In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 11 april 2014 een beschikking gegeven op het verzoek van de verzoeker om schadevergoeding. De verzoeker, die in het verleden was veroordeeld voor medeplegen van moord, had een verzoekschrift ingediend voor vergoeding van kosten die hij had gemaakt in het belang van het onderzoek. Het verzoek was ingediend op 30 januari 2014 en betrof een bedrag van primair EUR 96.134,95 of subsidiair US$ 130.134,95. De verzoeker was vertegenwoordigd door zijn advocaten, waaronder mr. P. Dingemanse en mrs. G.G.J. Knoops en C. Knoops-Hamburger.
De behandeling van het verzoek vond plaats in raadkamer op 7 maart 2014, waarbij de fungerend president en de procureur-generaal aanwezig waren. De verzoeker was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vierentwintig jaar, maar was op 14 november 2013 vrijgesproken van de gehele tenlastelegging. Het Hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het verzoek tijdig en op de juiste wijze was ingediend.
De beschikking benadrukt dat de verzoeker recht heeft op een vergoeding voor kosten die zijn gemaakt in het kader van het strafproces, zoals bepaald in de artikelen 648 en 649 van het Wetboek van Strafvordering BES. Het Hof heeft behoefte aan meer informatie over de stand van zaken van de aangevraagde toevoeging voor de schadevergoedingsprocedure. De fungerend president heeft de verzoeker in de gelegenheid gesteld om zich hierover uit te laten en heeft de procureur-generaal gevraagd om te reageren. Tevens is er een suggestie gedaan voor partijen om in onderhandeling te treden over een minnelijke regeling. De beslissing is aangehouden tot verdere behandeling.