ECLI:NL:OGHACMB:2019:176

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 september 2019
Publicatiedatum
28 oktober 2019
Zaaknummer
100.00048/18 H-77/2019
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak en nietigverklaring in vuurwapenzaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, waarin de verdachte op 17 april 2019 was vrijgesproken van het ten laste gelegde feit en de dagvaarding ter zake van andere feiten nietig was verklaard. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie heeft op 24 september 2019 uitspraak gedaan. De verdachte, geboren in 2002, werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie op 13 september 2018 in Sint Maarten. Tijdens een controle door de politie werd een traangaspistool en munitie aangetroffen in de auto van de verdachte. Het Hof heeft vastgesteld dat de fouillering en doorzoeking van de auto rechtmatig waren, en dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van het wapen en de munitie. Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren en een voorwaardelijke jeugddetentie van 3 maanden, met bijzondere voorwaarden. De beslissing is genomen met inachtneming van de jeugdige leeftijd van de verdachte en het blanco strafblad.

Uitspraak

Zaaknummer: H 77/2019

Parketnummer: 100.00048/18
Uitspraak: 24 september 2019 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht) van 17 april 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 2002 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van het onder feit 1 ten laste gelegde vrijgesproken en voorts de dagvaarding ter zake van het onder 2 en 3 ten laste gelegde nietig verklaard.
De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. M.A.W. Mol, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.R. Bommel, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder feit 1 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot:
  • een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen vervangende jeugddetentie;
  • een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde toezicht en begeleiding van de jeugdreclassering, ook indien dat inhoudt:
  • openheid en inzage middelengebruik en meewerken aan drugstesten;
  • tenminste tien sessies psychologische begeleiding;
  • verplichte schoolgang en aanwezigheid;
  • houden aan voorwaarden en begeleidingsplan van de jeugdreclassering.
Door en namens de verdachte is vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, aangezien het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
:
Feit 1:
hij op of omstreeks 13 september 2018 in Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening, te weten een enkelloops traangaspistool (model [WAPENNUMMER]) en/of munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening, te weten drie scherpe patronen, voorhanden heeft gehad; artikel 3 jo 11 van de Vuurwapenverordening.
Bewezenverklaring
Het Hof acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks13 september 2018 in Sint Maarten,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening, te weten een enkelloops traangaspistool (model [WAPENNUMMER]) en
/ofmunitie, in de zin van de Vuurwapenverordening, te weten drie scherpe patronen, voorhanden heeft gehad.
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Opgemerkt wordt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Sint Maarten.
1. Een proces-verbaal van aanhouding d.d. 13 september 2018, voor zover inhoudende als verklaring van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]:
Op 13 september 2018 omstreeks 00:45 uur bevonden wij ons op de [naam straat 1] Road. Wij reden in een onopvallende auto en gekleed in dienstuniform. Ter hoogte van [naam bedrijf 1] zagen wij een crème witte personenauto van het merk Hyundai I-10 voorzien van het kenteken [KENTEKENNUMMER]. Wij verbalisanten besloten de Hyundai te controleren op grond van de Wegenverkeersverordening Sint Maarten. Wij haalden de Hyundai in en blokkeerden het voertuig. Wij stapten uit en legitimeerden ons. De bestuurder probeerde achteruit te rijden. Wij vorderden de bestuurder om te stoppen en het voertuig uit te zetten. Terwijl wij het voertuig benaderden stapte de bijrijdende passagier uit en deed de bestuurder zijn portier open. Ik, verbalisant [verbalisant 1], zag in het bestuurdersportiervakje een klein doorzichtig plastic zakje met daarin twee kleine gripzakjes met als inhoud een op marihuana gelijkend kruid. Op dat moment besloten wij, verbalisanten, de bestuurder en passagier te controleren en te fouilleren en het voertuig te controleren op grond van de Opiumlandsverordening 1960. Tijdens deze controle zag ik, verbalisant [verbalisant 1], onder de bestuurdersstoel een zwart kleurig vuurwapen en een zwarte schoudertas. Wij besloten daarop de bestuurder en de passagier aan te houden. De bestuurder gaf op te zijn genaamd [verdachte]. In beslag genomen werden: een zwartkleurig vuurwapen met serienummer [WAPENNUMMER], een zwarte schoudertas met een huls van 38 special, een scherp patroon van kaliber 9 mm, een scherp patroon van kaliber 45 auto, binnen het vuurwapen zat een patroon van kaliber 38 special.
