ECLI:NL:OGHACMB:2016:201

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
10 november 2016
Publicatiedatum
28 november 2018
Zaaknummer
500.0026715 en H 88/2016
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor gewapende overval en vuurwapenbezit in Curaçao

Op 10 november 2016 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de veroordeling van de verdachte voor een gewapende overval en vuurwapenbezit. De verdachte was eerder door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf. De procureur-generaal had in hoger beroep een gevangenisstraf van 5 jaren geëist. De zaak betrof een overval op een bakkerij op 6 augustus 2015, waarbij de verdachte en een medeverdachte een vuurwapen gebruikten om de aangeefster, werkzaam bij de bakkerij, te dwingen tot afgifte van een tas met geld en persoonlijke bezittingen. Het Hof oordeelde dat de eerdere veroordeling niet in stand kon blijven, omdat het tot een andere bewezenverklaring en straf kwam. Het Hof achtte de verdachte wettig en overtuigend schuldig aan afpersing en vuurwapenbezit, en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 jaren op. Het Hof weegt daarbij de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd mee, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en werd niet als first offender beschouwd. De op te leggen straf werd gegrond op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Vuurwapenverordening.

Uitspraak

Strafzaken over 2016 | AV
Datum uitspraak: 10 november 2016
Zaaknummer: H 88/2016
Parketnummer: 500.00267/15
Tegenspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE

van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
S T R A F V O N N I S
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 8 juni 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[naam van de verdachte],

geboren op [een datum in het jaar] 1990 in Curaçao,
wonende in Curaçao, [adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
Procesgang en onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 20 november 2015, 12 februari 2016 en 8 juni 2016, zoals daarvan blijkt uit de processen-verbaal van die terechtzittingen, alsmede van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 20 oktober 2016 in Curaçao.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. M.L.A. Angela, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw, mr. dr. T.F. Smeulders, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, behoudens ten aanzien van de opgelegde straf en - in zoverre opnieuw rechtdoende - de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde en het onder 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, en daarnaast tot een taakstraf, bestaande uit een leerstraf, voor de duur van 25 uren, subsidiair 12 dagen vervangende hechtenis.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
1. primair
dat hij op of omstreeks 6 augustus 2015, althans in of omstreeks de maand augustus 2015, in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (hand)tas, inhoudende een geldbedrag van ongeveer NAF 14.600 en/of een mobiele telefoon (merk [merk telefoon]) en/of een portemonnee en/of een ID bewijs en/of svb kaart en/of rijbewijs en/of bankpas en/of een zak inhoudende documenten en/of een sleutel van een motorvoertuig (merk [merk en type auto]), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [A] en/of [B] en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s), hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zichzelf en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [A] heeft gedwongen tot afgifte van een (hand)tas, inhoudende een geldbedrag van ongeveer NAF 14.600 en/of mobiele telefoon (merk [merk telefoon]) en/of een portemonnee en/of een ID bewijs en/of svb kaart en/of rijbewijs en/of bankpas (allen op naam van [A]) en/of een zak inhoudende documenten en/of een sleutel van een motorvoertuig (merk [merk en type auto]) in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [A] en/of [B] en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2], in elk geval aan anderen of een ander dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit:
  • een of meerdere vuurwapen(s), althans (een) soortgelijk(e) voor bedreiging of afdreiging geschikt voorwerp(en), tonen aan die [A] en/of gericht houden op die [A] en/of
  • met dat vuurwapen (hard) slaan op het raam van het motorvoertuig waarin die [A] op dat moment zat en/of vervolgens de deur van het motorvoertuig openen en/of
  • op agressieve en/of dreigende toon tegen die [A] te zeggen: “Nami e kos di konjo ey” (vertaling: kom op schiet op. Geef mij dat ding af), althans woorden van gelijke strekking;
(artikel 2:291 lid 1/2/3 jo 2:294 lid 1/3 Wetboek van Strafrecht)
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht leiden, subsidiair:
dat hij op of omstreeks 6 augustus 2015, althans in of omstreeks de maand augustus 2015, in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een (hand)tas, inhoudende een geldbedrag van ongeveer NAF 14.600 en/of mobiele telefoon (merk [merk telefoon]) en/of een portemonnee en/of een ID bewijs en/of svb kaart en/of rijbewijs en/of bankpas (allen op naam van [A]) en/of een zak inhoudende documenten en/of een sleutel van een motorvoertuig (merk [merk en type auto]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die eerdergenoemde goederen wist of begreep, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(artikel 2:397-1a/399-1a Wetboek van Strafrecht)
2.
