Uitspraak
wonende in Curaçao,
gemachtigde: mr. A.J. Henriquez.
1.Het verloop van de procedure
2.De grieven
3.Waarvan in hoger beroep moet worden uitgegaan
4.Beoordeling
- de moeder heeft het eenhoofdig gezag,
- dat aan de vader destijds een blokkaderecht toekwam is twijfelachtig,
- het door de vader ingeroepen vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage van 16 oktober 2012 is op 3 december 2013 in verzet vernietigd (productie V van de moeder in appel),
- een procedure omtrent het gezag en de hoofdverblijfplaats is in Nederland aanhangig (productie XIII van de moeder in appel), en
- er zijn geen aanwijzingen dat het thans niet goed gaat met het kind bij de moeder.
Europees Verdrag betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag over kinderen en betreffende het herstel van het gezag over kinderen, Luxemburg 20 mei 1980 en het
Verdrag betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen, ’s-Gravenhage 25 oktober 1980 (Haags Kinderontvoeringsverdrag). Voor een analogische toepassing in de verhouding tot Nederland is daarom geen aanleiding. Een vergelijkbare interregionale regeling bestaat niet.