ECLI:NL:OGHACMB:2014:117

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
3 juni 2014
Publicatiedatum
20 januari 2017
Zaaknummer
EJ 52138 H 400/2013
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake eigendom en burenrecht tussen Curaçao Real Estate Development N.V. en [geïntimeerde]

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de naamloze vennootschap Curaçao Real Estate Development N.V. (hierna: CRED) tegen een eerdere uitspraak die hen als gedaagde betrof. De procedure is gestart door [geïntimeerde], die oorspronkelijk eiser was. De zaak betreft een geschil over eigendom en burenrecht, waarbij CRED in hoger beroep ging na een tussenvonnis van het Hof op 3 juni 2014. Tijdens de comparitie ter plaatse op 23 juni 2014 was de gemachtigde van CRED aanwezig, terwijl [geïntimeerde] zelf niet verscheen. Beide partijen hebben op 23 september 2014 een akte ingediend, waarbij [geïntimeerde] een productie heeft gevoegd.

Het Hof heeft in zijn beoordeling gekeken naar de argumenten van [geïntimeerde] en de wijze van bekendmaking van de comparitie. Het Hof oordeelt dat de stelling van [geïntimeerde] dat CRED niet langer eigenaar of buur is, tardief is en wordt gepasseerd. CRED heeft zich beroepen op artikel 5:50 BW, dat de privacy van buren beschermt. Het Hof heeft vastgesteld dat de houten vlonder van [geïntimeerde] onvoldoende privacy biedt aan de buren en dat het bevel van het GEA niet in stand kan blijven.

Het Hof heeft partijen voorgesteld om de verlaagde muur te verhogen met sierblokken die lucht doorlaten, wat de belangen van [geïntimeerde] zou beschermen. CRED heeft hiermee ingestemd, maar [geïntimeerde] heeft aangegeven niet bereid te zijn om hieraan mee te werken. Uiteindelijk heeft het Hof het bestreden vonnis vernietigd en de vordering van [geïntimeerde] afgewezen, waarbij [geïntimeerde] in de kosten van de procedure is veroordeeld.

Uitspraak

BURGERLIJKE ZAKEN 2015 VONNIS NO.
Registratienrs. Ghis 52138 - H 400/13
Uitspraak: 3 februari 2015
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Vonnis in de zaak van:
de naamloze vennootschap CURAÇAO REAL ESTATE DEVELOPMENT N.V.,
gevestigd in Curaçao,
hierna te noemen: CRED,
oorspronkelijk gedaagde, thans appellante,
gemachtigde: mr. J. de Baar,
tegen
[GEÏNTIMEERDE],
wonende in Curaçao,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
oorspronkelijk eiser, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. D.A.A. Boersema.

1.Het verder verloop van de procedure

1.1.
Het Hof verwijst voor het verloop tot dan toe naar zijn tussenvonnis van 3 juni 2014.
1.2.
Op 23 juni 2014 heeft de comparitie ter plaatse plaatsgevonden. Verschenen zijn voor CRED [naam], vergezeld van de gemachtigde van CRED. [geïntimeerde] is niet verschenen, maar zijn gemachtigde wel.
1.3.
Op 23 september 2014 hebben beide partijen een akte genomen, bij die van [geïntimeerde] is een productie gevoegd.
1.4.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.Beoordeling

2.1.
Naar aanleiding van het betoog van [geïntimeerde] in zijn akte van 23 september 2014, onder 1-4, zij het volgende overwogen. De comparitie ter plaatse is bevolen bij het tussenvonnis van het Hof. Het tussenvonnis is op de rolzitting van 3 juni 2014 in het openbaar uitgesproken. Dat dit zou gebeuren, is aangekondigd op de ‘rol’ (de lijst van uit te roepen zaken) van die rolzitting. Voorts is een ‘rol’ gemaakt waarop staat aangekondigd dat de descente op 23 april 2014 zou plaatsvinden. De ‘rollen’ worden digitaal verspreid onder de advocatuur. Tijdens de comparitie ter plaatse heeft de gemachtigde van [geïntimeerde] niet geprotesteerd tegen de wijze van bekendmaking en niet geklaagd over een tekort aan voorbereidingstijd.
2.2.
De in de akte van 23 september 2014, onder 5, voorgedragen ongedocumenteerde stelling van [geïntimeerde] dat CRED niet langer eigenaar c.q. buur is, is tardief en wordt gepasseerd. Overigens laat deze stelling onverlet dat [geïntimeerde] bij inleidend verzoekschrift CRED in rechte heeft betrokken, dat het bestreden vonnis tegen CRED is gewezen en dat het verlies van de hoedanigheid van eigenaar c.q. buur geen verlies van procesbevoegdheid oplevert.
2.3.
In hoger beroep heeft CRED een beroep gedaan op artikel 5:50 BW. Dit artikel in verbinding met artikel 5:51 BW strekt tot bescherming van de privacy van buren (zicht). De houten vlonder vóór het appartement van [geïntimeerde] kan als ‘werk’ in de zin van artikel 5:50 BW worden aangemerkt (vgl. HR 13 juni 2003, ECLI:NL:2003:AF5547, NJ 2003/507). Dit werk bevindt zich binnen twee meter van de grenslijn van de twee erven. Het Hof heeft ter plaatse kunnen constateren dat in de constellatie die is ontstaan na uitvoering van het bestreden vonnis de privacy van de aangrenzende ‘The Strand’-bewoner onvoldoende verzekerd is tegen inkijk (zicht) vanaf het werk. Het door het GEA gegeven bevel dat tot die constellatie aanleiding heeft gegeven, kan daarom niet in stand blijven.
2.4.
Het Hof heeft partijen in overweging gegeven de naar aanleiding van het bestreden vonnis verlaagde muur te verhogen met sierblokken die de wind (lucht) doorlaten (vgl. artikel 5:51 BW ter zake van licht). Met deze voorziening wordt aan de belangen van [geïntimeerde] voldoende tegemoet gekomen, zodat van hinder geen sprake meer is. CRED heeft verklaard met deze oplossing in te stemmen. [geïntimeerde] leek in eerste aanleg te voelen voor een vergelijkbare oplossing (zie proces-verbaal van de descente van 23 januari 2013, p. 2), maar in de akte van 23 september 2014, onder 14, heeft hij verklaard onder geen enkele omstandigheid tot het medewerken van de door het Hof geopperde oplossing bereid te zijn. Het Hof zal CRED niet veroordelen tot iets wat [geïntimeerde] niet gevorderd heeft en onder geen enkele omstandigheid wil.
2.5.
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden vonnis moet worden vernietigd en de vordering van [geïntimeerde] moet worden afgewezen. [geïntimeerde] dient de kosten van deze procedure te dragen (vgl. HR 12 augustus 2005, NJ 2006/98).
B E S L I S S I N G
Het Hof:
- vernietigt het bestreden vonnis en opnieuw rechtdoende:
- wijst de vordering van [geïntimeerde] af;
- veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van deze procedure aan de zijde van CRED gevallen en tot op heden begroot voor de eerste aanleg op NAf 3.600,= aan gemachtigdensalaris en voor het hoger beroep op NAf 5.100,= aan gemachtigdensalaris en NAf 1.242,09 aan verschotten.
Aldus gewezen door mrs. J. de Boer, H.J. van Kooten en G.C.C. Lewin, leden van het Hof, en ter openbare terechtzitting van 3 februari 2015 in Curaçao uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.