dat hij op of omstreeks 6 augustus 2015, althans in of omstreeks de maand augustus 2015, in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen voorhanden heeft gehad één of meer vuurwapen(s), in elk geval (een) soortgelijk(e) voor bedreiging of afdreiging geschikt(e) voorwerp(en), in de zin van de Vuurwapenverordening 1930.
(artikel 3 jo 11 van de Vuurwapenverordening 1930)
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof tot een andere bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde en tot een andere straf komt dan de eerste rechter.
Bewezenverklaring
Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande:
1.
dat hij op
of omstreeks6 augustus 2015
, althans in of omstreeks de maand augustus 2015, in Curaçao,tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (hand)tas, inhoudende een geldbedrag van ongeveer NAF 14.600 en/of een mobiele telefoon (merk [merk telefoon]) en/of een portemonnee en/of een ID bewijs en/of svb kaart en/of rijbewijs en/of bankpas en/of een zak inhoudende documenten en/of een sleutel van een motorvoertuig (merk [merk en type auto]), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [A] en/of [B] en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s), hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zichzelf en/of
(een
)ander
(en)wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld [A] heeft gedwongen tot afgifte van een
(hand)tas, inhoudende een geldbedrag van
NAf 14.000,--, toebehorende aan [bedrijf 1], en een geldbedrag van ongeveer NAf 600,--en
/ofeenmobiele telefoon (merk [merk telefoon]) en
/ofeen portemonnee en
/ofeen
ID-bewijsen
/ofSVB-kaarten
/ofeenrijbewijs en
/ofeenbankpas
(allen op naam van [A])en
/ofeen zak inhoudende documenten en
/ofeen sleutel van een motorvoertuig (merk [merk en type auto])
in elk geval enig(e) goed(eren),
geheel of ten deletoebehorende aan [A]
en/of [B] en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2], in elk geval aan anderen of een ander dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld bestond
(en)uit:
  • een
  • met dat vuurwapen
  • op agressieve en/of dreigende toontegen die [A]
    tezeggen: “Nami e kos di konjo ey” (vertaling:
    Kom op schiet op. Geef mij dat ding af
    )
    , althans woorden van gelijke strekking;
2.
dat hij op
of omstreeks6 augustus 2015
, althans in of omstreeks de maand augustus 2015,in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleenvoorhanden heeft gehad één
of meervuurwapen
(s), in elk geval (een) soortgelijk(e) voor bedreiging of afdreiging geschikt(e) voorwerp(en),in de zin van de Vuurwapenverordening 1930.
Hetgeen meer of anders ten laste is gelegd is niet bewezen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen [1]
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.
Op donderdag 6 augustus 2015 heeft [A] aangifte gedaan van beroving. Bij gelegenheid van deze aangifte heeft zij het volgende verklaard:
“Ik werk voor het bedrijf [bedrijf 1]. Heden omstreeks 12:50 uur kwam ik bij [bedrijf 2, een bakkerij] te [adres 1] (het Hof: in Curaçao). […] Ik heb mijn auto binnen op het erf […] geparkeerd. […] Ik ging naar boven bij de eigenaar van voornoemde zaak. Ik kwam het geld innen. De eigenaar had het geld al klaar. Ik moest het geld […] tellen. Ik heb 130 x NAf 100,00 […], 8 x rollen van NAf 50,00 […], 20 x NAf 25,00 […], 10 x NAf 10,00 […]. Toen ik klaar was, heb ik het geld in mijn blauw gelakte damestas gestopt. Ik liep naar mijn auto. Ik stapte in mijn auto, startte mijn auto en begon achteruit te rijden. Ik zag in mijn achteruitkijkspiegel een scooter snel aan komen rijden. Er kwam een onbekende man die met een vuurwapen op […] het raam sloeg. Ik schrok en hield mijn handen op mijn hoofd en ik keek naar beneden.
