ECLI:NL:OGHACMB:2018:277

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
19 juli 2018
Publicatiedatum
6 juni 2019
Zaaknummer
500.00017/18 H64/2018
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis in hoger beroep betreffende drugshandel

Op 19 juli 2018 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De verdachte, geboren op 12 augustus 1971 in Jamaica en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden voor het voorhanden hebben van drugs, specifiek tien kilo cocaïne. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling, waarbij zijn raadsman pleitte voor een lagere straf, onder verwijzing naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij niet op de hoogte was van de hoeveelheid cocaïne die hij moest verzenden. De procureur-generaal vorderde bevestiging van het eerdere vonnis.

Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg bevestigd, waarbij het zich verenigde met de redengeving van het eerdere vonnis. Het Hof oordeelde dat de verdachte, door in te stemmen met het verzenden van twee kilo cocaïne zonder verder onderzoek te doen, bewust de aanmerkelijke kans had aanvaard dat hij betrokken zou raken bij een grotere hoeveelheid cocaïne. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte boden geen aanleiding voor een lagere straf. Het verweer van de raadsman werd verworpen, en het Hof bevestigde de eerdere veroordeling.

Uitspraak

Zaaknummer: H 64/2018

Parketnummer: 500.00017/18
Uitspraak: 19 juli 2018 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) van 5 maart 2018:

[VERDCAHTE],

geboren in Jamaica op 12 augustus 1971,
wonende in Jamaica, thans alhier gedetineerd.
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij voornoemd vonnis ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het Gerecht de in beslag genomen cocaïne onttrokken aan het verkeer.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. M.L.A. Angela, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. M. Koendjbihari, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Vonnis waarvan beroep
Het Hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en met de redengeving waarop dit berust. Het vonnis zal daarom worden bevestigd.
De raadsman heeft bepleit dat aan de verdachte een lagere straf wordt opgelegd dan waartoe hij in eerste aanleg is veroordeeld. De raadsman heeft daartoe naar voren gebracht dat de verdachte er niet van op de hoogte was dat er maar liefst tien kilo cocaïne in het pak zat dat hij moest versturen; de verdachte was slechts akkoord gegaan met het verzenden van twee kilo cocaïne. Voorts heeft de raadsman naar voren gebracht dat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte nopen tot een lagere strafoplegging.
Gelet op de vastgestelde gang van zaken is het Hof van oordeel dat de verdachte, op het moment dat hij gehoor gaf aan het verzoek van ‘[naam verzoeker], een persoon die hij niet goed kende, om twee kilo cocaïne te verzenden naar Jamaica en waarvoor verdachte een geldelijke beloning zou ontvangen, zonder nader onderzoek te doen naar de aan hem toebedeelde opdracht, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij mee zou werken aan uitvoer van een grotere hoeveelheid cocaïne dan gedacht. Ook in de persoonlijke omstandigheden ziet het Hof geen aanleiding een lagere straf op te leggen.
Het verweer wordt verworpen.

BESLISSING

Het Hof:
bevestigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg.
Dit vonnis is gewezen door mrs. H. de Doelder, S.A. Carmelia en D. Radder, leden van het Hof, bijgestaan door mr. L.M. Tjong-A-Tjoe, zittingsgriffier, en vervolgens op 19 juli 2018 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao.
mr. H. de Doelder is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
uitspraakgriffier: