ECLI:NL:OGHACMB:2015:30

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
9 oktober 2015
Publicatiedatum
30 november 2015
Zaaknummer
HLAR 72136/14
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen goedkeuring verkavelingsplan door de minister van Verkeer, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister van Verkeer, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De uitspraak van 15 september 2014 verklaarde het beroep van de naamloze vennootschap Dynaman Enterprises N.V. gegrond en vernietigde de goedkeuring van het verkavelingsplan 'Mary’s Fancy Estate' door de minister. Het Hof overweegt dat het goedkeuringsbesluit van de minister van 14 december 2012, gewijzigd op 9 april 2013, geen beschikking is in de zin van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) en dat het Gerecht niet bevoegd was om van het beroep kennis te nemen. Het Hof oordeelt dat het hoger beroep gegrond is en vernietigt de uitspraak van het Gerecht. Het Hof verklaart het Gerecht onbevoegd om van het beroep kennis te nemen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak van het Hof is gedaan op 9 oktober 2015.

Uitspraak

HLAR 72136/14
Datum uitspraak: 9 oktober 2015
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van hoger beroep van:
de minister van Verkeer, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten van 15 september 2014 in de zaken nrs. Lar 007/2013 en Lar 69/2013 in het geding tussen:
de naamloze vennootschap Dynaman Enterprises N.V.
en
de minister.

