ECLI:NL:OGHACMB:2015:103

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
10 maart 2015
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
AR 58607/12 - H 71/14
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake eigendom en huurrecht van een woning op Curaçao

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [eiser] tegen een eerdere uitspraak van het Gerecht in Eerste Aanleg (GEA) van Curaçao. De zaak betreft de eigendom en huur van een woning gelegen aan [stadsdistrict] [huisnummer] in Curaçao. [Eiser] stelt dat hij de economische eigenaar van de woning is en vordert ontruiming van de woning door [huurster], die daar op basis van een huurovereenkomst verblijft. De procedure is gestart na een vonnis van 2 december 2014, waarin het GEA de vorderingen van [eiser] heeft afgewezen. Het Hof heeft de zaak naar de rol verwezen om [eiser] in de gelegenheid te stellen een akte te nemen. In de beoordeling van de zaak wordt ingegaan op de huurovereenkomst tussen [huurster] en [verhuurder], en de vraag of [eiser] aanspraak kan maken op de huurpenningen die door [huurster] aan [verhuurder] zijn betaald. Het Hof overweegt dat de Curaçaose maatschappelijke opvattingen een rol spelen in de beoordeling van het gebruiksrecht van de woning. Het Hof heeft ook kennisgenomen van een eerdere beschikking van het GEA waarin [huurster] is veroordeeld tot ontruiming van de woning. De zaak is aangehouden voor verdere beoordeling en om partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de relevante overwegingen.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2015 Vonnis no.:
Registratienummer: AR 58607/12 - H 71/14
Uitspraak: 10 maart 2015
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
[EISER],
wonende in Curaçao,
oorspronkelijk eiser,
thans appellant,
gemachtigde: mr. S.H.M. Helder,
tegen
[HUURSTER],
wonende in Curaçao,
beide oorspronkelijk gedaagde,
thans geïntimeerde,
in hoger beroep niet verschenen.
De partijen worden hierna [eiser] en [huurster] genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

Bij vonnis van 2 december 2014 heeft het Hof de zaak naar de rol verwezen om [eiser] in de gelegenheid te stellen een akte te nemen. [eiser] heeft een akte genomen, met een productie, en vonnis gevraagd. De datum van uitspraak daarvan is bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1
Blijkens productie 2 bij inleidend verzoekschrift vermeldt een uittreksel uit de Basisadministratie Persoonsgegevens van Curaçao van 19 september 2012 [stadsdistrict] [huisnummer] als adres waar [huurster] ingeschreven staat. Bij de laatste akte van [eiser] is een uittreksel van 8 december 2014 uit de Basisadministratie Persoonsgegevens overgelegd, waarop hetzelfde adres staat vermeld. Blijkens een exploot dat zich bij de stukken bevindt, is dat het adres waarop
een afschrift van de akte van appel en de memorie van grieven op
23 januari 2014 in de brievenbus is achtergelaten. De betekening is dus correct geschied. Voor de goede orde wijst het Hof erop dat dit vonnis ingevolge
art. 284 Rv wordt beschouwd als op tegenspraak te zijn gewezen.
2.2
Tussen partijen staat het volgende vast.
2.2.1 [
huurster] bewoont de woning aan de [stadsdistrict] [huisnummer] in Curaçao (hierna: de woning), althans zij heeft deze woning bewoond. Zij betaalt hiervoor huur aan [verhuurder] (hierna: [verhuurder]), althans zij heeft in het verleden huur aan hem betaald.
2.2.2
Een geschrift, getiteld "huurovereenkomst", (productie E bij memorie van grieven) vermeldt, zakelijk weergegeven, dat [belanghebbende 1] (hierna: [belanghebbende 1]) als verhuurder de woning met ingang van 2001 voor onbepaalde tijd aan [huurster] verhuurt tegen een huurprijs van NAf 350,00 per maand. Het geschrift is ondertekend door [belanghebbende 1] (zonder enige vermelding dat zij namens iemand anders zou handelen), met bijgeschreven datum 8 januari 2001, en door [huurster].
