ECLI:NL:OGHACMB:2014:83

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
23 mei 2014
Publicatiedatum
30 januari 2015
Zaaknummer
HLAR 47490/13
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.Th. Drop
  • R.W.L. Loeb
  • P. van Dijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek om bestuurlijk rechtsoordeel over vergunningplicht voor zorginstelling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de naamloze vennootschap Pijnkliniek N.V. tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De appellante had op 8 maart 2010 een verzoek ingediend bij het bestuurscollege om te bevestigen dat zij haar zorginstelling van 12-uurszorg naar 24-uurszorg kon uitbreiden zonder dat daarvoor een vergunning vereist was. Het Gerecht verklaarde zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen, waarop appellante hoger beroep instelde. De minister van Gezondheid, Milieu en Natuur, als rechtsopvolger van het bestuurscollege, diende een verweerschrift in. Tijdens de zitting op 8 april 2014 werd de zaak behandeld, waarbij de appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. A.C. Small, en de minister door mr. M.G. Woudstra en mr. N.E. Soon.

Het Hof overwoog dat het verzoek van appellante om een bestuurlijk rechtsoordeel niet gericht was op het creëren van rechtsgevolgen en derhalve niet als een beschikking in de zin van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) kon worden aangemerkt. Het uitblijven van een beslissing op het verzoek werd niet als een weigering om een beschikking te geven beschouwd. Het Hof bevestigde dat appellante, indien zij wenste te vernemen of zij een vergunning nodig had, een vergunning kon aanvragen, en dat het oordeel omtrent de vergunningplicht in een eventuele procedure tegen de beschikking op die aanvraag aan de orde kon komen.

Het Hof concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de aangevallen uitspraak van het Gerecht. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan op 23 mei 2014 door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, onder leiding van voorzitter mr. J.Th. Drop en de leden mr. R.W.L. Loeb en mr. P. van Dijk, in aanwezigheid van griffier mr. N.A. Martines.

Uitspraak

HLAR 47490/13
Datum uitspraak: 23 mei 2014
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de naamloze vennootschap […] Pijnkliniek N.V., gevestigd in Curaçao,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 24 juli 2013 in zaak nr. Lar 2010/222 in het geding tussen:
appellante
en
de minister van Gezondheid, Milieu en Natuur als rechtsopvolger van het bestuurscollege van het Eilandgebied Curaçao.

Procesverloop

Bij brief van 8 maart 2010 heeft appellante het bestuurscollege verzocht als hierna onder 2 vermeld.
Tegen het uitblijven van een beslissing op dat verzoek heeft appellante beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 24 juli 2013 heeft het Gerecht zich onbevoegd verklaard van het aldus ingestelde beroep kennis te nemen.
Tegen deze uitspraak heeft appellante hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak behandeld ter zitting op 8 april 2014, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. A.C. Small, advocaat, en […], en de minister, vertegenwoordigd door mr. M.G. Woudstra, mr. N.E. Soon, beiden advocaat, […] en […] zijn verschenen.
Overwegingen
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) wordt in deze landsverordening onder een beschikking verstaan: een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling die niet van algemene strekking is.
Ingevolge het tweede lid wordt met een beschikking een weigering om een beschikking te geven gelijk gesteld.
Ingevolge het derde lid geldt, wanneer de wettelijk gestelde termijn voor het geven van een beschikking is verstreken zonder dat een beschikking is gegeven of - bij het ontbreken van zulk een termijn - wanneer niet binnen redelijke tijd een beschikking is gegeven, dat als het weigeren van het geven van een beschikking.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, kunnen natuurlijke personen of rechtspersonen, die door een beschikking rechtstreeks in hun belang zijn getroffen, daartegen beroep instellen bij het Gerecht.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder l, van de Landsverordening Zorginstellingen (hierna: de Lzi) wordt onder ziekenhuisvoorziening verstaan: een bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, aangewezen zorginstelling.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, is het, onverminderd uit hoofde van andere wet- of regelgeving vereiste vergunningen, verboden zonder een daartoe strekkende vergunning van het bestuurscollege:
a. een zorginstelling te bouwen, verbouwen of aan te bouwen;
b. een bestaand bouwwerk in gebruik te nemen als zorginstelling;
c. een zorginstelling te exploiteren;
d. wijziging te brengen in de bestemming van een zorginstelling of een onderdeel daarvan;
e. in een zorginstelling medisch onderzoek of behandeling, verpleging of verzorging dan wel daarmee samenhangende prestaties te verrichten of te doen verrichten;
f. medische apparaten aan te schaffen voor een zorginstelling of in een zorginstelling te gebruiken dan wel te doen gebruiken die een nader bij ministeriële beschikking met algemene werking vast te stellen bedrag overschrijden.
Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, wordt een vergunning verleend op een daartoe strekkende aanvraag van de verzoeker.
Bij brief van 8 maart 2010 heeft appellante het bestuurscollege verzocht te bevestigen dat zij de zorg in haar zorginstelling van 12-uurszorg naar 24-uurszorg kan uitbreiden, zonder dat daarvoor vergunning is vereist, omdat artikel 3 van de Lzi niet op haar van toepassing is.
Appellante betoogt dat het Gerecht heeft miskend dat het uitblijven van een beslissing op dat verzoek een voor bezwaar vatbare beschikking is. Het uitblijven van een verklaring dat zij voor het uitbreiden van de zorg in haar zorginstelling van 12-uurszorg naar 24-uurszorg ingevolge artikel 3 van de Lzi niet over een vergunning hoeft te beschikken, dient als een weigering een beschikking te geven te worden aangemerkt, aldus appellante.
3.1.
Het Gerecht heeft met juistheid overwogen dat in de brief van 8 maart 2010 een verzoek om een zogenoemd bestuurlijk rechtsoordeel is neergelegd, nu daarbij om een oordeel van het bestuurscollege over de toepasselijkheid van een publiekrechtelijk voorschrift, waarvan de toepassing tot zijn bevoegdheid hoort, is verzocht. Het Gerecht heeft ook met juistheid overwogen dat een bestuurlijk rechtsoordeel niet op het in het leven roepen van enig rechtsgevolg is gericht en derhalve geen beschikking is in de zin van artikel 3, eerste lid, van de Lar, zodat het uitblijven ervan geen weigering een beschikking te geven in de zin van artikel 3, tweede lid, van de Lar is.
Voorts heeft het Gerecht evenzeer met juistheid overwogen dat zich geen zodanig bijzondere omstandigheden voordoen, dat de weigering in dit geval niettemin voor bezwaar of beroep vatbaar is, nu appellante, indien zij wenst te vernemen of zij voor het uitbreiden van de zorg in haar zorginstelling van 12-uurszorg naar 24-uurszorg ingevolge artikel 3 van de Lzi over een vergunning dient te beschikken, om verlening van zodanige vergunning kan verzoeken. Tegen het aan de beschikking op die aanvraag ten grondslag liggende oordeel omtrent de vergunningplicht kan desgewenst in rechte worden opgekomen. Dat is niet onevenredig bezwarend. Bovendien is aan appellante bij beschikking van 8 december 2010 vergunning verleend voor het uitbreiden van de zorg in haar zorginstelling van 12-uurszorg naar 24-uurszorg. Tegen de uitspraak van het Gerecht in het daartegen door haar ingestelde beroep heeft appellante hoger beroep ingesteld. In die procedure kan het oordeel omtrent de vergunningplicht voor het bieden van
24-uurszorg door haar zorginstelling worden betrokken.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
6.
Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. P. van Dijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A. Martines, griffier.
w.g. Drop
voorzitter
w.g. Martines
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2014
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,