ECLI:NL:OGHACMB:2017:28
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake een geschil over een onderhandse akte en dwingend bewijs in een civiele zaak
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (GEA) van 20 januari 2016. [Appellant] had een overeenkomst gesloten met [geïntimeerde] op 1 juli 2011, waarbij hij € 50.000,- uitleende voor vastgoedprojecten in Costa Rica, met een rente van 2% per maand. [Geïntimeerde] heeft echter geen betalingen verricht, wat leidde tot een schuldbekentenis van 28 februari 2014, waarin hij een schuld van € 98.250,- erkende. [Appellant] heeft conservatoir beslag gelegd op onroerend goed van [geïntimeerde] in Aruba, maar het GEA oordeelde dat er geen bewijs was van de overeenkomst en verklaarde het beslag onrechtmatig. [Appellant] is in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing. Het Hof heeft geoordeeld dat het GEA bevoegd was om de zaak te behandelen en dat het hoger beroep ook betrekking heeft op de beslissing in reconventie. Het Hof heeft [geïntimeerde] toegelaten tot tegenbewijs tegen de stellingen van [appellant] over de lening en de schuld. De zaak is aangehouden voor getuigenverhoren op 23 mei 2017.