ECLI:NL:OGHACMB:2017:199

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
5 oktober 2017
Publicatiedatum
1 oktober 2018
Zaaknummer
H 18/2017
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake overval met dodelijke afloop op woning Blue Bay

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarbij de verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde medeplegen van een overval, maar wel werd veroordeeld voor medeplichtigheid aan diefstal met geweld, die de dood van een 74-jarige man tot gevolg had. De overval vond plaats op 20 december 2015 in Curaçao, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten de woning van het slachtoffer binnendrongen. De verdachte had enkele dagen voor de overval een voorverkenning uitgevoerd. Het Hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen, maar dat de verdachte wel medeplichtig was aan de overval. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaren en 9 maanden, met aftrek van voorarrest. Het Hof oordeelde dat de overval lafhartig en schokkend was, met fatale gevolgen voor het slachtoffer, die door verstikking om het leven kwam. De impact van de overval op de slachtoffers en hun nabestaanden werd zwaar meegewogen in de strafmaat. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] werd volledig toegewezen, terwijl de vordering van [nabestaande slachtoffer 1] niet-ontvankelijk werd verklaard.

Uitspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
S T R A F V O N N I S
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 8 maart 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte D]geboren op [een datum in het jaar] 1981 in Curaçao,wonende in Curaçao,

thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
Procesgang en onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 13 juli 2016, 5 augustus 2016, 25 augustus 2016 en 15 februari 2017, zoals daarvan blijkt uit de processen-verbaal van die terechtzittingen, alsmede van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 14 september 2017 in Curaçao. [1]
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. M.L.A. Angela, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw, mr. A.S.M. Blonk, naar voren is gebracht. Voorts heeft het Hof kennisgenomen van hetgeen de benadeelde partijen [nabestaande slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar voren hebben gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en – en opnieuw rechtdoende – het primair ten laste gelegde medeplegen van de overval (diefstal met geweld en bedreiging met geweld) met de dood van [slachtoffer 1] tot gevolg bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren met aftrek van voorarrest. Met betrekking tot de door het gerecht in eerste aanleg gegeven strafkorting van 3 maanden voor het feit dat de verdachte langer dan de toegestane 10 dagen in een politiecel heeft doorgebracht, heeft de procureur-generaal laten weten zich te conformeren aan het oordeel van het Hof. De vordering van de procureur-generaal behelst voorts de volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] met oplegging van de bijbehorende schadevergoedingsmaatregel en de niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [nabestaande slachtoffer 1] in zijn vordering tot schadevergoeding.
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het primair ten last gelegde medeplegen van de overval en is de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid bewezen verklaard. De verdachte is voor dat feit veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren en 9 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts is de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] volledig toegewezen en is ten behoeve daarvan aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De benadeelde partij [nabestaande slachtoffer 1] is in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaard.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Vonnis waarvan beroep
Het Hof komt tot een andere bewezenverklaring dan het gerecht in eerste aanleg. Het vonnis waarvan beroep kan daarom niet in stand blijven.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na de wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 december 2015 in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een kluis met inhoud en/of
- een motorrijtuig (witte Jeep van het merk [merk]; gekentekend [kentekennummer]),
in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s), hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, bestaande dat geweld en/of die bedreiging met geweld hierin dat hij en/of zijn mededader(s) opzettelijk:
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben aangevallen en/of met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben geworsteld, en/of
