ECLI:NL:OGHACMB:2014:61

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 januari 2014
Publicatiedatum
15 december 2014
Zaaknummer
HLAR 64044/13
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over deviezenprovisie door Grape Holding N.V. tegen de Centrale Bank van Aruba

In deze Arubaanse zaak, behandeld door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, staat de deviezenprovisie die door de Centrale Bank van Aruba aan Grape Holding N.V. in rekening is gebracht centraal. De deviezenprovisie betreft betalingen aan het buitenland die in het derde en vierde kwartaal van 2011 zijn gedaan. Grape Holding N.V. heeft bezwaar gemaakt tegen deze heffing, maar de Centrale Bank heeft deze bezwaren ongegrond verklaard. Vervolgens heeft Grape hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, die op 22 mei 2013 het beroep ongegrond verklaarde.

Tijdens de zitting op 20 november 2013 heeft Grape, vertegenwoordigd door mrs. J.P. Ruiter en A.Lew Jen Tai, haar standpunt toegelicht. Grape betoogde dat de Landsverordening deviezenprovisie (Ldp) geen wettelijke basis biedt voor de heffing van deviezenprovisie in dit specifieke geval. Ze stelde dat de Ldp niet voldoende duidelijke bepalingen bevat over de heffing en inning van deviezenprovisie, wat in strijd zou zijn met het legaliteitsbeginsel zoals neergelegd in artikel V.11 van de Staatsregeling van Aruba.

Het Hof heeft de argumenten van Grape echter verworpen. Het oordeelde dat de gronden die Grape aanvoerde in haar hoger beroepschrift niet slagen, en bevestigde de eerdere uitspraak van het Gerecht. Het Hof heeft daarbij verwezen naar een eerdere uitspraak in een vergelijkbare zaak, waarin dezelfde argumenten door Grape waren aangevoerd. De beslissing van het Hof was dat het hoger beroep ongegrond was en dat de aangevallen uitspraak bevestigd diende te worden. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, wat betekent dat elke partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

HLAR 64044/13
Datum uitspraak: 24 januari 2014
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de naamloze vennootschap Grape Holding N.V., gevestigd in Aruba,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 22 mei 2013 in zaak nr. Lar nr. 122 van 2013 in het geding tussen:
appellante
en
de Centrale Bank van Aruba.

Procesverloop

Bij onderscheiden beschikkingen van 25 april 2012 heeft de Centrale Bank van Aruba (hierna: de Bank) de naamloze vennootschap Grape Holding N.V. (hierna: Grape) deviezenprovisie wegens betalingen aan het buitenland gedurende het derde en vierde kwartaal van 2011 in rekening gebracht.
Bij beschikking van 29 augustus 2012 heeft zij de door Grape daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 mei 2013 heeft het Gerecht het door Grape daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft Grape hoger beroep ingesteld.
De Bank heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 november 2013, waar Grape, vertegenwoordigd door mrs. J.P. Ruiter en A.Lew Jen Tai, en de Bank, vertegenwoordigd door mr. J.P. Sjiem Fat, advocaat, zijn verschenen.
Overwegingen
Grape betoogt dat het Gerecht, door te overwegen dat Grape zich zakelijk weergegeven op het standpunt stelt dat de Landsverordening deviezenprovisie (hierna: Ldp) niet in een wettelijke basis voor de heffing van deviezenprovisie voorziet in een geval als het onderhavige, waarbij zij op een juiste wijze deviezenprovisie heeft berekend en aangegeven, de Ldp niet voorziet in genoeg en duidelijke formele bepalingen ten aanzien van de heffing en inning van deviezenprovisie, waardoor dit strijdigheid oplevert met het legaliteitsbeginsel, neergelegd in artikel V.11, eerste lid, van de Staatsregeling van Aruba, en het in de tussen partijen gewezen uitspraak van 22 augustus 2012 in zaak nr. LAR 474 van 2012 heeft geoordeeld dat die gronden falen en hetgeen Grape heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor een ander oordeel, heeft miskend dat die uitspraak onjuist is en zij daartegen hoger beroep heeft ingesteld. Zij verwijst voorts naar de gronden in haar hoger beroepschrift van 25 september 2012 in die zaak.
Dat betoog faalt. Bij uitspraak van heden in zaak nr. HLAR 63275/13 heeft het Hof het hoger beroep van Grape tegen voormelde uitspraak van 22 augustus 2012 ongegrond verklaard en die uitspraak bevestigd. Het Gerecht heeft, nu de in beroep aangevoerde gronden gelijk zijn aan die welke Grape in het beroep dat tot de uitspraak van 22 augustus 2012 heeft geleid, heeft aangevoerd, met juistheid onder verwijzing naar die uitspraak geoordeeld dat de door Grape in beroep aangevoerde gronden niet slagen.
Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A. Martines, griffier.
w.g. Drop
voorzitter
w.g. Martines
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2014
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,