ECLI:NL:OGHACMB:2014:70

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 januari 2014
Publicatiedatum
16 december 2014
Zaaknummer
HLAR 58180/13
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buiten behandelingstelling aanvraag paspoort en de gevolgen voor het Nederlanderschap

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant die in Curaçao woont en een aanvraag voor de afgifte van een Nederlands paspoort heeft ingediend. De aanvraag is door de Gouverneur van Curaçao op 29 mei 2012 buiten behandeling gesteld, waarna het bezwaar van de appellant op 30 augustus 2012 ongegrond werd verklaard. De appellant heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze beslissing, maar het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft op 10 april 2013 het beroep ongegrond verklaard. Hierop heeft de appellant hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Tijdens de zitting op 19 november 2013 is de zaak behandeld, waarbij de appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.V.G. Rooijer, en de Gouverneur werd vertegenwoordigd door mr. G.H.E. Camelia. De appellant betoogde dat de beschikking van de Gouverneur in strijd was met het vertrouwensbeginsel, het gelijkheidsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel, omdat hem eerder twee keer een Nederlands paspoort was afgegeven. Hij stelde dat hij gerechtvaardigd vertrouwen had dat hij Nederlander was en dat het onderzoek naar zijn nationaliteit te laat was uitgevoerd.

Het Hof oordeelde echter dat niet in geschil was dat de appellant niet door erkenning het Nederlanderschap had verkregen. Het Hof bevestigde dat de Nederlandse nationaliteit niet kan worden verkregen door gerechtvaardigd vertrouwen. De wetgeving omtrent het Nederlanderschap is duidelijk en de wijzen waarop het Nederlanderschap kan worden verkregen zijn in de Wet op het Nederlanderschap opgesomd. Het Hof concludeerde dat de Gouverneur de aanvraag van de appellant terecht buiten behandeling had gesteld, en dat het hoger beroep ongegrond was. De aangevallen uitspraak werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

HLAR 58180/13
Datum uitspraak: 24 januari 2014
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[Appellant], wonend in Curaçao,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 10 april 2013 in zaak nr. Lar 2012/58180 in het geding tussen:
appellant
en
de Gouverneur van Curaçao.
Procesverloop
Bij beschikking van 29 mei 2012 heeft de Gouverneur een aanvraag van appellant om afgifte van een paspoort buiten behandeling gesteld.
Bij beschikking van 30 augustus 2012 heeft de Gouverneur het door appellant daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 april 2013 heeft het Gerecht het door appellant daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij het Hof ingekomen op 22 mei 2013, hoger beroep ingesteld.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 november 2013 waar appellant, bijgestaan door mr. A.V.G. Rooijer, advocaat, en de Gouverneur, vertegenwoordigd door mr. G.H.E. Camelia, advocaat, zijn verschenen.
Overwegingen
Ingevolge artikel 9 van de Paspoortwet heeft iedere Nederlander, binnen de grenzen bij deze wet bepaald, recht op een nationaal paspoort, geldig voor vijf jaren en voor alle landen.
Ingevolge artikel 26, eerste lid, voor zover thans van belang, is tot het in ontvangst nemen van aanvragen voor afgifte van nationale paspoorten bevoegd:
a. (…)
b. in Curaçao: de Gouverneur.
c. t/m e. (…).
Ingevolge artikel 27, tweede lid, voor zover thans van belang, wordt een aanvraag, ingediend bij de ingevolge artikel 26 bevoegde autoriteit, slechts in behandeling genomen, als aan het bepaalde in dit hoofdstuk is voldaan. De aanvrager wordt van het niet in behandeling nemen terstond verwittigd.
Ingevolge artikel 28, eerste lid, voor zover thans van belang, verschaft de in artikel 26 bedoelde autoriteit zich de nodige zekerheid over de identiteit en de nationaliteit van de aanvrager.
Ingevolge artikel 64 wordt bij landsverordening de mogelijkheid geregeld voorziening te vragen tegen de krachtens deze wet gegeven beschikkingen.
Ingevolge artikel 9, vierde lid, van de Paspoortuitvoeringsregeling Caribische landen wordt, indien onzekerheid blijft bestaan over het Nederlanderschap van de aanvrager, daarnaar een gericht onderzoek ingesteld. Dit onderzoek omvat zoveel mogelijk verificatie van de nationaliteit met behulp van door de aanvrager over te leggen documenten die zijn afgegeven door een bevoegde autoriteit, waaronder zijn geboorteakte, en eventuele andere bewijsstukken.
Ingevolge artikel 50, eerste lid, wordt een aanvraag, waarbij niet is voldaan aan het bepaalde in de artikelen 9 tot en met 49, niet in behandeling genomen.
Appellant betoogt dat het Gerecht heeft miskend dat de beschikking van 30 augustus 2012 in strijd is met het vertrouwensbeginsel, het gelijkheidsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel, nu aan hem twee maal eerder, in 1992 en in 2006, een Nederlands paspoort is afgegeven en hij daaraan het gerechtvaardigd vertrouwen kon ontlenen dat hij Nederlander is. Voorts is het aan die beschikking ten grondslag gelegde onderzoek naar zijn nationaliteit om die reden tardief. Verder heeft het Gerecht miskend dat zijn belangen ten onrechte niet bij die beschikking zijn betrokken, aldus appellant.
Niet in geschil is dat appellant niet door erkenning het Nederlanderschap heeft verkregen. Het Gerecht heeft voorts met juistheid geoordeeld dat de Nederlandse nationaliteit niet kan worden verkregen door gerechtvaardigd vertrouwen dat betrokkene die nationaliteit heeft. De wijzen waarop het Nederlanderschap wordt verkregen, zijn in de Wet op het Nederlanderschap opgesomd. Gewekt vertrouwen behoort daar niet toe. Voorts is niet gesteld dat appellant het Nederlanderschap op andere wijze heeft verkregen. Volgens vaste rechtspraak van het Hof (onder meer uitspraak van 27 november 2006 in zaak nr. 144 HLAR 17/06; ECLI:NL:OGHNAA:2006:BG2063) kunnen beginselen van behoorlijk bestuur een bestuursorgaan niet nopen tot het geven van een beschikking in strijd met enig algemeen verbindend voorschrift. Gelet op artikel 27, tweede lid, van de Paspoortwet, heeft het Gerecht met juistheid geoordeeld dat de Gouverneur de aanvraag van appellant om aan hem een Nederlands paspoort af te geven terecht buiten behandeling heeft gesteld.
Het betoog faalt.
Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
I.
verleent[appellant]
verlofkosteloos te procederen;
II.
bevestigtde aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A. Martines, griffier.
w.g. Drop
voorzitter
w.g. Martines
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2014
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,