  • die Ignacia op de grond heeft/hebben geduwd en/of zijn handen en/of voeten (met “straps”) (aan elkaar) heeft/hebben vastgebonden, en/of
  • de mond van die [slachtoffer 1] (met plastic materiaal) dicht heeft/hebben geplakt, althans (een gedeelte van) het hoofd van die [slachtoffer 1] (strak) met plastic materiaal heeft/hebben omwikkeld, en/of
  • de handen van die [slachtoffer 2] (met “straps”) (aan elkaar) heeft/hebben vastgebonden, en/of
  • die [slachtoffer 1] één of meerdere malen op zijn lichaam heeft/hebben geschopt en/of hem heeft/hebben geslagen, en/of
  • die [slachtoffer 2] met een zak(mes) heeft /hebben bedreigd en/of zijn mond (met plastic materiaal) heeft/hebben dichtgeplakt,
terwijl dit feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
althans, indien het voorgaande niet tot een bewezenverklaring mocht of zou kunnen leiden, subsidiair dat:
[A], en/of [C], en/of [B] op of omstreeks 20 december 2015 in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen
- een kluis met inhoud en/of
- een motorrijtuig (witte Jeep van het merk [merk]; gekentekend [kentekennummer]),
in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn/haar/hun mededader(s), hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, bestaande dat geweld en/of die bedreiging met geweld hierin dat hij en/of zijn/hun mededader(s) opzettelijk:
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben aangevallen en/of met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben geworsteld, en/of
  • die [slachtoffer 1] op de grond heeft/hebben geduwd en/of zijn handen en/of voeten (met “straps”) (aan elkaar) heeft/hebben vastgebonden, en/of
  • de mond van die [slachtoffer 1] (met plastic materiaal) dicht heeft/hebben geplakt, althans (een gedeelte van) het hoofd van die [slachtoffer 1] (strak) met plastic materiaal heeft/hebben omwikkeld, en/of
  • de handen van die [slachtoffer 2] (met “straps”) (aan elkaar) heeft/hebben vastgebonden, en/of
  • die [slachtoffer 1] één of meerdere malen op zijn lichaam heeft/hebben geschopt en/of hem heeft/hebben geslagen, en/of
  • die [slachtoffer 2] met een zak(mes) heeft /hebben bedreigd en/of zijn mond (met plastic materiaal) heeft/hebben dichtgeplakt,
terwijl dit feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad
bij het plegen van welk misdrijf verdachte [D] te Curaçao, in de periode van 15 december 2015 tot en met 1 januari 2016, opzettelijk behulpzaam is geweest, en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
  • tezamen en in vereniging met een ander of anderen het huis en omgeving van de woning van [slachtoffer 1] voor te verkennen, althans (ter voorbereiding op de diefstal met geweld die zich op 20 december 2015 plaats zou vinden) van dichtbij te evalueren, en/of
  • de pleger(s) van het feit (van dichtbij) zowel voor als na het plegen van het feit in een voertuig te volgen en/of (continu) telefonisch met hem/hun te spreken om instructies te geven en/of ondersteuning te bieden, en/of
  • te helpen met het uit elkaar halen en/of onherkenbaar maken en/of het verkopen van bij bovengenoemd feit weggenomen sieraden.
Vrijspraak
Anders dan de procureur-generaal is het Hof met het gerecht in eerste aanleg en de raadsvrouw van oordeel dat het bewijs tekortschiet om te kunnen vaststellen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde medeplegen van de overval. Het Hof overweegt daartoe dat uit de stukken volgt dat (slechts) twee daders verantwoordelijk waren voor de gezamenlijke uitvoering van de diefstal, het geweld en bedreiging met geweld in de woning waar de slachtoffers zich bevonden. Op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat de verdachte niet een van die twee daders is geweest. Vastgesteld wordt dat die daders zijn medeverdachte broers, [A] en [B], zijn. Er is geen bewijs voorhanden dat de verdachte ook enige uitvoeringshandeling heeft verricht, bijvoorbeeld door de buiten de woning geparkeerde Jeep weg te nemen. Er kan slechts worden vastgesteld dat de verdachte samen met een ander of anderen de omgeving van de woning eerder heeft verkend, dat hij zijn mobiele telefoon op de avond van de overval een nabijgelegen zendmast heeft aangestraald, dat hij op enig moment gedurende diezelfde avond en/of de daaropvolgende nacht in de buitgemaakte Jeep heeft gezeten en dat hij behulpzaam is geweest bij de verkoop van de bij de overval buitgemaakte sieraden. Naar het oordeel van het Hof kan uit deze gedragingen, die voor en na het strafbare feit hebben plaatsgevonden, niet worden afgeleid dat de verdachte een bijdrage heeft geleverd die intellectueel of materieel van voldoende gewicht is om van medeplegen te kunnen spreken. Het Hof zal de verdachte daarom van het primair ten laste gelegde feit vrijspreken.
