In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die een vergunning tot verblijf in Aruba heeft aangevraagd. De minister van Integratie, Infrastructuur en Milieu heeft dit verzoek afgewezen. De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar de minister heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Het Gerecht in eerste aanleg van Aruba heeft het beroep van de appellant tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard. Hierop heeft de appellant hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 7 april 2014 is de zaak behandeld. De minister was vertegenwoordigd door J.M. Harewood. De appellant betoogde dat het Gerecht ten onrechte geen beslissing heeft genomen op zijn verzoek om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand die hij heeft gemaakt in verband met de behandeling van zijn bezwaar. Het Hof oordeelde dat de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) de minister niet verplicht om deze kosten te vergoeden als het bezwaar ongegrond wordt verklaard.
Daarnaast betoogde de appellant dat het Gerecht in strijd met artikel 21 van de Lar heeft gehandeld door geen afschrift van het advies van de commissie en het verslag van de hoorzitting aan hem toe te zenden. Het Hof oordeelde dat dit betoog slaagde, omdat het Gerecht de appellant ten onrechte niet in dat betoog heeft gevolgd.
Het Hof verklaarde het hoger beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg. Het Hof oordeelde dat de minister opnieuw moest beschikken op het bezwaar van de appellant, rekening houdend met de feiten en omstandigheden die zich voordoen ten tijde van de nieuwe beschikking. Tevens werd de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellant en het griffierecht.