Procesverloop

Bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, van 23 december 2003 heeft het bestuurscollege van het eilandgebied Sint Maarten (hierna: het bestuurscollege) het verkavelingsplan “Mary’s Fancy Estate” goedgekeurd.
Bij besluit van 14 december 2012, gewijzigd bij dat van 9 april 2013, heeft de minister, als rechtsopvolger van de eilandsraad van het eilandgebied Sint Maarten, het door Dynaman daartegen bij de eilandsraad ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verkavelingsplan gewijzigd goedgekeurd.
Bij uitspraak van 15 september 2014 heeft het Gerecht het door Dynaman daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, die beslissingen vernietigd en de minister opgedragen binnen drie maanden opnieuw op het door Dynaman bij de eilandsraad ingestelde beroep te beslissen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld.
Dynaman heeft een verweerschrift ingediend.
De minister en Dynaman hebben elk nadere stukken ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 en op 26 augustus 2015, waar de minister, vertegenwoordigd door T.A.H. Sommers, werkzaam in dienst van het land, bijgestaan door mr. A.A. Kraaijeveld, advocaat, en Dynaman, vertegenwoordigd door haar statutair directeur […], bijgestaan door mr. G.R. Bergman, advocaat, zijn verschenen.
Overwegingen
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) wordt in deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen onder beschikking verstaan: een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling die niet van algemene strekking is.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, voor zover thans van belang, kunnen natuurlijke of rechtspersonen, die door een beschikking rechtstreeks in hun belang zijn getroffen, daartegen beroep instellen bij het Gerecht.
Ingevolge artikel 7 van de Bouw- en woningverordening (hierna: de BWV) is het verboden een gebouw op te richten, voor een gedeelte te vernieuwen of als eigenaar te laten oprichten of voor een gedeelte te laten vernieuwen:
a. zonder inachtneming van de voorschriften, gesteld bij of krachtens deze verordening;
b. zonder bouwvergunning, tenzij artikel 10 of §5 van deze verordening van toepassing is;
c. in afwijking van het bepaalde in de bouwvergunning, behoudens nadere goedkeuring.
Ingevolge artikel 22 is een beslissing tot het verlenen van voorwaardelijke bouwvergunning of tot gehele of gedeeltelijke weigering steeds met redenen omkleed en kan slechts gegrond zijn op een of meer van de volgende omstandigheden:
1º t/m 6º (…);
7º dat het bouwplan in strijd is met de bestemmingsvoorschriften van een ontwikkelingsplan, dan wel de voorschriften behorende bij een goedgekeurd verkavelingsplan waarin de bij de aanvraag betrokken grond is begrepen;
8º (…).
Ingevolge artikel 21 van de Landsverordening ruimtelijke ontwikkelingsplanning Sint Maarten (hierna: de Lrop), zoals deze bepaling gold tot 8 januari 2012, geldt gedurende een periode van ten hoogste achttien jaar na de inwerkingtreding van de eilandsverordening ruimtelijke ontwikkelingsplanning St. Maarten voor gebieden, waarvoor geen voorbereidingsbesluit, als bedoeld in artikel 16 is genomen of waarvoor geen ontwerp-ontwikkelingsplan ter inzage is gelegd, dan wel een ontwikkelingsplan is vastgesteld, een overgangsregeling voor het verkavelen van grond overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 22 tot en met 28.
Ingevolge artikel 22, eerste lid mag het verkavelen van grond uitsluitend geschieden overeenkomstig een door het Bestuurscollege goedgekeurd verkavelingsplan.
Ingevolge het tweede lid is verkavelen verplicht, alvorens tot het bebouwen van gronden met twee of meer gebouwen kan worden overgegaan.
Ingevolge artikel 23, eerste lid, moet het verkavelingsplan in een of meer kaarten op de meest geschikte schaal, alsmede in een toelichtende beschrijving, in ieder geval een uitgewerkt beeld geven van:
a. de begrenzing;
b. de geografische gesteldheid;
c. de kavelindeling;
d. de bebouwing;
e. de gevelrooilijnen;
f. de wegen;
g. de leidingen c.q. de leidingstroken;
h. de voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
i. de nutsvoorzieningen.
Ingevolge artikel 24, eerste lid, voor zover thans van belang, beslist het Bestuurscollege binnen zestig dagen, nadat het ontwerp-verkavelingsplan is ingediend.
Ingevolge artikel 25, onthoudt het Bestuurscollege in ieder geval zijn goedkeuring aan het ontwerp-verkavelingsplan, indien:
a. het te verkavelen terrein wegens zijn natuurlijke gesteldheid of wegens zijn vorm of afmetingen ongeschikt is voor de daarop voorgenomen bebouwing, mede rekening houdend met het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het betreffende en het omringende gebied;
b. de voorgenomen bebouwing uit een oogpunt van het algemeen belang ernstig bezwaar zou opleveren wegens onvoldoende aansluiting aan bestaande bebouwing of wegens het ontbreken van de noodzakelijke openbare voorzieningen, terwijl daarin redelijkerwijs niet op korte termijn of slechts tegen onevenredige kosten is voorzien.