Bewezenverklaring
Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
[A]
,en
/of [C], en/of[B] op
of omstreeks20 december 2015 in Curaçao, tezamen en in vereniging met
elkaareen ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft/hebben weggenomen
- een kluis met inhoud en
/of
- een motorrijtuig (witte Jeep van het merk [merk]
;gekentekend [kentekennummer]),
in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 1],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld
en/of gevolgdvan geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk
erte maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn/haar/hun mededader(s), hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, bestaande dat geweld en
/ofdie bedreiging met geweld hierin dat
zijhij en/of zijn/hun mededader(s)opzettelijk:
  • die [slachtoffer 1] en
  • die [slachtoffer 1] op de grond
  • de mond van die [slachtoffer 1]
  • de handen van die [slachtoffer 2]
  • die [slachtoffer 1]
  • die [slachtoffer 2] met een zak
terwijl dit feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad
totbijhet plegen van welk misdrijf
hij,verdachte [D]
,te Curaçao
,op 16 december 2015in de periode van 15 december 2015 tot en met 1 januari 2016, opzettelijk behulpzaam is geweest, en/ofopzettelijk gelegenheid,
middelenen/of inlichtingen heeft verschaft door
  • tezamen en in vereniging met een ander of anderen
  • de pleger(s) van het feit (van dichtbij) zowel voor als na het plegen van het feit in een voertuig te volgen en/of (continu) telefonisch met hem/hun te spreken om instructies te geven en/of ondersteuning te bieden, en/of
  • te helpen met het uit elkaar halen en/of onherkenbaar maken en/of het verkopen vandebij bovengenoemd feit weggenomen sieraden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten en omissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is door de verbeteringen niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Hof kan zich verenigen met de door het gerecht in eerste aanleg gemaakte selectie van de bewijsmiddelen. Het Hof neemt deze bewijsmiddelen over, verwijst daarnaar en legt deze ten grondslag aan zijn bewezenverklaring.
Het Hof ziet slechts aanleiding daaraan toe te voegen dat de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep heeft verklaard de bijnaam “[bijnaam verdachte]” te hebben. [2]
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte ook van dit subsidiair ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de herkenning van de verdachte op 16 december 2015 in de omgeving van de overvallen woning als niet geloofwaardig terzijde moet worden gesteld en dat zelfs als anders zou worden beslist, daarmee nog niet kan worden bewezen dat sprake is geweest van een voorverkenning.
Volgens de raadsvrouw kan evenmin worden bewezen dat de verdachte behulpzaam is geweest bij de verkoop van de bij de overval buitgemaakte sieraden.
Het Hof overweegt als volgt.
Anders dan de raadsvrouw is het Hof van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting geen feiten of omstandigheden naar voren zijn gekomen op grond waarvan zou moeten worden getwijfeld aan de herkenning door bewaker [beveiliger 2]. Het Hof wijst erop dat die herkenning niet alleen wordt ondersteund door zendmastgegevens (de mobiele telefoon van de verdachte straalde nabijgelegen zendmasten aan), maar ook door de bevestiging van een andere herkenning. [Beveiliger 2] heeft immers als getuige verklaard dat dat de man die hij later herkende als de verdachte, op 16 december 2015 ter hoogte van ‘Blok O’ van het Blue Bay Resort instapte in een [grijze auto] die werd bestuurd door een man die hij later eveneens herkende. Die laatste herkenning, de herkenning van medeverdachte [B], vindt steun in de door de WhatsApp-berichten die deze heeft gewisseld met medeverdachte [C], die die avond als beveiliger van het Blue Bay resort de hefboom heeft opengedaan voor de naderende [grijze auto].
Gelet op de inhoud van die WhatsApp-berichten (onder meer: “Plan B” en “Alles is goed aan het lopen”) en de wetenschap dat deze berichten werden uitgewisseld door een van degenen die vier dagen later samen met een ander de woning heeft overvallen, moet naar het oordeel van het Hof bij gebrek aan een contra-indicatie worden geconcludeerd dat op de bewuste avond de omgeving van de woning werd verkend met het oog op een later te plegen overval.
Het Hof concludeert verder dat de verdachte zich – getuige de match tussen verdachtes DNA-profiel en het DNA-profiel dat is verkregen van speeksel op de drinkrand van de fles whisky in de Jeep van het dodelijke slachtoffer [3] – kennelijk kort na de overval bij de overvallers heeft gevoegd. Daar komt nog bij dat uit WhatsApp-berichten naar voren komt dat de verdachte ook bemoeienis heeft gehad bij de verkoop van de sieraden die bij de overval zijn buitgemaakt. Het Hof doelt op de volgende berichten tussen medeverdachte [B] en medeverdachte [A]:
Datum en tijdstip
Verzender
Ontvanger
Vertaling inhoud
24 december 2015
10:26:32 uur
[B]
[A]
[getuige 1] (het Hof: [getuige 1] [4] ) is erg kwaad
24 december 2015
10:27:17 uur
[A]
[B]
Waarom
24 december 2015
10:27:18 uur
[B]
[A]
Ze hebben hem een cheque gegeven
24 december 2015
10:27:56 uur
[B]
[A]
Hij bleef in de rij staan bij de bank, uiteindelijk was de cheque ongedekt
24 december 2015
10:28:14 uur
[A]
[B]
En nu
24 december 2015
10:28:35 uur
[B]
[A]
Zonet zei hij tegen mij als hij klaar is, gaat hij weer naar de locatie terug. Hij wil geen klote cheque, geeft hem geld. Ze hebben hem een cheque gegeven, die ongedekt is. Hij laat me weten. Hij zal ze zeggen dat hij geen klote van check wil hebben. Hij wil geld. De cheque is ongedekt.
24 december 2015
10:31:29 uur
[A]
[B]
Wat is dat man? Hoe komt het dat de cheque ongedekt is. Hoe komt dat. Wat zijn de mensen er mee bezig? Wat is dit? Als ze hem dat niet kan teruggeven, Figo, zegt tegen hem om het ding terug te nemen. Neemt het ding terug.
24 december 2015
10:33:21 uur
[B]
[A]
Dat gaat hij ook nu doen
24 december 2015
10:55:03 uur
[A]
[B]
Laat me weten hoe het met hem is verlopen
24 december 2015
11:04:19 uur
[B]
[A]
Hij heeft ze al gebeld, ze hadden hem 2000 gegeven en de rest aan cheque
24 december 2015
11:16:59 uur
[A]
[B]
Uhmmm oké oké
24 december 2015
11:23:32 uur
[A]
[B]
Hij gaat toch vandaag de cheque wel ophalen
24 december 2015
12:20:43 uur
[B]
[A]
Hij is wel klaar
24 december 2015
12:30:35 uur
[A]
[B]
Oké
24 december 2015
12:30:50 uur
[A]
[B]
Neem het geld bij hem
24 december 2015
12:30:54 uur
[A]
[B]
Geef hem 300
24 december 2015
12:30:58 uur
[A]
[B]
Is goed toch?