Dader 1 (het Hof: de onbekende man met het vuurwapen) opende […] het portier […] en zei tegen mij: “Nami e kos di konjo ey”, vertaling: “Kom op schiet op. Geef mij dat stront ding af.” Ik greep mijn blauwe tas […] en gaf de dader de tas en bedekte mijn hoofd weer met mijn handen en keek naar beneden. Daarna had de dader het portier weer dichtgemaakt. […] Toen ik het geluid van de scooter hoorde wegrijden, reed ik weer met mijn auto de binnenplaats van de [bedrijf 2] op. […]
Ik heb daarna zelf de politie opgebeld.
Weggenomen is: een blauwe tas inhoudende: NAf 14.000,00 van het bedrijf en persoonlijk had ik nog ongeveer NAf 600,00, een […] mobiele telefoon van het merk [merk telefoon] […], een […] portemonnee, een identiteitsbewijs, een SVB-kaart, een rijbewijs, een bankpasje […], een klein doorzichtig zakje met een hoeveelheid munten van NAf 2,50, een kartonnen […] zak met verschillende documenten, een autosleutel van mijn personenauto van het merk [merk] type [type] […].
Omschrijving van dader 1. Signalement: Man, helm op hoofd met iets roods, donkere huidskleur, Papiaments accent. Kleding: Jeansbroek, blauw T-shirt. […] Wapen: Nikkelkleurig vuurwapen.” [2]
2.
De beroving is vastgelegd door beveiligingscamera’s, die bij de zaak [bedrijf 2] zijn geïnstalleerd. Verbalisant [verbalisant 1] heeft de beelden opgeslagen, daarvan screenshots gemaakt en het volgende gerelateerd:
“Op de videobeelden is onder andere te zien:
- dat […] twee daders op een […] scooter vanuit de oostelijke richting komen aanrijden;
- dat beide daders een helm droegen;
- dat de […] scooter niet voorzien is van een kuip;
- dat de dader die als bestuurder van de […] scooter optrad, een donkerblauw/ zwartkleurige helm droeg;
- dat de rechterknie van de dader die als bestuurder optrad, voorzien is van een wit steriel gaas;
- dat de dader die als passagier van de […] scooter optrad, een rood/witkleurige helm droeg en een zwart klein tasje om zijn nek had;
- dat […] de dader met de rood/witkleurige helm van de […] scooter stapt en de beroving pleegt;
- dat de dader met de rood/witkleurige helm in het bezit is van een vuurwapen, model revolver;
- dat de dader met de rood/witkleurige helm, onder bedreiging (het Hof: door middel van bedreiging), een blauwe damestas […] wegneemt, hierna weer op de […] scooter stapte en beide vandaar in de oostelijke richting wegvluchten.” [3]
Het Hof stelt, aan de hand van de screenshots die de verbalisant heeft gemaakt, vast dat de daders op 6 augustus 2015 om 13:04:19 uur, bij de ingang van de [bedrijf 2] arriveerden en dat zij daar om 13:04:41 uur weer vertrokken. [4]
3.
