ECLI:NL:OGHACMB:2017:243

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
31 mei 2017
Publicatiedatum
13 maart 2019
Zaaknummer
H- 196/2016
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep na onrechtmatige stemherkenning en onvoldoende bewijs voor medeplegen van diefstal met geweld

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 31 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, voor diefstal met geweld. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, waarbij de procureur-generaal heeft gevorderd dat het vonnis in stand blijft, behoudens de strafmaat.

De tenlastelegging betrof een overval op een telefoonwinkel, waarbij de verdachte samen met anderen een bedrag van USD 2.500 en mobiele telefoons heeft weggenomen, met geweld en bedreiging tegen medewerkers van de winkel. De raadsvrouw van de verdachte voerde aan dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de verdenking was gebaseerd op gebrekkige stemherkenning. Het Hof verwierp dit verweer en oordeelde dat er geen onrechtmatigheden waren bij de totstandkoming van het bewijs.

Uiteindelijk oordeelde het Hof dat niet bewezen kon worden dat de verdachte medepleger was van de overval. Er was onvoldoende bewijs dat de verdachte een wezenlijke bijdrage had geleverd aan de uitvoering of voorbereiding van het delict. De verdachte werd vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Het Hof gelastte de teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen aan de verdachte en hevelde de voorlopige hechtenis op. Het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg werd vernietigd.

Uitspraak

Strafzaken over 2017 Vonnis no.
Datum uitspraak: 31 mei 2017 MC
Zaaknummer: H- 196/2016
Parketnummer: 100.00236/16
Tegenspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE

van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
STRAFVONNIS
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, van 7 december 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] [geboortejaar] in [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring in Sint Maarten.
Procesgang en onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 16 november 2016, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal van die terechtzitting, alsmede van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 2 maart 2017, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal van die terechtzitting en
11 mei 2017.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. J. Spaans, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman,
mr. Z.J. Bary naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, behoudens ten aanzien van de straf en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van voorarrest.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
dat hij op of omstreeks 16 mei 2016 te Sint Maarten
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een hoeveelheid geld (USD 2.500 of daaromtrent), in elk geval enig(e) goed(eren),
geheel of ten dele tebehorende aan [naam bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
twee (2), in elk geval een (1), mobiele telefoon(s), in elk geval enig(e) goed(eren),
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal(len) werd(en) voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval (een) medewerk(st)er(s) van [naam bedrijf 1], en/of [slachtoffer 1] en/of andere aanwezig(e) perso(o)n(en) in (de winkel van) [naam bedrijf 1],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s)
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging(en) met geweld bestond(en) uit
==het gemaskerd binnentreden van de winkel van [naam bedrijf 1]; en/of
==het dreigend richten van een pistool, althans een vuurwapen, op die [slachtoffer 2]; en/of
==het dreigend tegen die [slachtoffer 2] zeggen “don’t look at me, don’t look at me, give me
all the money under the draw”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of
strekking; en/of
==het tegen die [slachtoffer 2] en/of andere aanwezigen van (die winkel van) [naam bedrijf 1] –al dan niet- onder bedreiging van een pistool zeggen dat die [slachtoffer 2] en/of
die [slachtoffer 1] en/of die andere(n) op de grond moest(en) gaan liggen (“you go
down”), althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking; en/of
==het dreigend tegen die [slachtoffer 3] te zeggen “Open the drawer! Give me the
money”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof tot andere beslissingen komt.
Ontvankelijkheid openbaar ministerie
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van de verdachte, omdat ten tijde van het instellen van het strafonderzoek tegen de verdachte er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim en er geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld. Ter onderbouwing daarvan merkt de raadsvrouw op dat de verdenking jegens de verdachte is gebaseerd op stemherkenning door de verbalisant [verbalisant 1]. Volgens de raadsvrouw is deze herkenning dusdanig gebrekkig dat deze als onrechtmatig moet worden beschouwd en derhalve geen grond kan hebben gegeven tot de verdenking van de verdachte.
Het Hof verwerpt dit verweer en overweegt als volgt. Het standpunt van de raadsvrouw ziet op de rechtmatigheid van het verkregen bewijs en de daarop gebaseerde verdenking van de verdachte. Door de raadsvrouw zijn geen feiten of omstandigheden aangedragen die raken aan de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, zodat haar verweer reeds op die grond zal worden verworpen. Overigens is het Hof niet gebleken van onrechtmatigheden bij de totstandkoming van de stemherkenning.
Vrijspraak
Het Hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Ter toelichting daarvan dient het volgende.
Aan de verdachte is uitsluitend tenlastegelegd het medeplegen van de overval op [naam bedrijf 1]. Voor een bewezenverklaring van medeplegen is vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Dit is slechts dan het geval als de intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit, maar kan ook bestaan uit gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal dan moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Uit het dossier noch uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken welke rol de verdachte in de uitvoering van het delict heeft gehad. Aan de hand van de camerabeelden valt niet vast te stellen of de verdachte één van de gemaskerde daders van de overval is geweest die zich daadwerkelijk in de telefoonwinkel heeft begeven. Voorts is niet gebleken dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd bij de voorbereiding van de overval en evenmin dat er met de verdachte afspraken waren gemaakt dat en in welke mate hij zou meedelen in de buit. Het feit dat de verdachte kort na de overval een telefoon die bij de overval is weggenomen heeft gebruikt, is naar het oordeel van het Hof onvoldoende om de verdachte aan het plegen van de overval te linken. Hetzelfde geldt voor de Whatsapp-gesprekken die de verdachte met medeverdachte [medeverdachte] enige tijd na de overval heeft gevoerd over wapens en overvallen, het DNA op een muts en de documenten van [naam bedrijf 2] die in de vluchtauto zijn aangetroffen. Weliswaar wekken deze bewijsmiddelen – in onderlinge samenhang bezien– sterk de suggestie dat de verdachte op enige wijze bij de overval betrokken was, zij leveren echter een onvoldoende concreet beeld op om buiten redelijke twijfel de verdachte tot medepleger aan de overval te kunnen bestempelen. De verdachte zal daarom van het tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Inbeslaggenomen voorwerpen
Van het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp: mobiele telefoon Samsung Young Duos, IMEI 355014/06/587424/2, welke niet aan verdachte toebehoort, zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende worden gelast. Van de overige onder verdachte in beslaggenomen voorwerpen, genoemd in de Kennisgeving van Inbeslagname op pagina´s 780, 782 en 786 van het procesdossier, zal de teruggave aan verdachte worden gelast.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, van
7 december 2016 en doet opnieuw recht:
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de mobiele telefoon Samsung Young Duos, IMEI 355014/06/587424/2;
- gelast de teruggave aan verdachte van de overige inbeslaggenomen voorwerpen, genoemd in de Kennisgeving van Inbeslagname op pagina´s 780, 782 en 786 van het procesdossier;
- heft op de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mrs. T.E. van der Spoel, E.A. Saleh en D. Radder, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof op Sint Maarten uitgesproken op 31 mei 2017.
Mrs. E.A. Saleh en T.E. van der Spoel zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.