24 december 2015
12:31:11 uur
[A]
[B]
500 in twee dagen
24 december 2015
12:31:40 uur
[B]
[A]
Ja man
24 december 2015
13:22:25 uur
[A]
[B]
Man, [bijnaam verdachte] (het Hof: de verdachte) zei om er 5 van te maken
24 december 2015
13:26:06 uur
[B]
[A]
Oké, goed [5]
Uit deze berichten kan worden afgeleid dat de verdachte (“[bijnaam verdachte]”) zeggenschap heeft over de hoogte van de vergoeding die aan [getuige 1] wordt gegeven. Uit de verklaringen van deze [getuige 1] volgt dat deze vergoeding werd gegeven voor het verpanden van aan hem overgedragen sieraden, terwijl de zoon van het overleden slachtoffer verpande sieraden heeft herkend als zijnde van zijn vader. [6]
Zowel de aanwezigheid van de verdachte kort na de overval in de Jeep van het overleden slachtoffer, als de bemoeienis die de verdachte heeft gehad bij de verkoop van de sieraden, versterkt naar het oordeel van het Hof het bewijs voor verdachtes medeplichtigheid.
In het licht van het voorgaande kan naar het oordeel van het Hof inderdaad, zoals ook het gerecht in eerste aanleg heeft geoordeeld, worden bewezen dat verdachtes opzet ten minste in voorwaardelijke zin was gericht op het bij de diefstal gepleegde geweld. Het moet voor hem duidelijk zijn geweest dat de slachtoffers zonder enige vorm van (bedreiging met) geweld niet zouden overgaan tot afgifte van hun eigendommen. Zonder contra-indicatie, die ontbreekt, moet worden geconcludeerd dat de verdachte de aanmerkelijke kans daarop willens en wetens heeft aanvaard.
Het verweer van de raadsvrouw wordt in al zijn onderdelen verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:291, eerste, tweede en derde lid, juncto de artikelen 2:289, aanhef en onder a, en artikel 1:124, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafrecht van Curaçao. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijker te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en de dood ten gevolge heeft.
Het bewezen verklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
Op te leggen straf
Bewezen is verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan een (woning)overval, die de dood van [slachtoffer 1] tot gevolg heeft gehad.
Het gerecht in eerste aanleg heeft de verdachte daarvoor veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren en 9 maanden met aftrek van voorarrest.
De procureur-generaal heeft, uitgaande van een bewezenverklaring van medeplegen, gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren met aftrek van voorarrest, met dien verstande dat hij zich conformeert aan het oordeel van het Hof voor wat betreft de door het gerecht in eerste aanleg gegeven strafkorting van 3 maanden voor het feit dat de verdachte langer dan de toegestane 10 dagen in een politiecel heeft doorgebracht.
De raadsvrouw heeft, bij wijze van een subsidiair standpunt, gewezen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het Hof overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het daarop gestelde wettelijk strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte is medeplichtig geweest aan een door zijn broers gepleegde overval op twee kwetsbare slachtoffers, namelijk op de 74-jarige [slachtoffer 1] en de zwakbegaafde [slachtoffer 2] die op dat moment bij [slachtoffer 1] verbleef. Met gezichtsbedekking, tape en een schietklaar revolver togen de broers van de verdachte naar de woning van [slachtoffer 1] op het Blue Bay Resort, waar de verdachte samen met in ieder geval een van die broers een paar dagen eerder een voorverkenning had uitgevoerd. [Slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werden met geweld overmeesterd en gekneveld; zij werden bovendien met behulp van tape tot stilzwijgen gedwongen. [Slachtoffer 1] was zo getapet – [slachtoffer 2] omschreef het ter terechtzitting in hoger beroep treffend: “heel zijn gezicht, helemaal rondom” – dat zijn luchtwegen werden geblokkeerd. De broers van de verdachte hebben de kluis met inhoud uit de woning gesleept en deze vervolgens samen met de Jeep van [slachtoffer 1] weggenomen. [Slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werden aan hun lot overgelaten. Voor [slachtoffer 1] bleek dat fataal te zijn. Hij is door verstikking om het leven gekomen. Een verstikkingsdood treedt niet onmiddellijk in; hij het kan niet anders zijn dan dat hij een afschuwelijke dood is gestorven.
