ECLI:NL:OGHACMB:2016:15
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- E.A. Saleh
- G.C.C. Lewin
- S. Verheijen
- Rechtspraak.nl
Bezoldiging van een bestuurder van een overheids-NV en de vaststelling van een gebruikelijke of redelijke bezoldiging
In deze zaak gaat het om de bezoldiging van een bestuurder van een overheids-NV, in dit geval [geïntimeerde], die in hoger beroep is gekomen tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De procedure begon met een akte van appel op 24 juni 2014, waarbij het Land Sint Maarten en Postal Services St. Maarten N.V. (PSS) in hoger beroep kwamen van een eerder vonnis. In het hoger beroep hebben zij twaalf grieven aangevoerd, met als doel het vonnis te vernietigen en de vorderingen van [geïntimeerde] af te wijzen. [geïntimeerde] heeft in zijn memorie van antwoord ook een incidenteel appel ingesteld en twee grieven aangevoerd tegen het vonnis.
De kern van de zaak betreft de vraag of er een overeengekomen bezoldiging was voor [geïntimeerde] en, bij gebreke daarvan, wat een gebruikelijke of redelijke bezoldiging zou zijn. Het Hof heeft vastgesteld dat er geen wilsovereenstemming was over de bezoldiging en dat de raad van commissarissen en de algemene vergadering van aandeelhouders niet eenzijdig de bezoldiging konden vaststellen op een lager bedrag dan waarmee de bestuurder akkoord ging. Het Hof heeft geoordeeld dat bij gebreke van een overeengekomen bezoldiging, een gebruikelijke of redelijke bezoldiging moet worden vastgesteld, waarbij rekening moet worden gehouden met de bezoldigingen van andere bestuurders van overheids-NV's.
Het Hof heeft de vordering van [geïntimeerde] niet geheel toegewezen, maar heeft wel een uitgangspunt vastgesteld voor de bezoldiging. De zaak is naar de rol verwezen voor verdere behandeling, waarbij partijen in de gelegenheid worden gesteld om hun standpunten over de toewijsbaarheid van de vorderingen te verduidelijken. Het Hof heeft ook geoordeeld dat de schorsing van [geïntimeerde] niet automatisch leidt tot een schadevergoeding wegens aantasting van de eer en goede naam, en dat de vordering tot vergoeding van NAf 5.000,00 ten onrechte was toegewezen. De zaak is dus nog niet definitief beslist, en verdere stappen zijn nodig om tot een einduitspraak te komen.