ECLI:NL:OGHACMB:2016:16

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
4 maart 2016
Publicatiedatum
3 mei 2016
Zaaknummer
AR 67/13 - ghis 76394 - H 369/15
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van incidenteel appel na verval principaal appel in civiele procedure

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat door [appellant] is ingesteld tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, uitgesproken op 6 mei 2014. [Appellant] heeft op 27 mei 2014 een akte van appel ingediend, maar de betaling van de griffierechten vond pas op 9 juli 2014 plaats, wat één dag te laat was. Hierdoor is het principaal appel vervallen volgens artikel 270 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

[Geïntimeerde] heeft in haar memorie van antwoord een beroep gedaan op het verval van het principaal appel en heeft zelf een incidenteel appel ingesteld. Het Hof oordeelt dat de omstandigheid dat het principaal appel is vervallen, niet in de weg staat aan de ontvankelijkheid van het incidenteel appel. Echter, omdat het incidenteel appel was ingesteld onder de voorwaarde dat het principaal appel niet vervallen was, kan het Hof niet overgaan tot de beoordeling van het incidenteel appel.

Ten overvloede merkt het Hof op dat, zelfs als het incidenteel appel beoordeeld zou worden, het geen kans van slagen zou hebben. Het Hof bevestigt de beslissing van het Gerecht in eerste aanleg met betrekking tot de proceskosten. Uiteindelijk wordt [appellant] veroordeeld in de kosten van het principaal appel, terwijl de proceskostenveroordeling in het voorwaardelijk incidenteel appel achterwege blijft.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2016 Vonnis no.:
Registratienummer: AR 67/13 - ghis 76394 - H 369/15
Uitspraak: 4 maart 2016
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
[appellant],
wonende in Sint Maarten,
oorspronkelijk gedaagde, eiser in voorwaardelijke reconventie,
appellant in het principaal appel,
geïntimeerde in het voorwaardelijk incidenteel appel,
gemachtigde: Joan Berkel,
tegen
[geïntimeerde]
wonende in Sint Maarten,
oorspronkelijk eiseres in conventie, verweerster in
voorwaardelijke reconventie,
thans geïntimeerde in het principaal appel,
appellante in het incidenteel appel,
gemachtigde: E.J. Maduro.
De partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij akte van appel van 27 mei 2014 is [appellant] in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 6 mei 2014 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (verder: GEA).
1.2
Bij op 9 juli 2014 ingekomen memorie van grieven, met producties, heeft [appellant] twee grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en [geïntimeerde] zal veroordelen om met [appellant] in onderhandeling te treden en – voorwaardelijk – voor recht zal verklaren dat [appellant] door verjaring eigenaar is geworden van de in het proces bedoelde strook grond.
1.3
Bij memorie heeft [geïntimeerde] de grieven van [appellant] bestreden en zelf een grief tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe, primair, dat het Hof het appel van [appellant] vervallen verklaart en de doorhaling ervan gelast, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het appel, en subsidiair, dat het Hof het bestreden vonnis vernietigt voor zover daarbij in conventie de proceskosten zijn gecompenseerd, [appellant] alsnog in die proceskosten veroordeelt, en het bestreden vonnis voor het overige bevestigt, met veroordeling van [appellant] in het principaal appel en het incidenteel appel, uitvoerbaar bij voorraad.
1.4
Een memorie van antwoord in het voorwaardelijk incidenteel appel is niet ontvangen.
1.5
Op de daarvoor nader bepaalde dag hebben partijen pleitnotities overgelegd. Vonnis is gevraagd en bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
Volgens de aantekeningen op de akte van appel en de memorie van grieven is de akte van appel op 27 mei 2014 ingediend en zijn de griffierechten
op 9 juli 2014 betaald. Die betaling is één dag te laat, met als gevolg dat het principaal appel ingevolge art. 270 lid 5 Rv is vervallen.
Onder omstandigheden kan dit anders zijn. Nu [geïntimeerde] bij memorie van antwoord een beroep heeft gedaan op art. 270 lid 5 Rv en [appellant] bij pleitnota in hoger beroep slechts heeft aangevoerd dat hij inmiddels aan het vonnis heeft voldaan en zich voor de rest aan het oordeel van het Hof refereert, gaat het Hof ervan uit dat zich bedoelde omstandigheden niet voordoen en zal het Hof dus verstaan dat het principaal appel is vervallen.
2.2
Anders dan (de gemachtigde van) [geïntimeerde] misschien veronderstelt, staat
de omstandigheid dat een principaal appel op grond van art. 270 lid 5 Rv vervalt, niet in de weg aan ontvankelijkheid van een incidenteel appel (vergelijk voor incidenteel cassatieberoep: HR 18 februari 1994, NJ 1994/606 (Zoontjens/Kijlstra)). Nu het onderhavige incidenteel appel is ingesteld onder de voorwaarde dat het principaal appel niet is vervallen en die voorwaarde niet is vervuld, komt het Hof niet toe aan beoordeling van het incidenteel appel.
2.3
Ten overvloede overweegt het Hof dat het incidenteel appel geen succes zou hebben gehad. Indien [geïntimeerde] [appellant] in 2006-2007 op de in het proces bedoelde kwestie heeft aangesproken, doet dat er niet aan af dat het inleidend verzoekschrift van 14 mei 2013 beschouwd kan worden als "rauwelijks" ingediend, met als mogelijk gevolg dat de proceskosten worden gecompenseerd. Het Hof verenigt zich met de beslissing van het GEA daaromtrent.
2.4 [
appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het principaal appel. Een proceskostenveroordeling in het voorwaardelijk incidenteel appel kan achterwege blijven.

B E S L I S S I N G

Het Hof:
verstaat dat het principaal appel is vervallen;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het principaal appel, aan de zijde van [geïntimeerde] gevallen en tot op heden begroot op NAf 249,50 aan verschotten en NAf 5.100,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, G.C.C. Lewin en F.V.L.M. Wannyn, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 4 maart 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.