Het gerecht in eerste aanleg heeft terecht overwogen dat de overval lafhartig en schokkend is. De familie van slachtoffer [slachtoffer 1] en haar naaste omgeving is een immens en onherstelbaar verdriet aangedaan. Wat [nabestaande slachtoffer 1] – de zoon van het slachtoffer – in het kader van zijn vordering tot schadevergoeding over de gevolgen van het strafbare feit naar voren heeft gebracht, maakt de enorme impact die het verlies van zijn vader op zijn leven en dat van de andere gezinsleden heeft, pijnlijk duidelijk.
Slachtoffer [slachtoffer 2], die niet alleen de dood van zijn ‘Tio [voornaam slachtoffer 1]’ van dichtbij heeft moeten meemaken, maar ook zelf is geconfronteerd met geweld en bedreiging met geweld, kampte ter terechtzitting in hoger beroep duidelijk nog steeds met angstgevoelens.
Dit alles valt ook de verdachte aan te rekenen. De verdachte is immers volledig voorbijgegaan aan de gevolgen van de overval. Hij heeft zich korte tijd na de overval gevoegd bij zijn broers en, naar het zich laat aanzien, in de Jeep van het dodelijk slachtoffer nog een slok whisky genomen. Volgens het psychologisch rapport dat over hem is opgemaakt, kan de verdachte de gevolgen van zijn handelen overzien en moet hij als toerekeningsvatbaar worden geacht. De verdachte heeft desalniettemin geen opening van zaken gegeven, geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen genomen en geen enkel berouw getoond. Dat zal het verwerkingsproces van de nabestaanden van [slachtoffer 1] niet bevorderen. Buiten het feit dat de verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld, spreekt vrijwel niets in zijn voordeel.
Het behoeft geen betoog dat gelet op deze feiten en omstandigheden niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van aanzienlijke duur met zich brengt.
Het Hof is met het gerecht in eerste aanleg van oordeel dat in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren passend en geboden is. Het Hof is ook met het gerecht in eerste aanleg van oordeel dat een strafkorting van 3 maanden op zijn plaats is voor het feit dat de verdachte langer dan de toegestane 10 dagen in een politiecel heeft doorgebracht. De verdachte zal dan ook opnieuw worden veroordeeld tot een gevangenisstraf een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren en 9 maanden met aftrek het door de verdachte ondergane van voorarrest.
Vorderingen benadeelde partijen
Het Hof verenigt zich ook met de beslissingen die het gerecht in eerste aanleg heeft genomen op de vorderingen van de benadeelde partijen. Het Hof neemt die overwegingen van het gerecht in eerste aanleg over, verwijst daarnaar en legt deze ten grondslag aan zijn beslissingen.
Naar aanleiding van verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep overweegt het Hof voorts als volgt.
Hetgeen ten aanzien van de in hoger beroep gehandhaafde vordering van [nabestaande slachtoffer 1] naar voren is gebracht, kan niet tot een ander oordeel leiden.
Het Hof is met het gerecht in eerste aanleg en de procureur-generaal van oordeel dat deze niet van zodanige aard is dat deze zich leent voor een beslissing in een strafzaak. De benadeelde partij zal daarom opnieuw niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Het Hof is met het gerecht in eerste aanleg en de procureur-generaal van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] volledig kan worden toegewezen.
De raadsvrouw heeft zich tegen deze toewijzing gekeerd en aangevoerd dat de benadeelde partij bij zowel de rechter-commissaris als het Hof met een grote glimlach te kennen heeft gegeven dat het goed gaat (“Bon, dushi”) en dat hij geen last meer ervaart. Volgens de raadsvrouw kan daarom niet worden vastgesteld dat hij immateriële schade heeft geleden.