2. Een proces-verbaal van technisch onderzoek d.d. 23 januari 2019, voor zover inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant 3]:
Op 13 september 2018, verzocht de inspecteur/ rechercheur [inspecteur], werkzaam bij het team Zware Criminaliteitsbestrijding, onder aanbieding van een op een wapen gelijkend voorwerp, scherpe patronen en huls een onderzoek in te stellen. Deze voornoemde voorwerpen werden in beslag genomen bij de verdachte [verdachte].
Identificatie ad 1:
Het betrof een enkelloops traangas pistool, zonder merk, model "[WAPENNUMMER]" (het Hof leest: [WAPENNUMMER]) en van het kaliber 8 mm. Het wapen was geladen met een scherp patroon en werd voor onderzoek aangeboden. Dit patroon, kaliber "38 SPL", was niet geschikt om met het onderzochte traangaspistool afgevuurd te worden.
Het voor onderzoek aangeboden traangaspistool had een grote gelijkenis met een echt pistool van het merk "SMITH & WESSON" model "M & P" en van het kaliber ".40". Het onderzochte traangaspistool is daarvan niet te onderscheiden en is voor bedreiging of afdreiging geschikt.
Conclusie ad.1:
Het voor onderzoek aangeboden wapen (traangas pistool) is een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930. En de voor onderzoek aangeboden scherpe patroon is munitie in de zin van deze verordening.
Identificatie ad. 2:
Het betrof twee scherpe patronen en een huls die voor onderzoek werden aangeboden. De voor onderzoek aangeboden scherpe patronen waren van het kaliber "9 MM" en “.45 AUTO". De twee scherpe patronen waren niet geschikt om met het onderzochte traangas pistool afgevuurd te worden.
Conclusie ad.2:
De voor onderzoek aangeboden twee scherpe patronen zijn munitie in de zin van de Vuurwapenverordening 1930.
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft betoogd dat de politie geen bevoegdheid had om de auto waarin de verdachte reed te doorzoeken, dat het bewijs daarmee onrechtmatig is verkregen en vrijspraak dient te volgen. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat de verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van het vuurwapen.
Op grond van artikel 117 van de Wegenverkeersverordening is de politie ten alle tijde bevoegd, dus ook zonder dat sprake is van een verdenking, om een bestuurder van een voertuig een stopteken te geven. Van deze bevoegdheid hebben verbalisanten in de onderhavige zaak op 13 september 2018 gebruik gemaakt en de verdachte die een personenauto bestuurde tot stoppen gemaand. Voordat de verbalisanten toegekomen waren aan het uitoefenen van hun controlebevoegdheid op grond van de Wegenverkeersverordening, stapte de passagier uit de auto en deed de verdachte zijn portier open. Een van de verbalisanten zag in het vakje van het portier aan de bestuurderszijde een doorzichtig plastic zakje met twee kleine gripzakjes met daarin een op marihuana gelijkend kruid. Naar het oordeel van het Hof valt uit genoemde omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan een in de Opiumlandsverordening strafbaar gesteld feit af te leiden. Er is geen reden om aan de in het proces-verbaal van aanhouding beschreven gang van zaken te twijfelen. De fouillering en de daarop volgende doorzoeking van de auto zijn daarom rechtmatig. Het resultaat van het onderzoek, te weten het onder de bestuurdersstoel van de auto aantreffen van een traangaspistool en de munitie, kan dan ook voor het bewijs worden gebruikt.