Op 6 augustus 2015, omstreeks 13:10 uur, heeft de centrale meldkamer van de politie de melding van de beroving per algemeen bericht doorgegeven. De meldkamer liet daarbij weten dat de daders met de scooter [wijk 1] waren binnengereden. De verbalisanten [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hebben zich vervolgens richting [wijk 1], [wijk 2], [wijk 3] en omgeving begeven. Zij hebben over hun bevindingen het volgende gerelateerd:
“Na een onderzoek in de omgeving van [wijk 3] troffen wij, verbalisanten, in een woning […] in aanbouw […] een scooter zonder kenteken […], zonder kuip en een witte stoel, waarvan de motor nog warm was, […] aan. Naast voormelde scooter troffen wij, verbalisanten, een blauwe vrouwentas, twee helmen […] en een bedrag geld aan. […] Op het erf […] van bedoelde woning troffen wij, verbalisanten, los geld […] en twee portemonnees aan. […] Verder werd […] steriel gaas met vers bloed aangetroffen. […]
Vervolgens stelden, wij, verbalisanten, een verder onderzoek in, in de omgeving van [wijk 3] […]. Op de [weg] zagen wij, verbalisanten, een goud gelakte [auto] […] met twee manspersonen met volle vaart uit de zijweg vanuit [wijk 3] de [weg] oprijden in de richting van [wijk 2]. De […] personenauto werd […] gestopt om een controle te verrichten […]. De bestuurder en de mede-inzittende […] gaven op te zijn genaamd: [naam van medeverdachte] […] en [naam van de verdachte], geboren op [een datum in het jaar] 1990. Wij, verbalisanten, zagen dat beide mannen zich erg nerveus gedroegen en dat de man [medeverdachte] een frisse (het Hof: verse) verwonding aan zijn rechterknie had. […] In verband met […] de signalementen werden de mannen […] door ons […] omstreeks 13:45 uur ter plaatse […] aangehouden.” [5]
4.
Op 6 augustus 2015, omstreeks 15:00 uur, werd een huiszoeking verricht in de woning van medeverdachte [medeverdachte]. Verbalisant [verbalisant 2] heeft daarover het volgende gerelateerd:
“De woning te [adres] werd omstreeks 15:05 uur binnengetreden.[…] De zus van de hoofdbewoonster […] verklaarde spontaan dat haar neef, genaamd [medeverdachte], in slaapkamer 3 slaapt. […] In kamer 3 (het Hof: slaapkamer 3) werd in een grijze prullenbak aangetroffen een aantal steriele gazen met vers bloed en een zwarte schoudertas inhoudende: […] 124 bankbiljetten van NAf 100,--, […] 20 bankbiljetten van NAf 25,-- […] en 6 rollen inhoudende 50 munten van NAf 1,--.” [6]
5.
Op 6 augustus 2015, omstreeks 18:00 uur, werden de goederen, die waren aangetroffen in de woning in aanbouw en de woning van medeverdachte [medeverdachte], getoond aan aangeefster [A]. Zij heeft daarop de volgende verklaring afgelegd:
“Ik herken de blauwe damestas en inhoud ervan als mijn goederen. […] Ik herken ook de grote som geld als het geld dat ik had opgehaald bij de [bedrijf 2] […]. Ik herken deze som geld aan de rollen munten en de verschillende bankbiljetten. […] Tevens herken ik de beide helmen als de […] helmen die de daders droegen. De rood/witkleurige helm droeg de dader die mij heeft beroofd […]. Verder herken ik de kleine zwarte tas als de […] tas die de dader met de rood/witte helm om zijn nek droeg.” [7]
6.
De blauw/zwartkleurige helm, die op 6 augustus 2015 in de woning in aanbouw werd aangetroffen, is veiliggesteld en in beslag genomen onder Sporen Identificatie Nummer (hierna: SIN) AABE7496NL. Het met bloed besmeurde gaas, dat bij die woning is aangetroffen, werd eveneens veiliggesteld; dat werd in beslag genomen onder SIN AABE7498NL. [8]
7.
