Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
bevestigtde aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Saleh, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. J.Th. Drop, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, griffier.
w.g. Saleh
voorzitter
w.g. Beerse
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2018
Verzonden: 24 januari 2018
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,
Landsverordening toezicht kredietwezen
1. Indien naar het oordeel van de Bank een accountant niet of niet meer de nodige waarborgen biedt dat hij zijn taak met betrekking tot een kredietinstelling naar behoren zal kunnen vervullen, kan de Bank ten aanzien van deze accountant bepalen dat hij niet langer bevoegd is de in deze landsverordening bedoelde verklaringen met betrekking tot die kredietinstelling te ondertekenen.
2. De Bank maakt een besluit als bedoeld in het eerste lid, terstond bekend aan de desbetreffende kredietinstelling.
III-5 Appointment of an External Auditor
Directive on the appointment of an external auditor by virtue of Section 15, paragraph 1 of the State Ordinance on the Supervision of the Credit System (AB 1998 no. 16) (SOSCS) for credit institutions licensed by the Central Bank of Aruba (the Bank).
1. Introduction
It is important that bank supervisors obtain the information they need to properly form an opinion on the financial strength of each credit institution. This information is obtained, amongst others, from the financial reports that are filed, supported by information obtained through communication with the external auditor. Therefore, banking supervisors have a clear interest in ensuring that there exists an adequate relationship between them and the credit institutions’ external auditors, essentially based on the principles as formulated by the Basel Committee on Banking Supervision in its paper of January 2002. In this respect, high standards of auditing are indispensable. Therefore, the audit performed should be carried out by external auditors who:
are properly licensed and in good standing;
have relevant professional experience and competence;
are subject to a quality assurance program;
are independent in fact and in appearance;
are objective and impartial; and
comply with all ethical requirements.
Pursuant to section 1 of the SOSCS an external auditor is defined as an auditor, who is not employed by a credit institution, and who is registered at the Royal Netherlands Institute of Chartered Accountants or is registered elsewhere at a similar institute as the Royal Netherlands Institute of Chartered Accountants and, in the opinion of the Bank, is subject to a similar regime of rules of conduct, professional code and discipline.
2. Provision of information by auditors / engagement letter
The provision of information to the Bank by the external auditors of credit institutions is covered in section 23, paragraph 2 of the SOSCS. This section states that when granting the auditor the assignment to audit the annual accounts, the credit institution shall instruct its auditor in writing to:
a. after consultation with the credit institution that granted the assignment, provide the Bank forthwith with a copy of the auditor’s report to the Supervisory board, of the letters of the Managing board and of the correspondence that relates directly to the auditor’s report, in so far as these documents are considered to be necessary in reason for the proper fulfillment of the Bank’s supervisory tasks;
b. after consultation with the credit institution, inform the Bank in writing forthwith of circumstances that could hinder the issue of an auditor’s report stating that the annual accounts give a true and fair view of the financial position of the credit institution;
c. after consultation with the credit institution that granted the assignment, inform the Bank in writing forthwith of circumstances which could endanger the continuity of the credit institution, or from which it appears that there is a serious suspicion of an extensive fraud;
d. furnish the Bank, if required, with additional information on the documents referred to under a. and on the circumstances referred to under b. and c.
Subject provisions should be included in the engagement letter. A copy of said letter should be attached to the request for the appointment of an external auditor.
3. Directive
For any appointment of, or change in external auditor, the Bank’s prior written approval is required. The Bank should be informed on the reasons of the intended change.
The Bank will grant its approval if the external auditor complies with the requirements as stipulated in section 1 of the SOSCS and if there are no circumstances that, in the opinion of the Bank, would make the external auditor unfit for the assignment.
The Bank maintains at all times the right to revoke its approval if there are circumstances that in the opinion of the Bank justify such an action.
Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants
bij assurance-opdrachten
In deze verordening en daarop berustende bepalingen wordt, voor zover niet anders is bepaald, verstaan onder:
b. alle overige personen binnen de accountantseenheid of binnen een ander onderdeel van het netwerk van de accountantspraktijk die rechtstreeks invloed op de uitkomst van een assurance-opdracht kunnen uitoefenen. Hieronder wordt in ieder geval verstaan de persoon die:
1. aanbevelingen doet over de beloning van, toezicht houdt op of leiding geeft aan de eindverantwoordelijke accountant met betrekking tot de assurance-opdracht;
2. vaktechnische consulten geeft ten behoeve van de assurance-opdracht; of
3. de opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling van de nog niet afgeronde assurance-opdracht uitvoert; en
c. persoon die het periodieke intern kwaliteitsonderzoek van afgeronde assurance-opdrachten uitvoert.
Deze verordening geldt voor assurance-opdrachten waarop op basis van de gedrags- en beroepsregels van de NBA de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden van toepassing zijn.
De artikelen 6 tot en met 8, 10 tot en met 15 en 17 tot en met 46 zijn niet van toepassing op betrekkingen tussen een in het buitenland gevestigd onderdeel van het netwerk of een daaraan verbonden persoon en:
a. een in het buitenland gevestigde verbonden derde;
b. een persoon verbonden aan een in het buitenland gevestigde verbonden derde,
als de eindverantwoordelijke accountant vaststelt dat identificatie en beoordeling van een bedreiging als gevolg van die betrekkingen en het nemen van een maatregel plaatsvindt aan de hand van regels die ten minste gelijkwaardig zijn aan de Code of Ethics.
Artikel 10
1. De eindverantwoordelijke accountant neemt bij het identificeren en beoordelen van omstandigheden als bedoeld in artikel 6, eerste lid, betrekkingen met een verbonden derde in aanmerking.
2. De hoofdstukken 4 tot en met 7 en 9 tot en met 13 zijn van overeenkomstige toepassing op betrekkingen met een verbonden derde als bedoeld in het eerste lid, met dien verstande dat voor:
a. ‘verantwoordelijke entiteit’ wordt gelezen: verantwoordelijke entiteit of verbonden derde;
b. ‘verantwoordelijke partij’ wordt gelezen: verantwoordelijke partij of verbonden derde.
1. Het is verboden een assurance-opdracht uit te voeren als een lid van het assurance-team, de accountantseenheid of een ander onderdeel van het netwerk een voor ten minste een van de partijen materieel gezamenlijk zakelijk belang heeft met:
a. de verantwoordelijke partij;
c. een persoon belast met governance.
2. Een bedreiging die een maatregel vereist doet zich voor als een nauwe persoonlijke relatie van een lid van het assurance-team een voor ten minste een van de betrokken partijen materieel gezamenlijk zakelijk belang heeft met:
a. de verantwoordelijke partij;
c. een persoon belast met governance.
3. In afwijking van het eerste en tweede lid doet zich bij een assurance-opdracht die door een intern of overheidsaccountant wordt uitgevoerd een bedreiging voor die een specifieke maatregel vereist, als tussen een lid van het assurance-team enerzijds en de organisatie waaraan hij is verbonden anderzijds een zakelijk belang bestaat. Als maatregel wordt het zakelijk belang ten minste aan het auditcomité of een orgaan met gelijksoortige taken, of aan de met governance belaste personen van die organisatie gemeld.
Toelichting bij artikel 34 ViO
Gezamenlijke zakelijke belangen zijn relaties waarbij sprake is van een gemeenschappelijk commercieel of financieel belang tussen de in dit artikel genoemde personen, entiteiten of organen. Uiteraard is hierbij de eindverantwoordelijke accountant een lid van het assurance-team. Onder het begrip gezamenlijk zakelijk belang vallen niet:
de assurance-opdracht en opdrachten tot overige dienstverlening;
de arbeidsovereenkomst, inclusief de afspraken over secundaire arbeidsvoorwaarden voor de intern en overheidsaccountant;
op een arbeidsovereenkomst gelijkende overeenkomst tussen de intern of overheidsaccountant en de werkgever.
Hierna is een aantal voorbeelden gegeven van gezamenlijke zakelijke belangen die, als zij van materieel belang zijn voor ten minste één van de partijen een uit eigenbelang, belangenbehartiging of intimidatie voortvloeiende bedreiging voor een onafhankelijke uitvoering kunnen vormen:
afspraken om een of meer diensten of producten van de accountantspraktijk met een of meer diensten of producten van de verantwoordelijke partij te combineren en deze gezamenlijk op de markt te brengen;
distributie- of marketingafspraken waarbij de accountantspraktijk als distributeur of aanbieder van producten of diensten van de verantwoordelijke partij werkzaam is of vice versa.
Het eerste lid van dit artikel identificeert een aantal situaties waarin gesteld wordt dat het zakelijk belang een zodanige invloed op de betrokken persoon heeft, bijvoorbeeld doordat het financiële welzijn van de persoon waarmee de zakelijke relatie bestaat directe invloed heeft op het persoonlijke welzijn, dat het niet mogelijk is de onafhankelijke uitvoering te waarborgen.
Voorbeeld van een eventuele maatregel als sprake is van een belang zoals bedoeld in het tweede lid is het inperken van de zakelijk relatie bijvoorbeeld door het niveau van de transacties te beperken. Daarnaast is het mogelijk de omstandigheid ongedaan te maken door het betreffende teamlid uit het assurance-team te verwijderen.
Overeenkomsten om dergelijke relaties aan te gaan, worden op dezelfde wijze behandeld als reeds bestaande relaties.
Voor assurance-opdrachten ten behoeve van een beperkte verspreidingskring geldt dat de eindverantwoordelijke accountant niet onafhankelijk hoeft te zijn van de verantwoordelijke entiteit. De bepalingen met betrekking tot de zakelijke belangen met de verantwoordelijke entiteit zijn dan ook niet van toepassing op een intern of overheidsaccountant die een opdracht uitvoert ten behoeve van een nader bepaalde kring van gebruikers (bijvoorbeeld ten behoeve van het management van de entiteit waar de intern accountant werkzaam is). Een zakelijke relatie met een verantwoordelijke entiteit geeft echter een zodanig specifieke omstandigheid dat, hoewel een dergelijke situatie niet hoeft te worden verboden, het toch van belang wordt geacht het auditcomité of een orgaan met gelijksoortige taken, of de met governance belaste personen van die organisatie over relevante zakelijke relaties te informeren. Hoe en met wie de afstemming plaatsvindt hangt mede af van de afspraken die daarover binnen de organisatie zijn gemaakt. Organen met soortgelijke taken als een auditcomité maar die onder een andere noemer opereren, worden in de ViO met een auditcomité gelijk gesteld. Feitelijk wordt dit dus gezien als een bedreiging die om een specifieke maatregel vraagt.