Uitspraak
Procesverloop
Beslissing
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van twee appellanten tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, die op 26 maart 2018 hun beroep tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een vergunning tot verblijf voor onbepaalde tijd ongegrond verklaarde. De minister van Justitie had op 7 november 2016 de aanvragen van de appellanten afgewezen en hun bezwaar daartegen op 5 mei 2017 ongegrond verklaard. De appellanten, die sinds 2004 in Sint Maarten wonen, stelden dat zij recht hadden op een vergunning op basis van het gelijkheidsbeginsel, omdat in het verleden aan hun gemachtigde een vergunning was verleend na één jaar rechtmatig verblijf.
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie heeft de zaak op 1 oktober 2018 behandeld. De appellanten waren vertegenwoordigd door mr. B.B. Brooks, terwijl de minister werd vertegenwoordigd door mr. A.O. Muller. Het Hof overwoog dat de minister niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel had gehandeld, omdat de omstandigheden van de appellanten niet gelijk waren aan die van hun gemachtigde. Het Hof concludeerde dat de appellanten niet voldeden aan de vereisten voor een vergunning voor onbepaalde tijd, aangezien zij niet onafgebroken rechtmatig verblijf hadden gehad in Sint Maarten gedurende de vereiste periode van vijf jaar.
Het Hof bevestigde de uitspraak van het Gerecht en oordeelde dat de minister de richtlijnen correct had toegepast. De appellanten hadden niet aannemelijk gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het beleid rechtvaardigden. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.