ECLI:NL:OGHACMB:2018:298

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
23 oktober 2018
Publicatiedatum
3 juli 2019
Zaaknummer
H-24/2018
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis doodslag met bewijswaardering en opzet

Op 23 oktober 2018 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan in hoger beroep in de strafzaak tegen de verdachte, die eerder door het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire was vrijgesproken van moord maar veroordeeld tot twaalf jaar gevangenisstraf voor doodslag. De verdachte, geboren in 1978 en gedetineerd op Bonaire, heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting heeft de procureur-generaal, mr. M.L.A. Angela, de bevestiging van het vonnis gevorderd, terwijl de raadsvrouw, mr. M. Verkade, pleitte voor vrijspraak.

Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht bevestigd, maar de bewijsoverweging vervangen. De verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer per ongeluk met een mes heeft gestoken, maar het Hof achtte deze verklaring ongeloofwaardig. De verklaring van de verdachte strookte niet met het forensisch bewijs, waaronder de aard van de verwondingen van het slachtoffer en de conclusies van patholoog L. Althaus. De patholoog concludeerde dat de steekwond niet op de door de verdachte beschreven wijze kon zijn ontstaan en dat de steek met forse kracht was toegediend.

Het Hof oordeelde dat de verdachte met opzet heeft gehandeld, aangezien de verwondingen en de omstandigheden van de aanval erop wijzen dat hij de bedoeling had het slachtoffer te doden. Het verweer van de verdachte werd verworpen, en het Hof bevestigde het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg, met inachtneming van de nieuwe bewijsoverweging.

Uitspraak

Zaaknummer: H-24/2018

Parketnummer: 300.00041/17
Uitspraak: 23 oktober 2018 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire (hierna: het Gerecht) van 31 januari 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring op Bonaire.
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis ter zake van de ten laste gelegde moord vrijgesproken en ter zake van de ten laste gelegde doodslag veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het Gerecht beslissingen genomen ten aanzien van een vordering tot schadevergoeding van een benadeelde partij.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. M.L.A. Angela, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. M. Verkade, naar voren is gebracht. Voorts heeft het Hof kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, omdat het Hof zich daarmee verenigt, met dien verstande dat het Hof de bewijsoverweging vervangt door de navolgende bewijsoverweging.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is –kort samengevat- aangevoerd dat de verdachte geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, had op de dood van [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer).
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij het slachtoffer per ongeluk met een mes heeft gestoken. Ter toelichting heeft hij verklaard dat hij, terwijl hij naar de keuken liep, door het slachtoffer op zijn rug werd geslagen, dat hij zich, bij het aanrecht gekomen, naar haar omdraaide en zijn beide handen voor zijn gezicht hield en dat hij met gesloten ogen met een arm naar achteren reikte om iets, wat later een mes bleek te zijn, van het aanrecht te pakken en dat hij zijn handen vervolgens één keer recht naar voren heeft geduwd ter afwering van het slachtoffer. Toen hij zijn ogen vervolgens opende, zag hij dat hij haar met een mes in de borststreek had geraakt, aldus nog steeds de verdachte.
Het Hof overweegt als volgt.
De door de verdachte geschetste feitelijke toedracht acht het Hof geenszins aannemelijk geworden. Immers, deze strijdt met objectief forensisch bewijs, zoals de aard van de bij de sectie van het slachtoffer aangetroffen verwondingen, alsook met de conclusies van patholoog L. Althaus over hoe deze verwondingen aan het slachtoffer zijn toegebracht.
Het slachtoffer had één steekwond in het bovenste deel van de thorax, vlakbij de sleutelbeenderen, met een steekkanaal van 10,5 cm diep. Het steekkanaal liep schuin van linksboven naar rechtsonder onder een hoek van 35 graden. Rondom de steekwond waren botten en kraakbeen verpulverd.
De patholoog heeft geconcludeerd dat deze steekwond niet ontstaan kan zijn op de door de verdachte beschreven wijze, immers dan zou – gegeven de lengte van de verdachte en het slachtoffer - een vrijwel horizontaal steekkanaal moeten zijn ontstaan. Bovendien moet de steekwond met forse kracht zijn toegebracht, gelet op de ontstane schade aan kraakbeen en botten, aldus de patholoog. Daarbij komt dat het slachtoffer snijwonden aan de binnenkant van beide handen had, die door de patholoog zijn omschreven als typische “actieve verdedigingsletsels” passend bij het afweren van het mes.
Gelet op het bovenstaande stelt het Hof de verklaring van de verdachte over de feitelijke gang van zaken als ongeloofwaardig terzijde.
De verdachte heeft met grote kracht een mes diep in het bovenlichaam van het slachtoffer gestoken, waardoor zij vrijwel direct is overleden. Uit de verwondingen die het slachtoffer op haar beide handen had, kan worden afgeleid dat zij getracht heeft zich te verdedigen tegen de aanval door de verdachte. Door het slachtoffer op deze wijze met een mes in het bovenlichaam te steken, kan het niet anders zijn dan dat de verdachte de bedoeling had het slachtoffer te doden. Vol opzet op de dood kan dus worden bewezen.
Het verweer wordt verworpen.

BESLISSING

Het Hof:
bevestigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.C.B. Hubben, D. Radder en M.B. van den Enden, leden van het Hof, bijgestaan door mr. L.M. Tjong-A-Tjoe, zittingsgriffier, en op 23 oktober 2018 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof op Bonaire.
mr. M.C.B. Hubben is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
uitspraakgriffier: