ECLI:NL:OGHACMB:2014:8

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
11 april 2014
Publicatiedatum
23 april 2014
Zaaknummer
HAR 15/14
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E.M. van der Bunt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding ex artikelen 648 en 649 Sv BES na vrijspraak van moord

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 11 april 2014 een beschikking gegeven op het verzoek van de verzoeker om schadevergoeding. De verzoeker, die in het verleden was veroordeeld voor medeplegen van moord, had een verzoekschrift ingediend voor vergoeding van kosten die hij had gemaakt in het belang van het onderzoek. Het verzoek was ingediend op 30 januari 2014 en betrof een bedrag van primair EUR 96.134,95 of subsidiair US$ 130.134,95. De verzoeker was vertegenwoordigd door zijn advocaten, waaronder mr. P. Dingemanse en mrs. G.G.J. Knoops en C. Knoops-Hamburger.

De behandeling van het verzoek vond plaats in raadkamer op 7 maart 2014, waarbij de fungerend president en de procureur-generaal aanwezig waren. De verzoeker was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vierentwintig jaar, maar was op 14 november 2013 vrijgesproken van de gehele tenlastelegging. Het Hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het verzoek tijdig en op de juiste wijze was ingediend.

De beschikking benadrukt dat de verzoeker recht heeft op een vergoeding voor kosten die zijn gemaakt in het kader van het strafproces, zoals bepaald in de artikelen 648 en 649 van het Wetboek van Strafvordering BES. Het Hof heeft behoefte aan meer informatie over de stand van zaken van de aangevraagde toevoeging voor de schadevergoedingsprocedure. De fungerend president heeft de verzoeker in de gelegenheid gesteld om zich hierover uit te laten en heeft de procureur-generaal gevraagd om te reageren. Tevens is er een suggestie gedaan voor partijen om in onderhandeling te treden over een minnelijke regeling. De beslissing is aangehouden tot verdere behandeling.

Uitspraak

Nummer: HAR 15/14
Uitspraak: 11 april 2014
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Beschikking
op het verzoek ex artikelen 648 en 649 van het Wetboek van Strafvordering BES:
[verzoeker](hierna: de verzoeker),
geboren [datum] 1978 te Bonaire,
wonende te Nederland,
gemachtigden: mr. P. Dingemanse, advocate ingeschreven bij het Hof, en mrs. G.G.J. Knoops en C. Knoops-Hamburger, advocaten in Nederland.

1.Het procesverloop

1.1
De verzoeker heeft ter griffie van het Hof een verzoekschrift, gedateerd 30 januari 2014, met producties ingediend strekkende tot vergoeding ten laste van ’s-Rijks kas voor de noodzakelijk gemaakte kosten in het belang van het onderzoek van primair EUR 96.134,95 plus p.m. dan wel subsidiair US$ 130.134,95, althans een zodanige vergoeding als het Hof in deze bijzondere zaak zal vermenen te behoren, alsmede te bevelen, verkort weergegeven, dat de Staat binnen 14 dagen, althans korte termijn, de bedragen dient te voldoen op de rekening Stichting Knoops Advocaten te Amsterdam.
1.2
Het verzoek is, tegelijkertijd met het verzoek strekkende tot vergoeding van schade als gevolg van de toepassing van strafvorderlijke dwangmiddelen, behandeld in raadkamer van het Hof op 7 maart 2014 in Curaçao, onder voorzitterschap van de fungerend president. Verschenen en gehoord zijn de gemachtigden van de verzoeker en de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans.
1.3
Beschikking is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1
Bij vonnis van 6 juni 2006 is de verzoeker door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba wegens medeplegen van moord, meermalen gepleegd, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig jaren. Bij arrest van de Hoge Raad van 22 mei 2007 is het namens de verzoeker ingestelde cassatieberoep verworpen.
2.2
Op 1 juli 2013 heeft het Hof de op 18 juli 2012 ingediende aanvraag tot herziening wegens, kort gezegd, nova gegrond verklaard en de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van het voormelde vonnis van het Hof van 6 juni 2006 bevolen en de zaak verwezen naar de openbare terechtzitting, opdat de zaak van de verzoeker opnieuw wordt behandeld.
2.3
Bij vonnis van 14 november 2013 heeft het Hof het vonnis van 6 november 2006 vernietigd en de verzoeker vrijgesproken van de gehele tenlastelegging.
2.4
De verzoeker is van 29 augustus 2005 tot 1 juli 2013 gedetineerd geweest.

