ECLI:NL:OGHACMB:2018:20

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 januari 2018
Publicatiedatum
19 februari 2018
Zaaknummer
LARAUA2017H00050
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing vergunning tijdelijk verblijf door minister van Integratie, Infrastructuur en Milieu

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, die op 8 mei 2017 een beroep ongegrond verklaarde tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf. De minister van Integratie, Infrastructuur en Milieu had op 16 mei 2016 de aanvraag van de appellant, die als investeerder voor Zega Corporation N.V. in Aruba wilde werken, afgewezen. De minister handhaafde deze afwijzing na het ongegrond verklaren van het bezwaar van de appellant op 3 oktober 2016. De appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 3 november 2017, waar de appellant werd bijgestaan door zijn advocaat mr. M.B. Boyce, en de minister vertegenwoordigd was door mr. G.M.N. Maduro, werd duidelijk dat de appellant inmiddels in de Verenigde Staten woont en geen vergunning tot tijdelijk verblijf meer wenst. Hij overweegt het hoger beroep in te trekken, maar is bezorgd over de juridische gevolgen van de uitspraak van het Gerecht, met name over de vraag of hij een strafbaar feit heeft gepleegd in verband met de afwijzing van zijn aanvraag.

Het Hof oordeelt dat, aangezien de appellant geen belang meer heeft bij het hoger beroep omdat hij de gevraagde vergunning niet meer wenst, het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De beslissing van het Hof houdt in dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt, en de uitspraak is openbaar uitgesproken op 24 januari 2018.

Uitspraak

LARAUA2017H00050
Datum uitspraak: 24 januari 2018
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[
Appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 8 mei 2017 in zaak nr. Lar 2826 van 2016, in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Integratie, Infrastructuur en Milieu.

Procesverloop

Bij beschikking van 16 mei 2016 heeft de minister een verzoek van appellant van 10 maart 2016 om hem een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen om als investeerder van het bedrijf Zega Corporation N.V. werkzaam te zijn en in Aruba te verblijven, afgewezen.
Bij beschikking van 3 oktober 2016 heeft de minister het door appellant daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 mei 2017 heeft het Gerecht het door appellant daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 november 2017, waar appellant, bijgestaan door mr. M.B. Boyce, advocaat, en de minister, vertegenwoordigd door mr. G.M.N. Maduro, werkzaam bij Departamento di Integracion, Maneho y Admision di Stranhero, zijn verschenen.

Overwegingen

De minister heeft de afwijzing van de aanvraag in bezwaar gehandhaafd en daaraan ten grondslag gelegd dat bij de verificatie van de apostille waarvan de door appellant overgelegde verklaring omtrent het gedrag is voorzien, is gebleken dat het betreffende codenummer niet is geregistreerd bij het Venezolaanse Ministerio del Poder Popular para Relaciones Exteriores. Daaraan heeft de minister de conclusie verbonden dat de door appellant bij zijn aanvraag overgelegde vog niet is afgegeven door de daartoe bevoegde Venezolaanse autoriteiten.
Ter zitting is namens appellant verklaard dat hij in de Verenigde Staten woont en hij geen vergunning tot tijdelijk verblijf meer wenst waarmee hij in staat zou zijn om in Aruba werkzaam te zijn en te verblijven. Appellant wil het hoger beroep om die reden intrekken maar twijfelt omdat hij niet weet of daarmee de aan de bestreden uitspraak ten grondslag liggende overweging dat ten aanzien van de apostille valsheid in geschrifte is gepleegd rechtens komt vast te staan en wat de strafrechtelijke en andere juridische gevolgen daarvan voor hem zullen zijn.
Het hoger beroep strekt ertoe te beoordelen of het Gerecht terecht heeft geoordeeld dat de minister de aanvraag van appellant om hem de gevraagde vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen terecht heeft afgewezen. Indien in dit hoger beroep zou worden geoordeeld en daarmee in rechte vast staat dat de minister de aanvraag van appellant om hem een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen terecht heeft afgewezen, brengt dit nog niet met zich dat tevens vaststaat dat appellant een strafbaar feit heeft gepleegd. De vraag of appellant in de verblijfsprocedure een strafbaar feit heeft gepleegd, ligt in dit hoger beroep niet tevens ter beoordeling voor. De beantwoording van deze vraag vergt een zelfstandige beoordeling door de strafrechter in een daartoe strekkende strafrechtelijke procedure.
Nu appellant de gevraagde vergunning tot tijdelijk verblijf niet meer wenst en hij met het hoger beroep niet kan bereiken dat hij antwoord krijgt op de vraag of hij een strafbaar feit heeft begaan, is de conclusie dat appellant geen belang meer heeft bij het hoger beroep.
Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
verklaarthet hoger beroep
niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Saleh, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. J.Th. Drop, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.A. Wever, griffier.
w.g. Saleh
voorzitter
w.g. Wever
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2018
Verzonden: 24 januari 2018
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,