Het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) heeft naar deze sporen een DNA-onderzoek uitgevoerd. De binnenzijde van de motorhelm met SIN AABE7496NL werd ter hoogte van het voorhoofd, de wangen en de kind bemonsterd op mogelijk celmateriaal van diegene(n) die de helm gedragen heeft of hebben. Die bemonstering is als AABE7496NL#01 veiliggesteld. Verder werd een deel van het bloed, waarmee het verbandgaas met SIN AABE7498NL was doordrenkt, bemonsterd. Die bemonstering is als AABE7498NL#01 veiliggesteld. De resultaten, de interpretatie en conclusie van het onderzoek zijn - voor zover van belang - als volgt weergegeven in het NFI-rapport, dat door de deskundige dr. J.H.A. Nagel is opgemaakt:
SIN
Beschrijving DNA-profiel
Matchkans DNA-profiel
AABE7496NL#01
(helm)
DNA-profiel van een man
- verdachte [medeverdachte]
Kleiner dan 1 op 1 miljard
AABE7498NL#01
(bloed op gaas)
DNA-profiel van een man
- verdachte [medeverdachte]
Kleiner dan 1 op 1 miljard [9]
Het Hof merkt daarbij op dat de berekende matchkans (kleiner dan 1 op 1 miljard) betekent dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig ander gekozen persoon met het van de bemonsteringen verkregen DNA-profiel matcht, kleiner is dan één op één miljard.
8.
De verdachte was bij zijn aanhouding in het bezit van een mobiele telefoon. Verbalisant [verbalisant 1] heeft die telefoon op 7 augustus 2015 uitgelezen en heeft daarbij een WhatsApp-gesprek aangetroffen dat de dag ervoor - aldus op de dag van de beroving - is gevoerd met een persoon genaamd “[bijnaam broer van verdachte]”. De verbalisant heeft over dat gesprek het volgende gerelateerd:
“Opvallend […] was:
- dat […] “[bijnaam broer van verdachte]” aan [de gebruiker van de telefoon van de verdachte] vraagt waar hij is;
- dat [de gebruiker van de telefoon van de verdachte] tegen “[bijnaam broer van verdachte]” zegt dat ze nog daar beneden zijn;
- dat “[bijnaam broer van verdachte]” tegen [de gebruiker van de telefoon van de verdachte] zegt dat hij drie auto’s zag;
- dat [de gebruiker van de telefoon van de telefoon van de verdachte] tegen “[bijnaam broer van verdachte]” zegt dat hij ze niet ziet;
- dat “[bijnaam broer van verdachte]” tegen [de gebruiker van de telefoon van de verdachte] zegt dat ze naar de woning van “[bijnaam medeverdachte]” zijn gegaan;
- dat [de gebruiker van de telefoon van de verdachte] tegen “[bijnaam broer van verdachte]” zegt dat de mensen hier in de omgeving zijn, (het Hof: dat hij zich schuil houdt) en dat hij niet kan praten;
- dat “[bijnaam broer van verdachte]” aan [de gebruiker van de telefoon van de verdachte] vraagt of ze het geld hebben gevonden;
- dat [de gebruiker van de telefoon van de verdachte] tegen “[bijnaam broer van verdachte]” zegt dat hij dat niet weet, (het Hof: dat hij zich schuil houdt) en dat er veel politie is;
- dat “[bijnaam broer van verdachte]” aan [de gebruiker van de telefoon van de verdachte] vraagt of hij niet degene was die het geld nam;
- dat [de gebruiker van de telefoon van de verdachte] tegen “[bijnaam broer van verdachte]” zegt dat hij het geld aan “[bijnaam medeverdachte]” gaf;
- dat “[bijnaam broer van verdachte]” aan [de gebruiker van de telefoon van de verdachte] vraagt of “[bijnaam medeverdachte]” deze naar huis heeft gebracht; […]
- dat “[bijnaam broer van verdachte]” tegen [de gebruiker van de telefoon van de verdachte] zegt dat hij echt hoopt dat ze het geld niet gaan vinden.
Verder bleek uit dit WhatsApp-gesprek dat “[bijnaam broer van verdachte]” het aansluitingsnummer [telefoonnummer] in gebruik heeft.” [10]
9.
