 60769/12
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.Th. Drop
  • R.W.L. Loeb
  • P. van Dijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kleine-autobusvergunning en rechtsgeldigheid van verzoek tot wijziging

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin de wijziging van een kleine-autobusvergunning aan de orde is. De appellant, een vergunninghouder, heeft in beroep gesteld dat de minister van Toerisme, Transport en Arbeid het protocol ten onrechte als een verzoek tot wijziging van de vergunning heeft aangemerkt. De minister had op 1 juni 2011 de vergunning gewijzigd, maar de appellant betoogt dat zij geen verzoek tot wijziging heeft ingediend. Het Gerecht heeft het bezwaar van de appellant ongegrond verklaard, waarop de appellant hoger beroep heeft ingesteld.

Tijdens de zitting op 23 april 2013 heeft het Hof de zaak behandeld, waarbij de appellant werd vertegenwoordigd door haar advocaat. Het Hof heeft vastgesteld dat de minister het protocol niet als een verzoek tot wijziging had mogen beschouwen, aangezien er geen expliciet verzoek van de appellant was gedaan. De Landsverordening personenvervoer (LPV) vereist dat een wijziging van de vergunning alleen kan plaatsvinden op verzoek van de vergunninghouder. Het Hof oordeelt dat de minister niet bevoegd was om de vergunning te wijzigen zonder een daartoe strekkend verzoek van de appellant.

Het Hof verklaart het hoger beroep gegrond, vernietigt de eerdere uitspraak van het Gerecht en herroept de beschikking van de minister. Tevens wordt de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan de appellant. De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsgeldigheid van verzoeken tot wijziging van vergunningen en de rol van de minister in dit proces.

Uitspraak

HLAR 60769/12
Datum uitspraak: 28 juni 2013
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in Aruba,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van
22 augustus 2012 in zaak nr. LAR 383 van 2012 in het geding tussen:
appellante
en
de minister van Toerisme, Transport en Arbeid.

Procesverloop

Bij beschikking van 1 juni 2011 heeft de minister de aan [appellante] verleende zogenoemde kleine-autobusvergunning gewijzigd.
Bij beschikking van 18 januari 2012, voor zover thans van belang, heeft de minister het daartegen door [appellante] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 augustus 2012 heeft het Gerecht het daartegen door [appellante] ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak, gevoegd met de zaak nr. HLAR 60767/12, ter zitting behandeld op 23 april 2013, waar [appellante], vertegenwoordigd door
mr. M.G.A. Baiz, advocaat, en de minister, vertegenwoordigd door
A. Lumenier, werkzaam in dienst van het land, zijn verschenen. Na de behandeling ter zitting heeft het de zaken gesplitst.
Overwegingen
1.
Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de Landsverordening personenvervoer (hierna: de LPV) kan de kleine-autobusvergunning op verzoek van de vergunninghouder bij met redenen omkleed besluit van de minister worden gewijzigd.
2.
[appellante] betoogt dat het Gerecht heeft miskend dat zij niet om wijziging van de haar bij beschikking van 11 augustus 2009 verleende vergunning heeft verzocht en de minister het protocol van 15 juni 2010 (hierna: het protocol) ten onrechte als zodanig verzoek heeft aangemerkt.
2.1.
Dat betoog slaagt. Uit de beschikking van 1 juni 2011 valt af te leiden dat de minister het protocol heeft aangemerkt als verzoek om de aan [appellante] verleende kleine-autobusvergunning te wijzigen. Zo heeft de minister aan de wijziging ten grondslag gelegd dat geen bezwaren tegen de inwilliging van dat verzoek bestaan.
In het protocol staat dat, omdat onenigheid, dan wel onduidelijkheid, bestaat over de busroute van Noord en nodig is gebleken hierover tot een consensus te geraken, op 26 mei en 15 juni 2010 overleg is gevoerd met een delegatie van de buschauffeurs van Noord en het Management Team DOPV. Tijdens dat overleg is volgens het protocol onder meer overeengekomen dat alle buschauffeurs van Noord in de gelegenheid worden gesteld op de zuid toeristische corridor route te rijden, met dien verstande dat de gehele busroute dient te worden gereden. Dit protocol bevat aldus geen verzoek van [appellante] aan de minister om wijziging van de vergunning die haar bij beschikking van 11 augustus 2009 is verleend. Anderszins is evenmin van zodanig verzoek gebleken.
3.
Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Nu het Gerecht aan de overige door [appellante] in beroep aangevoerde beroepsgronden niet is toegekomen, zal het Hof deze beoordelen, voor zover daartoe, na hetgeen hiervoor is overwogen, nog aanleiding bestaat.
4.
[appellante] heeft betoogd dat de minister haar kleine‑autobusvergunning niet zonder daartoe strekkend verzoek van haar kon wijzigen.
4.1.
Dat betoog slaagt. De LPV bevat geen bepaling, krachtens welke de minister een kleine-autobusvergunning kan wijzigingen, zonder daartoe strekkend verzoek van de houder.
5.
Het beroep is gegrond. De beschikking van 18 januari 2012 dient te worden vernietigd. Nu de minister zonder een daartoe strekkend verzoek van [appellante] niet tot de wijziging kon besluiten, zal de beschikking van 1 juni 2011 worden herroepen.
6.
De minister dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
I. verklaarthet hoger beroep
gegrond;
II.
vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 22 augustus 2012 in zaak nr. LAR 383 van 2012;
III. verklaarthet bij het Gerecht in die zaak tegen de beschikking van de minister van Toerisme, Transport en Arbeid van 18 januari 2012 kenmerk DOPV/3612 ingestelde beroep
gegrond;
IV. vernietigtdie beschikking;
V. herroeptdie van 1 juni 2011, kenmerk DOPV/660;
VI. veroordeeltde minister van Toerisme, Transport en Arbeid tot vergoeding aan [appellante] van de bij deze in beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van Afl. 1400,00 (zegge: veertienhonderd gulden), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII. gelastdat het land Aruba aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van Afl. 100,00 (zegge: honderd gulden)
teruggeeft.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. P. van Dijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A. Martines, griffier.
w.g. Drop
voorzitter
w.g. Martines
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2013
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,