ECLI:NL:OGHACMB:2016:181

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
7 december 2016
Publicatiedatum
29 augustus 2017
Zaaknummer
HLAR 79833/16 en 79834/16
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de afwijzing van een bouwvergunning en de fictieve afwijzende beschikkingen op bezwaarschriften

In deze zaak gaat het om hoger beroep van appellanten tegen de uitspraken van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, die betrekking hebben op de afwijzing van een bouwvergunning en de fictieve afwijzende beschikkingen op hun bezwaarschriften. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikkingen van 22 mei 2015, waarbij zijn aanvraag voor een bouwvergunning werd afgewezen en hij werd gelast om een gebouw te verwijderen. Het Gerecht heeft in eerdere uitspraken de bezwaarschriften van appellanten gegrond verklaard, maar de minister heeft nagelaten om tijdig op de bezwaarschriften te beslissen, wat gelijkgesteld wordt met een afwijzing. Appellanten hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraken, waarbij zij aanvoeren dat het Gerecht ten onrechte geen uitspraak heeft gedaan op hun beroepen.

Het Hof heeft de zaak behandeld op 14 oktober 2016, waar beide partijen vertegenwoordigd waren door hun advocaten. Het Hof oordeelt dat het Gerecht inderdaad ten onrechte geen uitspraak heeft gedaan op de beroepen van appellant en dat de fictieve afwijzende beschikkingen vernietigd moeten worden. Het Hof verklaart het hoger beroep van appellant gegrond en vernietigt de eerdere uitspraken van het Gerecht, waarbij het Hof de minister opdraagt om binnen vier weken na de uitspraak beschikkingen te nemen op de ingediende bezwaarschriften. Het hoger beroep van appellante wordt ongegrond verklaard, en de minister wordt veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan appellant.

De uitspraak is gedaan door een collegiaal Hof, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 7 december 2016. De proceskosten worden vastgesteld op Afl. 2.800,-- voor rechtsbijstand, en het griffierecht van Afl. 100,-- wordt vergoed aan appellant.

