In deze zaak heeft de minister van Justitie hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, gedateerd 29 januari 2013, in zaak nr. Lar 2012/55435. De minister heeft in zijn hoger beroep volstaan met het aanvoeren van een algemene grief, zonder de specifieke gronden te vermelden waarop het beroep berust. Dit is in strijd met de vereisten zoals gesteld in artikel 15, vijfde lid, aanhef en onder c, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
De voorzitter van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie heeft de minister in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen, met een termijn die is verlengd tot 10 mei 2013. Echter, de minister heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Gezien het ontbreken van de noodzakelijke gronden voor het hoger beroep, heeft de voorzitter besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, zonder dat er een zitting heeft plaatsgevonden.
De uitspraak is gedaan op 24 januari 2014 en de minister is geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak. De voorzitter, J.Th. Drop, heeft de beslissing in het openbaar uitgesproken, met de griffier, N.A. Martines, aanwezig. De uitspraak benadrukt het belang van het indienen van voldoende gronden bij het instellen van hoger beroep, en de gevolgen van het niet naleven van deze procedurele vereisten.