Ingevolge artikel 26, eerste lid, is het Bestuurscollege bevoegd de nodige aanvullingen op en wijzigingen van het ontwerp-verkavelingsplan te verlangen en aan de goedkeuring voorwaarden te verbinden in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling. Bij niet aanbrengen van deze aanvullingen en wijzigingen kan het Bestuurscollege aan het ontwerp-verkavelingsplan zijn goedkeuring onthouden.
Ingevolge artikel 27, eerste lid, geschiedt de goedkeuring van het verkavelingsplan bij Eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen. Indien tegen het plan conform artikel 23, zesde lid, bezwaar is ingediend, wordt de goedkeuring met redenen omkleed.
Ingevolge het tweede lid wordt bij goedkeuring van een verkavelingsplan een door de secretaris van het Eilandgebied gewaarmerkt exemplaar aan de aanvrager toegezonden.
Ingevolge het derde lid ligt het goedgekeurde verkavelingsplan gedurende dertig dagen op het bestuurskantoor voor een ieder ter inzage. Ingevolge het vierde lid wordt de terinzagelegging bekend gemaakt op de in artikel 4, tweede lid, aangegeven wijze.
Ingevolge het vijfde lid kunnen tegen het besluit van het Bestuurscollege de aanvrager, alsmede belanghebbenden die conform artikel 23, zesde lid, bezwaren hebben ingediend, binnen de in het derde lid genoemde termijn van dertig dagen bij de Eilandsraad beroep instellen. Artikel 12, negende en tiende lid, is van overeenkomstige toepassing.
Ingevolge artikel 28 zijn ten aanzien van de herziening van een verkavelingsplan de bepalingen uit dit hoofdstuk van overeenkomstige toepassing.
2. Ambtshalve overweegt het Hof als volgt. Gezien de omvang van het gebied, waarop het verkavelingsplan betrekking heeft, alsmede de omstandigheid dat in dit plan bestemmingen, met algemeen verbindende bestemmingsvoorschriften, zijn vastgesteld voor in dat plan begrepen gronden, is de Eilandsverordening, inhoudende de goedkeuring van het verkavelingsplan “Mary’s Fancy Estate” met bestemmingsvoorschriften voor het desbetreffende gebied, een besluit van algemene strekking. Het besluit van de minister van 14 december 2012, gewijzigd bij dat van 9 april 2013, deelt in dat karakter. Dat besluit is dan ook geen beschikking in de zin van artikel 3, eerste lid, van de Lar, waartegen ingevolge artikel 7, eerste lid, beroep kan worden ingesteld. Ook overigens voorziet geen wettelijke bepaling in de mogelijkheid van beroep op het Gerecht tegen de goedkeuring van een verkavelingsplan. Gelet hierop, was het Gerecht niet bevoegd om van het bij hem ingestelde beroep kennis te nemen.
3. Voorts is het besluit van de minister van 14 december 2012, gewijzigd bij besluit van 9 april 2013, onbevoegd genomen, nu de wettelijke grondslag daarvoor, zoals vervat in de artikelen 22 tot en met 28 van de Lrop, voorafgaand aan het nemen van die besluiten, te weten per 8 januari 2012, is komen te vervallen en daarvoor anderszins evenmin een grondslag bestond. Dat brengt met zich dat het verkavelingsplan, zoals door het bestuurscollege bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, van 23 december 2003 goedgekeurd, in stand is gebleven. Voor zover Dynaman zich heeft beroepen op een brief van het bestuurscollege van 25 januari 2006, welke door het Gerecht bij vonnis van 21 mei 2013, AR 90/2010, nr. 139, is aangemerkt als een zogenoemde bevoegdhedenovereenkomst, geeft dat geen grond voor een ander oordeel, reeds omdat de ruimtelijke ordening zich naar haar aard niet bij overeenkomst laat regelen, doch slechts en alleen door toepassing van de desbetreffende wettelijke bevoegdheden.
Verder kan ingevolge artikel 22, aanhef en onder 7º, van de BWV voor bouwplannen, voorzien in het gebied dat het verkavelingsplan omvat, slechts bouwvergunningen worden verleend, indien deze niet in strijd met dat plan zijn. Voor zover in dat gebied gebouwen zijn opgericht, zonder dat daarvoor een bouwvergunning is verleend, kan daartegen ingevolge artikel 7 van de BWV handhavend worden opgetreden.
4. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van het Gerecht dient te worden vernietigd. Doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, zal het Hof het Gerecht onbevoegd verklaren om van het beroep kennis te nemen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
I.
verklaarthet hoger beroep gegrond;
II.
vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, van 15 september 2014 in de zaken nrs. Lar 007/2013 en Lar 69/2013;
III.
verklaarthet Gerecht
onbevoegdvan de in die zaken tegen de beslissing van de minister van Verkeer, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur van 14 december 2012, gewijzigd bij beslissing van 9 april 2013, bij hem ingestelde beroep kennis te nemen;
IV.
verstaatdat de griffier aan de minister het door hem voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van NAf 300,00 (zegge: driehonderd gulden) terugbetaalt.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. van der Poel, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.B. de Haseth, griffier.
w.g. Van der Poel w.g. De Haseth
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2015
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,