3.De beoordeling

3.1
Het verzoek is tijdig en op de juiste wijze ingediend zodat de verzoeker daarin kan worden ontvangen.
3.2
Op grond van artikel 648 lid 1 Sv BES kan aan de gewezen verdachte een vergoeding worden toegekend voor de kosten, die ingevolge het Besluit tarief justitiekosten strafzaken bepaalde ten laste van de gewezen verdachte zijn gekomen, voor zover de aanwending van de kosten het belang van het onderzoek heeft gediend. Op grond van artikel 649 lid l Sv BES kan aan de gewezen verdachte een vergoeding worden toegekend voor zijn ten behoeve van het onderzoek en bij de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, berekend op de voet van het Besluit tarief justitiekosten strafzaken Op grond van artikel 649 lid 2 Sv BES kan aan de gewezen verdachte een vergoeding worden toegekend in de kosten van een raadsman. Ingevolge het in de leden 4 van de artikelen 648 en 649 Sv BES bepaalde geschiedt uitbetaling door of vanwege Onze Minister van Financiën (dit is de Minister van Financiën in Nederland). Op voornoemde bepalingen is het verzoek kennelijk gestoeld. Nu in lid 4 van artikel 649 Sv BES lid 5 van artikel 178 Sv BES van overeenkomstige toepassing is verklaard, dienen bij de vaststelling van de schadevergoeding alle omstandigheden in aanmerking te worden genomen.
3.3
Een van deze omstandigheden is de stand van zaken omtrent de aangevraagde toevoeging. In het verzoekschrift is gesteld dat bij de Rijksdienst Caribisch Nederland een verzoek is ingediend om een toevoeging te verkrijgen voor de schadevergoedingsprocedure. Ter gelegenheid van de behandeling in raadkamer is aangevoerd dat tot op dat moment de aanvraag van de verzoeker onbeantwoord is gebleven. De fungerend president heeft er behoefte aan op dit punt nader te worden geïnformeerd. Meer in het bijzonder wenst de fungerend president te vernemen of alsnog een toevoeging is toegekend, en zo ja wat voor vergoeding die behelst. Zo nee, in hoeverre valt te verwachten dat alsnog een toevoeging wordt toegekend en onder welke voorwaarden. De fungerend president zal de verzoeker daarom in de gelegenheid stellen zich bij akte over het voorgaande uit te laten, alsmede over de consequenties van een (niet) toegekende toevoeging voor de verzochte (hoogte van) de te vergoeden kosten van de raadsman en de overige kosten. De procureur-generaal mag daarop bij antwoord-akte reageren.
3.4
Partijen wordt in overweging gegeven om, zoals ter zitting aan de orde gekomen, alsnog in onderhandeling te treden over een minnelijke regeling.
3.5
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden
DE BESLISSING
De fungerend President:
  • stelt de verzoeker in de gelegenheid om zich uiterlijk 9 mei 2014 bij akte, in te dienen ter griffie van het Hof te Bonaire of Curaçao, uit te laten over hetgeen onder r.o. 3.3 is overwogen;
  • stelt de procureur-generaal in de gelegenheid om uiterlijk 6 juni 2014 bij antwoord-akte te reageren, eveneens in te dienen ter griffie van het Hof te Bonaire of Curaçao;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven op 11 april 2014 door mr. E.M. van der Bunt, fungerend President van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en uitgesproken te Curaçao in tegenwoordigheid van de griffier.