2.2.3
Een geschrift d.d. 16 maart 2006 (productie 9 bij inleidend verzoekschrift) vermeldt, zakelijk weergegeven, dat [belanghebbende 1] namens [koper] de huurrechten op het perceel met het adres
[stadsdistrict] [huisnummer] bij wijze van inbetalinggeving overdraagt aan [verhuurder].
2.2.4
Een geschrift, getiteld "conveyance of property" d.d. 6 januari 2010 (productie 6 bij inleidend verzoekschrift) vermeldt, zakelijk weergegeven, dat [koper] en [belanghebbende 3] verklaren, onder meer:
"That we cede, convey, transfer the Title/Deed, and give as a present to our nephew, [eiser] (...) the property located at [stadsdistrict] [huisnummer], Curacao, Dutch Antilles."
2.2.5
In een brief van 16 april 2012 aan "[huurster] c.q. huurder/ster woning te [stadsdistrict] [huisnummer]" heeft de advocaat mr. M. Peelen namens [eiser] gesteld dat [eiser] sedert 6 januari 2010 de eigenaar is van het onroerend goed gelegen te [stadsdistrict] [huisnummer].
Bij brief van 5 juni 2012 aan [huurster] heeft deze advocaat namens [eiser] aanspraak gemaakt op betaling van NAf 10.150,00, wegens sedert
6 januari 2010 achterstallige huur, en een sommatie tot ontruiming van de woning uitgebracht (producties 7 en 12 bij inleidend verzoekschrift).
2.3
Bij inleidend verzoekschrift heeft [eiser] gevorderd, zakelijk weergegeven:
a. verklaring voor recht dat [eiser] econonomisch eigenaar, althans de rechtmatige beheerder c.q. eigenaar van de woning is;
b. bevel tot ontruiming van de woning;
c. veroordeling tot betaling van NAf 11.900,00 aan achterstallige huur, te vermeerderen met rente;
d. veroordeling tot betaling van NAf 350,00 per maand gedurende welke [huurster] vanaf 1 november 2012 in de woning mocht verblijven, te vermeerderen met rente,
althans beslissingen zoals in goede justitie te bepalen, kosten rechtens, met bepaling dat over de kosten rente verschuldigd zal zijn.
Het GEA heeft de vorderingen afgewezen. Daartegen is het hoger beroep gericht. Het Hof begrijpt dat [eiser] in hoger beroep zijn vorderingen ongewijzigd heeft gehandhaafd.
2.4
Het GEA heeft onder meer overwogen dat [eiser] geen partij is bij
"de tussen [verhuurder] en [huurster] gesloten huurovereenkomst". Ook indien [verhuurder] niet bevoegd was de woning te verhuren, valt nog niet in te zien op grond waarvan [eiser] aanspraak zou kunnen maken op de huurpenningen. Dat geldt met name de huurpenningen die door [huurster] in het verleden, naar het GEA aanneemt te goeder trouw, aan [verhuurder] zijn voldaan, aldus het GEA. Grief 4, die het Hof als eerste zal behandelen, keert zich hiertegen.
2.5
Rekening moet worden gehouden met Curaçaose maatschappelijke opvattingen die meebrengen dat degene die grond huurt en/of bebouwt in sommige gevallen een gebruiksrecht op de bebouwing verkrijgt dat derden (in beginsel) dienen te respecteren. Een dergelijk gebruiksrecht kan het recht omvatten om een woning te verhuren. De Curaçaose maatschappelijke opvattingen houden ook in dat een dergelijk gebruiksrecht in beginsel aan een ander kan worden overgedragen en dat derden dan het gebruiksrecht van die ander (in beginsel) dienen te respecteren.
