ECLI:NL:OGHACMB:2014:63

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 januari 2014
Publicatiedatum
15 december 2014
Zaaknummer
HLAR 64006/13
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om machtiging bijstandsuitkering in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, gaat het om een hoger beroep van een appellant die verzocht had om een ander te machtigen zijn bijstandsuitkering te innen. De directeur van de directie Sociale Zaken van het ministerie van Economische Zaken, Sociale Zaken en Cultuur had dit verzoek op 17 november 2011 afgewezen. De minister verklaarde het bezwaar van de appellant ongegrond bij beschikking van 18 september 2012. Het Gerecht in eerste aanleg van Aruba verklaarde op 27 maart 2013 het beroep van de appellant gegrond, maar liet de rechtsgevolgen van de beschikking in stand. Hierop heeft de appellant hoger beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 20 november 2013, waar de appellant werd bijgestaan door M.L. Hassell en de minister vertegenwoordigd was door mr. N. Turuçlu, werd de zaak behandeld. De appellant betoogde dat het Gerecht ten onrechte niet op zijn beroepsgrond is ingegaan, waarin hij stelde dat de minister zijn verzoek niet met toepassing van het Landsbesluit bijstandsverlening mocht afwijzen. Dit Landsbesluit zou in strijd zijn met het recht dat een ieder zich kan laten vertegenwoordigen in het verkeer met bestuursorganen, zoals gecodificeerd in de Nederlandse Algemene wet bestuursrecht.

Het Hof overwoog dat de beroepsgrond van de appellant niet in zijn beroepschrift was terug te vinden en dat het Gerecht de minister terecht had opgedragen om een nadere toelichting te geven op de medische keuring van de appellant. Het Hof concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak van het Gerecht werd bevestigd, en de zaak werd afgesloten met de uitspraak op 24 januari 2014.

Uitspraak

HLAR 64006/13
Datum uitspraak: 24 januari 2014
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[Appellant], wonend in Aruba,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 27 maart 2013 in de zaak nr. LAR 3108 van 2012 in het geding tussen:
appellant,
en
de minister van Economische Zaken, Sociale Zaken en Cultuur.

Procesverloop

Op 17 november 2011 heeft de directeur van de directie Sociale Zaken van het ministerie van Economische Zaken, Sociale Zaken en Cultuur een verzoek van [appellant] om een ander te machtigen om zijn bijstandsuitkering te innen afgewezen.
Bij beschikking van 18 september 2012 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 maart 2013 heeft het Gerecht het daartegen door [appellant] ingestelde beroep gegrond verklaard, die beschikking vernietigd, doch de rechtsgevolgen ervan in stand gelaten.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 november 2013, waar [appellant], bijgestaan door M.L. Hassell, en de minister, vertegenwoordigd door mr. N. Turuçlu, werkzaam in dienst van het land, zijn verschenen.
Overwegingen
[Appellant] betoogt dat het Gerecht, door de rechtsgevolgen van de beschikking van 18 september 2012 in stand te laten, heeft miskend dat de minister zijn verzoek niet met toepassing van het Landsbesluit bijstandsverlening mocht afwijzen, nu dat Landsbesluit in strijd is met het in artikel 2:1 van de Nederlandse Algemene wet bestuursrecht gecodificeerde recht dat een ieder zich in het verkeer met bestuursorganen kan laten vertegenwoordigen, welk recht geacht kan worden als ongeschreven recht in Aruba te gelden.
1.1.
Voor zover [appellant] aldus beoogt te betogen dat het Gerecht ten onrechte niet op deze beroepsgrond is ingegaan, overweegt het Hof als volgt. In zijn beroepschrift is dat betoog niet te vinden. Het Gerecht heeft de minister ter zitting op 14 januari 2013 opgedragen een nadere toelichting te geven op de medische keuring van [appellant] en [appellant] in de gelegenheid gesteld zich hierover uit te laten. Nu de door het Gerecht aan [appellant] geboden gelegenheid om zich uit te laten beperkt was tot de door de minister gegeven nadere toelichting, heeft het Gerecht de voor het eerst in de brief van 13 februari 2013, waarbij hij van die gelegenheid gebruik heeft gemaakt, door [appellant] voorgedragen beroepsgrond dat de minister zijn verzoek niet met toepassing van het Landsbesluit bijstandsverlening mocht afwijzen terecht wegens strijd met een goede procesorde buiten beschouwing gelaten. Aangezien het hoger beroep voorts is gericht tegen de aangevallen uitspraak en niet is gesteld en aannemelijk gemaakt dat dit niet tijdig bij het Gerecht kon worden aangevoerd, kan het betoog reeds daarom thans evenmin leiden tot het ermee beoogde doel.
2. Het hoger beroep is ongegrond.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
4.
Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A. Martines, griffier.
w.g. Drop
voorzitter
w.g. Martines
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2014
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,