ECLI:NL:OGHACMB:2015:104

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
20 oktober 2015
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
AR 58607/12 - H 71/14
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake eigendom en huurrecht van een woning op huurgrond in Curaçao

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [eiser] tegen [huurster] met betrekking tot de eigendom en huur van een woning op huurgrond in Curaçao. De zaak is eerder behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg, dat op 10 maart 2015 de zaak naar de rol verwees. In het hoger beroep heeft [eiser] gevorderd dat het Hof zou verklaren dat hij economisch eigenaar is van de woning, dat er een bevel tot ontruiming van de woning zou worden gegeven, en dat [huurster] zou worden veroordeeld tot betaling van achterstallige huur en een maandelijkse huurprijs. Het Hof heeft de vorderingen van [eiser] beoordeeld en geconcludeerd dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij het gebruiksrecht op de woning heeft verkregen. Het Hof heeft vastgesteld dat de vorderingen van [eiser] tegen [huurster] terecht zijn afgewezen, en heeft het vonnis van het Gerecht in Eerste Aanleg bevestigd. Tevens is [eiser] veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2015 Vonnis no.:
Registratienummer: AR 58607/12 - H 71/14
Uitspraak: 20 oktober 2015
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
[EISER],
wonende in Curaçao,
oorspronkelijk eiser,
thans appellant,
gemachtigde: mr. S.H.M. Helder,
tegen
[HUURSTER],
wonende in Curaçao,
beide oorspronkelijk gedaagde,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. A.W.P. Eustatius.
De partijen worden hierna [eiser] en [huurster] genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

Bij vonnis van 10 maart 2015 heeft het Hof de zaak naar de rol verwezen. [eiser] heeft een akte genomen. [huurster] is alsnog bij gemachtigde verschenen en heeft een antwoordakte genomen. Vonnis is gevraagd en bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1 [
eiser] heeft gevorderd, zakelijk weergegeven:
a. verklaring voor recht dat [eiser] economisch eigenaar, althans de rechtmatige beheerder c.q. eigenaar van de woning is;
b. bevel tot ontruiming van de woning;
c. veroordeling tot betaling van NAf 11.900,00 aan achterstallige huur, te vermeerderen met rente;
d. veroordeling tot betaling van NAf 350,00 per maand gedurende welke [huurster] vanaf 1 november 2012 in de woning mocht verblijven, te vermeerderen met rente,
althans beslissingen zoals in goede justitie te bepalen, kosten rechtens, met bepaling dat over de kosten rente verschuldigd zal zijn.
2.2
Op de gronden als vermeld in rov. 2.5.1-2.6.4 en rov. 2.7.5 van het in deze zaak gewezen vonnis van 2 december 2014 is het Hof van oordeel dat het GEA vordering a terecht heeft afgewezen, ook voor zover die vordering tegen [huurster] is gericht.
2.3
Met betrekking tot de vorderingen b, c en d overweegt het Hof als volgt. Zoals het Hof in rov. 2.7.3 van zijn vonnis van 2 december 2014 heeft overwogen, bestaat de mogelijkheid dat [koper] ingevolge een transactie in 1995 met [verkoper] een gebruiksrecht op de woning heeft verkregen, inclusief een recht om de woning te verhuren, en dat [eiser] dat recht in 2010 van [koper] heeft overgedragen gekregen. Of dat daadwerkelijk zo is, hangt onder meer af van de vraag wie ten tijde van de bouw van de woning en/of in oktober 1995 de grond in eigendom had, wat de toenmalige grondeigenaar wist en vond van de bouw van de woning en/of van de transactie tussen [koper] en [verkoper] in oktober 1995.
2.4 [
eiser] heeft het hiervoor bedoelde gebruiksrecht aan zijn vordering op [huurster] ten grondslag gelegd. [huurster] heeft in eerste aanleg betwist dat van enig gebruiksrecht van [eiser] sprake is (en zij heeft deze betwisting in hoger beroep uiteindelijk herhaald). Gelet hierop lag het op de weg van [eiser] om feiten te stellen waaruit, indien bewezen, kan worden afgeleid dat hij daadwerkelijk het gestelde gebruiksrecht heeft verkregen. Nu dat niet in voldoende mate is gebeurd, heeft hij niet aan zijn stelplicht voldaan. Daar komt bij dat [eiser] in hoger beroep heeft volstaan met een algemeen bewijsaanbod. Dat bewijsaanbod is onvoldoende specifiek. Het is in dit geding dus niet komen vast te staan dat [eiser] het door hem gepretendeerde gebruiksrecht daadwerkelijk heeft verkregen. Dit brengt mee dat zijn vorderingen b, c en d tegen Poulina terecht zijn afgewezen, zodat het vonnis van het GEA ook in zoverre moet worden bevestigd.
2.5 [
eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
bevestigt het vonnis van beroep voor zover tussen [eiser] en [huurster] gewezen;
veroordeelt [eiser] in de kosten van dit hoger beroep, voor zover tegen [huurster] gericht, aan de zijde van [huurster] gevallen en tot op heden begroot op NAf. 1.700,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, T.A.M. Tijhuis en
H.J. Fehmers, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 20 oktober 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.