2.6
De hiervoor omschreven Curaçaose maatschappelijke opvattingen laten onverlet dat indien en voor zover [huurster] in de periode sinds 6 januari 2010 huur aan [verhuurder] heeft betaald, zij ingevolge art. 6:34 lid 1 BW aan [eiser] kan tegenwerpen dat zij bevrijdend heeft betaald, indien zij op redelijke gronden heeft aangenomen dat zij aan [verhuurder] moest betalen.
[eiser] heeft niets gesteld op grond waarvan zou kunnen worden aangenomen dat [huurster] reeds voor de ontvangst van de hiervoor in rov. 2.2.5 bedoelde brieven reden had om te betwijfelen dat zij de huur aan [verhuurder] moest betalen. Hoe geoordeeld moet worden over de situatie na de ontvangst van die brieven, staat nog te bezien. De brieven vermelden weliswaar de stelling dat [eiser] sinds 6 januari 2010 de eigenaar is geworden van het onroerend goed gelegen te [stadsdistrict] [huisnummer], maar zij vermelden niet waar deze stelling op berust. Letterlijk genomen is de stelling in elk geval niet juist. [eiser] stelt immers in dit geding niet dat hij de woning en de grond in volle eigendom heeft, maar hij claimt rechten op grond van economische eigendom en/of gebruiksrechten als hiervoor in rov. 2.5 bedoeld. Bovendien moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat [verhuurder] ook na april 2012 en juni 2012 tegenover [huurster] aanspraak is blijven maken op huur; dat hij deze aanspraak onderbouwde met argumenten (mogelijkerwijs gebaseerd op het hiervoor in rov. 2.2.3 genoemde geschrift); en dat [huurster] op redelijke gronden heeft aangenomen dat [verhuurder] in zijn recht stond.
2.7
Het is het Hof ambtshalve bekend dat het GEA bij beschikking van
30 december 2014, zaaknummer EJ 71198/2014, in een procedure tussen [huurster] en [belanghebbende 2] (die zich vanaf november 2012 heeft opgeworpen als verhuurster van de woning, als beweerdelijk rechtsopvolgster van [verhuurder]) [huurster] (die in die procedure werd bijgestaan door de advocaat mr. S.P. Osepa) heeft veroordeeld om het perceel [stadsdistrict] [huisnummer] uiterlijk per 1 april 2015 te ontruimen, onder bepaling dat deze veroordeling onder omstandigheden ook eerder ten uitvoer mag worden gelegd. Dit roept de vraag op in hoeverre [eiser] nog belang heeft bij zijn vordering tot ontruiming.
De beschikking noemt een huurachterstand van ten minste NAf 9.000,00.
Dit roept de vraag op vanaf wanneer [huurster] een betalingsachterstand heeft doen ontstaan, en met name of zij in april en/of juni 2012 een betalingsachterstand had.
2.8
Het Hof zal de zaak naar de rol verwijzen om partijen in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over de hiervoor onder rov. 2.5 tot en met 2.7 gegeven overwegingen. Het Hof zal de griffier opdragen om opnieuw een recent uittreksel uit de Basisadministratie Persoonsgegevens van Curaçao met betrekking tot het adres van [huurster] op te vragen en de deurwaarder opdragen dit vonnis vervolgens aan [huurster] te betekenen.
2.9
Over de grieven 1 tot en met 3 houdt het Hof ieder oordeel aan. Ook overigens houdt het Hof iedere verdere beslissing aan.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
draagt de griffier op om uiterlijk op 24 maart 2015 bij de Basisadministratie Persoonsgegevens van Curaçao een recent uittreksel op te vragen met betrekking tot het adres van Julia [huurster]-Valdez Franco;
draagt de deurwaarder op om uiterlijk op 7 april 2015 dit vonnis te betekenen aan [huurster];
verwijst de zaak naar de rol van 21 april 2015 van het Hof op Curaçao om [eiser] in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over de hiervoor onder rov. 2.5 tot en met 2.7 gegeven overwegingen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, F.J. Lourens en V.P. Maria, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao,
Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 10 maart 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.