ECLI:NL:OGHACMB:2014:82

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
23 mei 2014
Publicatiedatum
30 januari 2015
Zaaknummer
HLAR 46799/13
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.Th. Drop
  • R.W.L. Loeb
  • P. van Dijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vergunningsverzoek voor 24-uurszorg en tijdelijke ontheffing

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de naamloze vennootschap Pijnkliniek N.V. tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 24 juli 2013. De appellante had een vergunning aangevraagd voor het bieden van 24-uurszorg, maar deze aanvraag was onderworpen aan bepaalde voorschriften. De minister van Gezondheid, Milieu en Natuur had in een eerdere beschikking van 21 december 2010 medegedeeld dat de vergunning zou worden verleend onder het stellen van voorschriften. Appellante maakte bezwaar tegen deze beslissing en stelde beroep in, maar het Gerecht verklaarde haar beroep op 24 juli 2013 niet-ontvankelijk.

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie heeft de zaak behandeld op 8 april 2014. De appellante was vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. A.C. Small, terwijl de minister werd vertegenwoordigd door mr. M.G. Woudstra en mr. N.E. Soon. Het Hof overwoog dat de appellante belang had bij het beroep, ondanks de tijdelijke ontheffing die haar was verleend. Het Hof oordeelde dat het Gerecht ten onrechte had geoordeeld dat appellante niet-ontvankelijk was in haar beroep.

De uitspraak van het Hof op 23 mei 2014 was dat het hoger beroep gegrond was. Het Hof vernietigde de eerdere uitspraak van het Gerecht en verwees de zaak terug naar het Gerecht om de behandeling te hervatten. Tevens werd de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan appellante en het griffierecht werd aan haar terugbetaald. Deze uitspraak benadrukt het belang van het hebben van een ontvankelijkheid in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de belangen van de betrokken partijen.

Uitspraak

HLAR 46799/13
Datum uitspraak: 23 mei 2014
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de naamloze vennootschap […] Pijnkliniek N.V., gevestigd in Curaçao,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 24 juli 2013 in zaak nr. Lar 2011/46799 in het geding tussen:
appellante
en
de minister van Gezondheid, Milieu en Natuur.

Procesverloop

Bij brief van 25 april 2009 heeft appellante het bestuurscollege van het eilandgebied Curaçao verzocht haar vergunning te verlenen voor het bieden van 24-uurszorg.
Bij brief van 21 december 2010 heeft de minister appellante medegedeeld dat haar onder het stellen van voorschriften vergunning zal worden verleend voor het bieden van 24-uurszorg op het gebied van pijnbehandeling.
Tegen deze brief heeft appellante bij brief van 20 januari 2011 bezwaar gemaakt.
Bij brief van 1 februari 2011 heeft appellante tegen de brief van 21 december 2010 beroep ingesteld.
Bij beschikking van 2 februari 2011 heeft de minister het door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en aan haar de bij beschikking van 8 december 2010 voor het bieden van 24-uurszorg op het gebied van pijnbehandeling aan haar verleende vergunning, waaraan de voorschriften zijn verbonden dat zij aan de gestelde kwaliteitseisen voldoet en een protocollair samenwerkingsverband met het SEHOS en de thuiszorgorganisaties aangaat, welk protocol de basis vormt voor de invulling van de door haar in de business case betreffende de nieuwbouw van het SEHOS geleverde zorg, uitgereikt.
Bij uitspraak van 24 juli 2013 heeft het Gerecht het bij brief van 1 februari 2011 door appellante ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellante hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak behandeld ter zitting op 8 april 2014, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. A.C. Small, advocaat, en […], en de minister, vertegenwoordigd door mr. M.G. Woudstra, mr. N.E. Soon, beiden advocaat, […] en […] zijn verschenen
.

Overwegingen

1. Ambtshalve overweegt het Hof als volgt.
1.1.
Bij beschikking van 5 oktober 2011 heeft de minister appellante tijdelijk ontheven van de verplichting om aan het aan de vergunning van 8 december 2010 verbonden voorschrift dat zij een protocollair samenwerkingsverband met het SEHOS en de thuiszorgorganisaties aangaat, welk protocol de basis vormt voor de invulling van de door haar in de business case betreffende de nieuwbouw van het SEHOS geleverde zorg, te voldoen.
1.2.
Appellante heeft tegen de beschikking, waarbij haar vergunning is verleend, beroep ingesteld, omdat daaraan volgens haar ten onrechte het voorschrift is verbonden dat zij een protocollair samenwerkingsverband met het SEHOS en de thuiszorgorganisaties aangaat, welk protocol de basis vormt voor de invulling van de door haar in de business case betreffende de nieuwbouw van het SEHOS geleverde zorg.
Aangezien de bij beschikking van 5 oktober 2011 van dat voorschrift verleende ontheffing tijdelijk van aard is en die, waarbij aan appellante onder het stellen van voorschriften vergunning is verleend, daarbij niet is ingetrokken of gewijzigd, heeft appellante belang bij het door haar tegen die laatste beschikking ingestelde beroep. Gelet hierop, heeft het Gerecht het door appellante bij hem ingestelde beroep ten onrechte niet‑ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van belang daarbij.
2. Ingevolge artikel 78, tweede lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak wordt, wanneer het Gerecht de
niet-ontvankelijkheid heeft uitgesproken en het Hof deze uitspraak vernietigt met een ontvankelijkverklaring, het beroepschrift naar het Gerecht terugverwezen om te worden hervat in de stand, waarin de behandeling zich bevond.
3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Het Hof zal het beroep naar het Gerecht terugwijzen, opdat het de behandeling van de zaak hervat in de stand, waarin deze zich bevond. Het dient de zaak te behandelen en te beslissen met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
4. De minister dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen. Voorts dient aan appellante het griffierecht te worden vergoed.
Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
I.
verklaarthet hoger beroep
gegrond;
II.
vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 24 juli 2013 in zaak nr. Lar 2011/46799;
III.
wijstde zaak naar het Gerecht
terug;
IV.
veroordeeltde minister van Gezondheid, Milieu en Natuur tot vergoeding aan de naamloze vennootschap […] Pijnkliniek N.V. van de bij deze in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van Naf. 1400,00 (zegge: duizend vierhonderd gulden), geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand;
V.
gelastdat het Land Curaçao aan naamloze vennootschap […] Pijnkliniek N.V. het door haar voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van Naf. 300,00 (zegge: driehonderd gulden)
teruggeeft.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. P. van Dijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A. Martines, griffier.
w.g. Drop
voorzitter
w.g. Martines
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2014
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,