ECLI:NL:OGHACMB:2017:105
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake geldlening met niet langer betwiste vordering
In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een hoger beroep in een civiele procedure betreffende een geldlening. De oorspronkelijke eiseres, aangeduid als [appellante], had in eerste aanleg een vordering ingesteld voor een bedrag van € 50.000,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 maart 2014. De gedaagde, aangeduid als [geïntimeerde], had in reconventie vorderingen ingesteld, maar het Gerecht in Eerste Aanleg (GEA) had de vorderingen van [appellante] en [geïntimeerde] afgewezen.
Tijdens de procedure heeft de advocaat van [geïntimeerde], mr. M.B. Boyce, zich onttrokken, waarna [geïntimeerde] niet meer in rechte vertegenwoordigd was. Het Hof heeft vastgesteld dat [geïntimeerde] geen bezwaar heeft gemaakt tegen de door [appellante] ingediende stukken, en dat hij niet langer betwist dat hij het door [appellante] gevorderde bedrag verschuldigd is. Dit leidde tot de conclusie dat de vordering van [appellante] alsnog toegewezen diende te worden.
Het Hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd voor zover in conventie gewezen en [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling van € 50.000,00, vermeerderd met wettelijke rente en kosten van beide instanties. Het eerder bevolen deskundigenonderzoek werd niet meer noodzakelijk geacht, en de beslissing op de voegingsvordering van [appellante] was niet meer aan de orde. Het vonnis is uitgesproken op 19 september 2017 in aanwezigheid van de griffier.