Voor een veroordeling ter zake van het voorhanden hebben van een wapen of munitie in de zin van de Vuurwapenverordening is vereist dat sprake is geweest van een meerdere of mindere mate van bewustheid bij de verdachte omtrent de aanwezigheid van dat wapen of die munitie. Het Hof is van oordeel dat de verdachte niet alleen wetenschap had van de zich onder zijn stoel bevindende wapen en munitie, maar ook dat de betrokkenheid van de verdachte bij het wapen en de munitie zodanig is geweest dat deze zich in de machtssfeer van de verdachte hebben bevonden. Gezien de plaats waar het wapen en de munitie zijn aangetroffen, te weten onder handbereik, had de verdachte op ieder gewenst moment toegang tot het wapen en de munitie. De verdachte heeft geen redelijke, aannemelijke en hem ontlastende verklaring voor de aanwezigheid van het wapen en de munitie gegeven. De verdachte heeft verklaard dat hij geen weet had van het wapen en de munitie en dat hij de auto had gehuurd. Voor zover de verdachte heeft bedoeld te betogen dat het wapen en de munitie al in de auto moet hebben gelegen op het moment dat hij die auto huurde, volgt het Hof hem hierin niet. Volgens [naam autoverhuurder], van wie de verdachte de auto had gehuurd, was de auto helemaal schoon op het moment dat hij hem leende van de eigenaresse aan het eind van de middag van 13 september 2018. De eigenaresse van de auto, [naam auto eigenaresse], heeft op 14 september 2018 verklaard dat zij de auto enkele dagen daarvoor had gekocht. De getuige [getuige], die samen met de eigenaresse de auto had gekocht, heeft verklaard dat hij de auto bij de overname van binnen had bekeken en dat de auto helemaal leeg en opgeruimd was. De verklaring van de verdachte vindt dan ook geen steun in het dossier en wordt daarom door het Hof als ongeloofwaardig terzijde geschoven. Het Hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 13 september 2018 het wapen en de munitie voorhanden heeft gehad.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder feit 1 bewezen verklaarde is zowel ten aanzien van het voorhanden hebben van het vuurwapen, als ten aanzien van het voorhanden hebben van de munitie voorzien bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening en strafbaar gesteld in artikel 11 van die verordening.
Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straffen
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedragingen aan de verdachte te verwijten zijn en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft een traangaspistool en drie scherpe patronen voorhanden gehad in een auto. Een dergelijk wapen, dat niet te onderscheiden is van een echt vuurwapen, is voor afdreiging geschikt en kan derhalve een grote impact hebben op degenen die ermee geconfronteerd worden. De patronen waren weliswaar niet geschikt voor het afvuren met het aangetroffen traangaswapen, maar het bezit van munitie is wel potentieel gevaarzettend en kan bij gebruik ervan tot dodelijke gevolgen leiden. Zorgelijk is dat een jonge jongen als de verdachte dergelijke voorwerpen voorhanden heeft.
Het Hof heeft acht geslagen op de inhoud van het rapport van de Voogdijraad d.d. 12 april 2019 en het daarin vermelde advies.
Het Hof ziet, gezien het blanco strafblad en de jeugdige leeftijd van de verdachte, aanleiding om een taakstraf op te leggen in combinatie met een deels voorwaardelijke jeugddetentie en na te noemen bijzondere voorwaarden. Dit om de verdachte ervan te weerhouden om zich tijdens de proeftijd niet weer aan een strafbaar feit schuldig te maken.
Het Hof is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat na te noemen straffen passend en geboden zijn. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:136, 1:163, 1:165, 1:169, 1:170, 1:180, 1:181, 1:182, 1:183 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg en doet opnieuw recht;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentievoor de
3 (drie) maanden;
bepaalt dat de jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een
proeftijdvan
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Jeugdreclassering Sint Maarten, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt;
geeft de jeugdreclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een werkstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren,indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen jeugddetentie;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar de maatstaf van 2 (twee) uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag.
Dit vonnis is gewezen door mrs. D. Radder, A.J.M. van Gink en S.M. Christiaan, leden van het Hof, bijgestaan door mr. C. Bernsen, zittingsgriffier, en op 24 september 2019 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten.
Mr. Van Gink en de zittingsgriffier zijn buiten staat de vonnis mede te ondertekenen.
uitspraakgriffier:
De uitspraakgriffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Sint Maarten d.d.24 september 2018, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 130920180915.34965.