Uitspraak
[GEÏNTIMEERDE 1],
[GEÏNTIMEERDE 2],
[GEÏNTIMEERDE 3],
[GEÏNTIMEERDE 4],
[GEÏNTIMEERDE 5],
[GEÏNTIMEERDE 6]
[GEÏNTIMEERDE 7],
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de vonnissen van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarbij de overeenkomsten tot investering in het pretpark Aruba Fun City zijn ontbonden. [Appellant] heeft in hoger beroep zes grieven ingediend tegen het vonnis van 21 oktober 2015, waarin hij verzoekt om vernietiging van het vonnis en afwijzing van de vorderingen van [geïntimeerde 1] c.s. De procedure begon met een akte van appel op 1 december 2015, gevolgd door een memorie van grieven van [appellant] op 12 januari 2016. [Geïntimeerde 1] c.s. hebben de grieven bestreden en incidenteel appel ingesteld, waarbij zij hun eis hebben vermeerderd. De zaak draait om de vraag of [appellant] tekort is geschoten in zijn verplichtingen uit de overeenkomsten en of hij de ontvangen investeringen correct heeft aangewend voor de ontwikkeling van het pretpark. Het Hof heeft vastgesteld dat [appellant] in elk geval tot op zekere hoogte aan zijn verplichtingen heeft voldaan, maar dat [geïntimeerde 1] c.s. bewijs moeten leveren van hun stellingen. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere akten.