De getuige [B], die naar eigen zeggen bevriend is met zowel de verdachte als medeverdachte [medeverdachte], heeft ten overstaan van de politie onder meer het volgende verklaard:
“Met “[bijnaam medeverdachte]” wordt bedoeld: [medeverdachte]. [bijnaam medeverdachte] is zijn bijnaam. […] [Naam van de verdachte] (het Hof: de verdachte) […] heeft nog een broer genaamd [voornaam broer van verdachte]. De bijnaam van de broer is “[bijnaam broer van verdachte]”. […] [Bijnaam broer van verdachte] werkt bij de bakkerij alwaar de beroving plaats had gevonden. Aldus die ene bakkerij in de woonwijk van Gato.” [11]
10.
Naar aanleiding van deze verklaring heeft verbalisant [verbalisant 1] een bezoek gebracht aan de zaak [bedrijf 2] om te achterhalen of daar inderdaad een persoon genaamd [broer van verdachte] werkt. Hij heeft over zijn bevindingen als volgt gerelateerd:
“Aldaar werd ik […] te woord gestaan door de eigenaar van bedoelde zaak, genaamd “[C]”. [C] verklaarde […] dat inderdaad […] een jongen genaamd voor hem werkt. […] De volledige [naam] van deze [broer van verdachte] bleek […] te zijn: [broer van verdachte]. […] Verder verklaarde [C] […] dat […] [broer van verdachte] het aansluitingsnummer [telefoonnummer] in gebruik heeft.” [12]
11.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep over het hiervoor weergegeven WhatsApp-gesprek onder meer het volgende verklaard:
“Mij wordt het WhatsApp-gesprek met een persoon genaamd “[bijnaam broer van verdachte]” voorgehouden. Mij wordt voorgehouden dat de eerste rechter dit gesprek voor het bewijs heeft gebruikt.
Mij wordt gevraagd of ik daarover wil verklaren. Dat WhatsApp-gesprek heb ik met mijn broer gevoerd. […] Mij wordt gevraagd wanneer ik dat WhatsApp-gesprek heb gevoerd. Ik heb dat kort voor de aanhouding gevoerd. Dat was misschien zo’n 10 minuten voor de aanhouding. […] “[Bijnaam medeverdachte]” is [medeverdachte].” [13]
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte integraal van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte heeft ontkend dat hij betrokken is geweest bij de gewapende overval op aangeefster [A], terwijl het tegendeel niet op overtuigende wijze is aangetoond door de resultaten van het politieonderzoek. De raadsvrouw heeft er in dat verband op gewezen dat de verdachte noch door aangeefster noch door andere getuigen als een van de daders is herkend, dat de resultaten van het DNA-onderzoek niet in zijn richting wijzen en dat de inhoud van het WhatsApp-gesprek in de ogen van de verdediging niet aan de overval is te relateren.
Het Hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de overval is gepleegd door twee mannen, die samen met één scooter om 13:04:19 uur ter plaatse zijn gekomen en alweer om 13:04:41 uur op dezelfde wijze zijn vertrokken in de richting van [wijk 1]. Nadat de melding van deze overval omstreeks 13:10 uur was doorgegeven, heeft de politie zich begeven in de richting van [wijk 1], [wijk 2], [wijk 3] en omgeving. In de omgeving van [wijk 3] werden de scooter, de helmen van de daders, de tas van aangeefster, een portemonnee, geld en een met bloed besmeurd verbandgaas aangetroffen. De politie zag vervolgens een auto die met volle vaart uit de richting van [wijk 3] kwam gereden. In die auto bleken de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] te zitten. Zij zijn allebei omstreeks 13:45 uur aangehouden.
Dat medeverdachte [medeverdachte] een van de twee daders van de overval is geweest, blijkt evident uit de resultaten van het DNA-onderzoek. Zijn DNA-profiel matcht namelijk niet alleen met het DNA-profiel dat is verkregen van de bemonstering van de helm die door de bestuurder van de scooter is gedragen, maar ook met het DNA-profiel dat van de bemonstering is verkregen van het bloed op het verbandgaas - verbandgaas dat soortgelijk is aan het verbandgaas dat de bestuurder van de scooter om zijn knie had verbonden. Naar het oordeel van het Hof kan daaruit worden afgeleid dat medeverdachte [medeverdachte] de dader is geweest die de scooter heeft bestuurd.
Het Hof stelt, aan de hand van het vorenstaande, vast dat de verdachte kort (circa 40 minuten) na de overval in het bijzijn was van een dader van die overval, terwijl hij samen met die dader uit de richting kwam gereden van de plaats waar de scooter en een deel van de buit even daarvoor was aangetroffen.
Daar komt bij dat uit het WhatsApp-gesprek dat de verdachte kort voor zijn aanhouding heeft gevoerd met zijn broer, die destijds in de bakkerij werkte waar de overval heeft plaatsgevonden, kan worden afgeleid dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] aan het schuilen waren voor de politie, dat de verdachte het buitgemaakte geld aan medeverdachte [medeverdachte] had gegeven en dat de broer van de verdachte hoopte dat de politie dat geld niet zou vinden.
Aan de verklaringen die de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep voor de inhoud van dit WhatsApp-gesprek heeft gegeven, hecht het Hof geen geloof. Zijn verklaring was dat dit gesprek over geld ging dat hij zijn broer schuldig was. Hij had zijn broer naar zijn zeggen al een maand niet meer gesproken vanwege een ruzie en daarom wilde zijn broer het geld via medeverdachte [medeverdachte] innen; omdat zijn broer medeverdachte [medeverdachte] niet te pakken kreeg, heeft hij de verdachte via WhatsApp benaderd. Nadat daarop werd doorgevraagd, verklaarde de verdachte voorts dat hij zijn telefoon eerst aan medeverdachte [medeverdachte] had uitgeleend, zodat deze met zijn broer kon spreken, om vervolgens de telefoon over te nemen en het gesprek met zijn broer voort te zetten toen medeverdachte [medeverdachte] uit de auto was gestapt om zijn SVB-kaart te pakken voor een bezoek aan de polikliniek. Nog daargelaten dat deze verklaringen op het Hof bepaald niet authentiek zijn overgekomen, stelt het Hof vast dat die verklaringen evenmin aannemelijk zijn te achten. Die verklaringen sluiten immers niet aan bij de inhoud van het WhatsApp-gesprek, in welk gesprek zowel aan het begin als het eind wordt gesproken over en derhalve niet met “[bijnaam medeverdachte]” (medeverdachte [medeverdachte]).
Het Hof is tot de conclusie gekomen dat de verdachte voor de voor hem belastende omstandigheden geen redelijke, de redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven. Daarom acht het Hof bewezen dat de verdachte degene is geweest die tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] de overval heeft gepleegd, zoals bewezen is verklaard.
Bijgevolg wordt het verweer verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:294, eerste en derde lid, juncto artikel 2:289, aanhef en onder a, en artikel 2:291, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 3, eerste lid, juncto artikel 1, aanhef en onder 1°, van de Vuurwapenverordening 1930 en artikel 1:123, eerste lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafrecht, en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Vuurwapenverordening 1930. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Medeplegen van overtreding van artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening 1930.
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
Oplegging van straf
Bewezen is verklaard dat de verdachte zich samen met een ander heeft schuldig gemaakt aan een gewapende overval en aan vuurwapenbezit.
Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, en daarnaast tot een taakstraf, bestaande uit een leerstraf, voor de duur van 25 uren, subsidiair 12 dagen vervangende hechtenis.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft, bij wijze van een subsidiair standpunt, verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en hulpverlening door de reclassering mogelijk te maken.
Het Hof overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Naar het oordeel van het Hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Daarbij wordt opgemerkt dat in het geval van een atrako/overval, waarbij sprake is geweest van bedreiging met een vuurwapen, in het algemeen een langdurige gevangenisstraf aangewezen is. Dat geldt, gelet op de aard en de ernst van dit strafbare feit, ook voor zogenaamde first offenders.