Uitspraak

HLAR 79833/16 en 79834/16
Datum uitspraak: 7 december 2016
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. gevestigd in Aruba,
appellante, en
2. […], wonend in Aruba, appellant,
(hierna gezamenlijk: appellanten)
tegen de onderscheiden uitspraken van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 20 juni 2016 in zaken nrs. 2638 en 2639 van 2015 in de gedingen tussen:
appellante
en
de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie.
Procesverloop
Bij onderscheiden beschikkingen van 22 mei 2015 heeft de minister een aanvraag van appellant om verlening van een bouwvergunning afgewezen en appellant gelast om het gebouwde restaurant te J.E. Irausquin Boulevard 382-A binnen zes maanden na dagtekening van de beschikking op kosten van appellant te doen wegnemen.
Appellanten hebben tegen deze beschikkingen bezwaarschriften ingediend.
Appellanten hebben tegen het uitblijven van beschikkingen op hun bezwaarschriften, dat op de voet van artikel 9, tweede lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak wordt gelijkgesteld met afwijzende beschikkingen, beroep ingesteld.
Bij onderscheiden uitspraken van 20 juni 2016 heeft het Gerecht de door appellante ingestelde beroepen gegrond verklaard, de fictieve afwijzende beschikkingen op de door appellante ingediende bezwaarschriften vernietigd en bepaald dat de minister binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraken een reële beslissing op de door appellante ingediende bezwaarschriften moet nemen.
Tegen deze uitspraken hebben appellanten hoger beroep ingesteld.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 oktober 2016, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. E.R. Zeppenfelt, advocaat, en de minister, vertegenwoordigd door mr. V.M. Emerencia, werkzaam bij de Dienst Wetgeving en Juridische Zaken, zijn verschenen.
Overwegingen
Appellant klaagt dat het Gerecht ten onrechte geen uitspraak heeft gedaan op de door hem ingestelde beroepen en ten onrechte de fictieve afwijzende beschikkingen op zijn bezwaarschriften niet heeft vernietigd.
1.1. In de bezwaar- en beroepschriften is vermeld dat appellant bezwaar heeft gemaakt en beroep heeft ingesteld 'pro se en in de hoedanigheid van directeur van [appellante]'. Hieruit blijkt dat appellant ook op persoonlijke titel bezwaar heeft gemaakt tegen de onderscheiden beschikkingen van 22 mei 2015 en beroep heeft ingesteld tegen de fictieve afwijzende beschikkingen op de door hem ingediende bezwaarschriften. Het Gerecht heeft ten onrechte geen uitspraak gedaan op de door appellant ingestelde beroepen.
De klacht slaagt.
2. Appellanten klagen ten onrechte dat het Gerecht de directeur van de Dienst Openbare Werken ten onrechte niet heeft aangemerkt als verweerder in beroep, nu de onderscheiden beschikkingen van 22 mei 2015 door hem zijn genomen. In de beschikking waarbij de aanvraag om verlening van de bouwvergunning is afgewezen, is vermeld dat de minister heeft besloten de bouwvergunning te weigeren. In de beschikking waarbij de last is opgelegd is vermeld dat de minister ingevolge de Bouw- en woningverordening bevoegd is op kosten van appellant het gebouwde te doen wegnemen. Voorts is deze beschikking namens de minister ondertekend. Hieruit blijkt dat de onderscheiden beschikkingen door de minister zijn genomen. Dat de beschikkingen zijn ondertekend door de directeur van Dienst Openbare Werken betekent onder deze omstandigheden niet dat de beschikkingen door die directeur zijn genomen en hij daarom op de bezwaarschriften had moeten beslissen.
Deze klacht faalt.
3. Voorts vermelden appellanten in de onderscheiden hogerberoepschriften dat al hetgeen in bezwaar en beroep is aangevoerd als herhaald en ingelast moeten worden beschouwd. Het is aan appellanten om in hun hogerberoepschriften te vermelden waarom zij zich niet kunnen vinden in de aangevallen uitspraken. Het in algemene zin herhalen en inlassen van al hetgeen in bezwaar en beroep is aangevoerd biedt geen grond voor het oordeel dat de aangevallen uitspraken onjuist zijn. Derhalve ziet het Hof hierin geen aanleiding om die uitspraken te vernietigen.
4. Het hoger beroep van appellant is gegrond. De aangevallen uitspraken moeten worden vernietigd, voor zover het Gerecht daarbij heeft nagelaten op de door appellant ingestelde beroepen te beslissen. Doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, zal het Hof de beroepen van appellant gegrond verklaren, de fictieve afwijzende beschikkingen op zijn bezwaarschriften vernietigen en bepalen dat de minister binnen vier weken na verzending van deze uitspraak beschikkingen dient te nemen op de door appellant ingediende bezwaarschriften.
5. Het hoger beroep van appellante is ongegrond.
6. De minister dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
7.
Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
I.
verklaarthet hoger beroep van de [appellante]
ongegrond;
II.
verklaarthet hoger beroep van [appellant]
gegrond;
III.
vernietigtde uitspraken van het Gerecht van in eerste aanleg van Aruba van 20 juni 2016 in zaken nrs. 2638 en 2639 van 2015, voor zover het Gerecht daarbij heeft nagelaten op de door [appellant] ingestelde beroepen te beslissen;
IV.
verklaartde in die zaken door [appellant] ingestelde beroepen
gegrond;
V.
vernietigtde fictieve afwijzende beschikkingen op de door [appellant] ingediende bezwaarschriften;
VI.
bepaaltdat de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie binnen vier weken na verzending van deze uitspraak beschikkingen neemt op de door [appellant] ingediende bezwaarschriften;
VII.
veroordeeltde minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van Afl. 2.800,-- (zegge: twee duizend achthonderd gulden), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VIII.
gelastdat de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie aan […] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van Afl. 100,-- (zegge: honderd gulden) voor de behandeling van het beroep en hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. van der Poel, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. J.E.M. Polak, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, griffier.
w.g. Van der Poel
voorzitter
w.g. Beerse
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 december 2016
Verzonden: 7 december 2016