Het Hof deelt dat standpunt niet en acht aannemelijk dat de benadeelde partij, in aanmerking genomen wat hem is overkomen, nog altijd kampt met angstgevoelens. Uit de stukken die bij de vordering zijn overgelegd, komt naar voren dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde letsel aan zijn schoudergewricht heeft opgelopen en dat hij een verdergaande psychologische begeleiding nodig had. Daarmee is met voldoende concrete gegevens onderbouwd dat als gevolg van het bewezen verklaarde de psychische schade van de benadeelde partij is toegenomen. De toegenomen psychische schade kan met andere woorden naar objectieve maatstaven worden vastgesteld.
Het Hof is met het gerecht in eerste aanleg en de procureur-generaal van oordeel dat het gevorderde bedrag van NAf 5.000,-- billijk en niet bovenmatig is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel is, behalve op de reeds door het gerecht in eerste aanleg aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:62 en 1:78 van het Wetboek van Strafrecht van Curaçao en artikel 413 van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het gerecht in eerste aanleg en doet opnieuw recht als volgt;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor bewezen verklaard, heeft begaan;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de 5 (vijf) jaren en 9 (negen) maanden;
bepaalt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
verklaart de benadeelde partij [nabestaande slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding;
wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] geleden schade tot een bedrag van NAf 5.000,-- (vijfduizend gulden) ter zake immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen;
bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de mededaders aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 2] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van NAf 5.000,- (vijfduizend gulden), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat voor zover voornoemd bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de mededaders aan de benadeelde partij en/of het Land is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan het Land en dat betalingen aan het Land in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Dit vonnis is gewezen door mrs. T.E. van der Spoel, D. Radder en H. de Doelder, leden van het Hof, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 5 oktober 2017.
mr. T.E. van der Spoel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het Hof heeft geconstateerd dat de rechter van het gerecht in eerste aanleg het onderzoek ter terechtzitting van 5 augustus 2016 heeft hervat in de stand waarin het zich bevond op het moment van de schorsing ter terechtzitting van 13 juli 2016, terwijl de zaak op die terechtzitting door een andere rechter was behandeld. Nu dat kennelijk met instemming van de officier van justitie en de verdediging heeft plaatsgevonden en zonder onderbouwing, die ontbreekt, niet valt in te zien in welk te respecteren belang de verdachte zou zijn getroffen, volstaat het Hof met een constatering hiervan (vgl. HR 18 mei 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL8797).
2.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg van 25 november 2016, zoals weergegeven op pagina 3 van het proces-verbaal dat van die terechtzitting is opgemaakt; verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 14 september 2017, zoals eventueel later - indien tegen dit vonnis beroep in cassatie wordt ingesteld - in het proces-verbaal van de terechtzitting zal worden weergegeven.
3.Proces-verbaal forensisch onderzoek en DNA-sporenverzameling aan een terreinwagen van het merk Jeep Grand Cherokee naar aanleiding van en beroving met dodelijke afloop te Vlue Bay Resort nummer O 29 d.d. 5 oktober 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door verbalisant C.Q.B. Adamus (brigadier en forensisch rechercheur bij Korps Politie Curaçao); schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 9 februari 2017, dat is opgemaakt door de deskundige dr. B. Kokshoorn.
4.Proces-verbaal van 2e verhoor medeverdachte d.d. 23 februari 2016, pagina 128 van het dossier.
5.Proces-verbaal van bevinding WhatsApp-gesprekken telefoon Etienne d.d. 11 februari 2016, pagina 109-112 van het dossier.
6.Proces-verbaal van 4e verhoor verdachte d.d. 24 februari 2016, pagina 139-142 van het dossier; proces-verbaal van bevinding tonen foto’s d.d. 28 februari 2016, pagina 157 van het dossier.