Uit de strafkaart van het openbaar ministerie d.d. 8 juni 2016 volgt dat de verdachte niet als zo’n first offender is te beschouwen. Het Hof stelt bovendien vast dat de verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor het bewezen verklaarde.
Van zijn persoonlijke omstandigheden gaat naar het oordeel van het Hof geen strafverminderende werking uit.
Het Hof is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat in het geval van de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren passend en geboden is. Het Hof ziet geen aanleiding om een gedeelte daarvan voorwaardelijk op te leggen, zoals het Gerecht in eerste aanleg heeft gedaan. Het Hof volgt het Gerecht in eerste aanleg evenmin in haar veroordeling tot een taakstraf, reeds omdat dit bij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meer dan 6 maanden wettelijk gezien niet mogelijk is (artikel 1:11, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht).
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:62, 1:136 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao en doet opnieuw recht als volgt;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen verklaard, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. D. Radder, S.A. Carmelia en T.E. van der Spoel, leden van het Hof, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 10 november 2016.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar dossierpagina’s houdende ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, opgenomen in het doorgenummerde politiedossier van het Korps Politie Curaçao (Recherche Informatie Dienst, Divisie Centrale Recherche, Lokaal Ernstig Criminaliteit, Team Roofovervallen), gekenmerkt met proces-verbaalnummer 20151027.1900 en onderzoeksnaam “The Insider”, pagina 1 tot en met 381.
2.Proces-verbaal van aangeefster [A] d.d. 6 augustus 2015, pagina 35 tot en met 37.
3.Proces-verbaal van IBN videobeelden zaak [bedrijf 2] d.d. 9 augustus 2015, pagina 217 en 218.
4.Eigen waarneming van het Hof van de tijdstippen die zijn vermeld op de screenshots, die zijn gevoegd bij het proces-verbaal van IBN videobeelden [bedrijf 2] d.d. 9 augustus 2015 zijn gevoegd, pagina 220 en 223.
5.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 6 augustus 2015, pagina 257 en 258.
6.Proces-verbaal van huiszoeking d.d. 6 augustus 2015, pagina 242 en 243.
7.Proces-verbaal van tonen IBN goederen aan aangeefster [A] d.d. 10 augustus 2015, pagina 120.
8.Een niet van het onder voetnoot 1 bedoelde politiedossier deel uitmakend proces-verbaal, te weten het proces-verbaal van verzamelen van DNA sporenmateriaal naar aanleiding van een op 6 augustus 2015 plaatsgehad hebbende beroving te [bedrijf 2] te [adres] d.d. 2 november 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5], brigadier van het Korps Politie Curaçao en werkzaam bij het Team Forensische Opsporing Curaçao.
9.Een niet van het onder voetnoot 1 bedoelde politiedossier deel uitmakend deskundigenrapport, te weten het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 4 maart 2016, opgemaakt door de deskundige dr. J.H.A. Nagel, getiteld “Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een gewapende overval gepleegd in Curaçao op 6 augustus 2015”
10.Proces-verbaal bevinding whatsapp-gesprekken verdachte S.P. Raphael d.d. 13 augustus 2015, pagina 133 tot en met 135, waarbij het Hof de vertaling van de woorden “mi ta di dek” (vgl. screenshot 3 op pagina 135) heeft ingelezen. In dat verband verdient opmerking dat deze woorden ter terechtzitting in hoger beroep op dezelfde wijze door de tolk zijn vertaald en aan de verdachte zijn voorgehouden.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [B] d.d. 13 augustus 2015, pagina 59, 61 en 62.
12.Proces-verbaal bevinding gegevens werker [voornaam broer van verdachte] bij [bedrijf 2] d.d. 13 augustus 2015, pagina 140.
13.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 20 oktober 2016, zoals die eventueel later - indien tegen dit vonnis beroep in cassatie wordt ingesteld - in het proces-verbaal van die terechtzitting zal worden weergegeven.