ECLI:NL:OGHACMB:2019:188

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
13 november 2019
Publicatiedatum
9 december 2019
Zaaknummer
200.00050/18 (zaak A) en 200.00041/18 (zaak B) H-52/2019
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba inzake belediging van ambtenaren en bezit van verdovende middelen

Op 13 november 2019 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De zaak betreft een verdachte die in eerste aanleg was vrijgesproken van enkele beschuldigingen, maar veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte werd beschuldigd van belediging van ambtenaren en het voorhanden hebben van een mes, evenals het bezit en de teelt van marihuana. Het Hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van enkele andere beschuldigingen. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en het mes werd onttrokken aan het verkeer. Het Hof overwoog dat de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte een zwaardere straf rechtvaardigden.

Uitspraak

Zaaknummer: H-52/2019

Parketnummer: 200.00050/18 (zaak A) en 200.00041/18 (zaak B)
Uitspraak: 13 november 2019 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Saba (hierna: het Gerecht), van 29 januari 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het in zaak A onder 2 en 3 en het in zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft het Gerecht de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren met de bepaling dat de verdachte zich dient te houden aan aanwijzingen van de Reclassering.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Nu alleen de verdachte hoger beroep heeft ingesteld, is het vonnis waarvan beroep slechts aan beoordeling van het Hof onderworpen voor zover het betrekking heeft op de beslissingen ten aanzien van het in zaak A onder 2 en 3 en het in zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het vonnis waarvan beroep dat aan het oordeel van het Hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. R.H. den Haan, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman,
mr. M.K.A. Hart, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, behoudens ten aanzien van de straffen en – in zoverre opnieuw recht doende – de verdachte zal veroordelen tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzonder voorwaarde een werkstraf voor de duur van 40 uren. Daarnaast heeft de procureur-generaal gevorderd dat het in beslag genomen mes zal worden onttrokken aan het verkeer.
Vonnis waarvan beroep
Het Hof kan zich op onderdelen niet met het vonnis waarvan beroep verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het Hof het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, ten laste gelegd
:
Zaak A (parketnummer200.00050/18)
2.
dat hij, op of omstreeks 14 juli 2018, op het eiland Saba, opzettelijk beledigend een of meer ambtena(a)r(en), te weten [opsporingsambtenaar 1] en/of [opsporingsambtenaar 2], werkzaam bij het Korps Politie Caribisch Nederland, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in diens tegenwoordigheid, mondeling heeft toegevoegd de woorden : "Bai den koño di boso nan mama, polis mariku nan, wak boso nan kaya paso kos to pasa boso nan" (in het Nederlands: "ga naar jullie moederskont, flikker politie, jullie moeten uitkijken, want er zal iets gebeuren met jullie"), althans woorden van dergelijke beledigende aard en/of strekking;
3.
dat hij, op of omstreeks 14 juli 2018, op het eiland Saba, op of aan de openbare weg (te weten [naam weg]) althans op enige voor het publiek toegankelijke plaats, een mes voorhanden heeft gehad, zijnde een wapen zoals bedoeld in artikel 1 van de Wapenwet Bes;
Zaak B (parketnummer 200.00041/18)
1.
dat hij, op of omstreeks 26 juni 2018, op het eiland Saba, al dan niet opzettelijk in zijn bezit en/of aanwezig heeft gehad, (ongeveer) 34,5 gram marihuana, althans een hoeveelheid hennep en/of cannabis;
2.
dat hij, in of omstreeks de periode van 1 maart 2018 tot en met 26 juni 2018 op het eiland Saba, opzettelijk (11) planten van het geslacht Cannabis heeft verbouwd;
Bewezenverklaring
Het Hof acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 2 en 3 en het in zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A (parketnummer 200.00050/18)
2.
hij, op
of omstreeks14 juli 2018, op het eiland Saba, opzettelijk beledigend
een of meerambtena
(a)r
(en
), te weten [opsporingsambtenaar 1] en
/of[opsporingsambtenaar 2], werkzaam bij het Korps Politie Caribisch Nederland, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van
zijn/haar/hun bediening, in
huntegenwoordigheid, mondeling heeft toegevoegd de woorden : "Bai den koño di boso nan mama, polis mariku nan, wak boso nan kaya paso kos to pasa boso nan" (in het Nederlands: "ga naar jullie moederskont, flikker politie, jullie moeten uitkijken, want er zal iets gebeuren met jullie"), althans woorden van dergelijke beledigende aard en/of strekking;
3.
hij, op
of omstreeks14 juli 2018, op het eiland Saba, op of aan de openbare weg (te weten [naam weg])
althans op enige voor het publiek toegankelijke plaats,een mes voorhanden heeft gehad, zijnde een wapen zoals bedoeld in artikel 1 van de Wapenwet Bes.
Zaak B (parketnummer 200.00041/18)
1.
dat hij, op
of omstreeks26 juni 2018, op het eiland Saba,
al dan nietopzettelijk
in zijn bezit en/ofaanwezig heeft gehad,
(ongeveer)34,5 gram marihuana
, althans een hoeveelheid hennep en/of cannabis;
2.
dat hij, in
of omstreeksde periode van 1 maart 2018 tot en met 26 juni 2018 op het eiland Saba, opzettelijk
(11
)planten van het geslacht Cannabis heeft verbouwd.
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd; omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring.
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e Sv betreft, telkens slechts wordt gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 in zaak A
1.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2018009208_20180714_120442.doc van 14 juli 2018, opgesteld door de bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten (of één van hen):
Op 14 juli 2018 bevonden wij[opsporingsambtenaar 1], hoofdagent van politie, en [agent 1], agent van politie, werkzaam bij het Korps Politie Caribisch Nederland en ingedeeld bij de Basis Politiezorg Saba, ons op voetpatrouille op [naam weg] ter hoogte van ’[naam hotel] Hotel. Wij waren daar ter plaatse om toezicht te houden op de openbare orde en veiligheid.
Wij bevonden ons op de openbare weg bij de ingang van voornoemd hotel. Wij zagen de ons ambtshalve bekenden [verdachte] en [medeverdachte]. Er ontstond een grimmige situatie. Wij, verbalisanten werden meerdere malen bedreigd en beledigd door [verdachte] en [medeverdachte] en voelden ons niet meer veilig. Wij hoorden [verdachte] en [medeverdachte] het volgende zeggen in het Papiaments: "Bai den koño di boso nan mama, polis mariku nan, wak boso nan kaya paso kos to pasa boso nan". Dat luidt als volgt in het Nederlands: "Ga naar jullie moederskont, flikker politie, jullie moeten uitkijken, want er zal iets gebeuren met jullie", of woorden van gelijke strekking.
2.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2018009212_20190127_1841023.doc van 27 januari 2019, opgesteld door de bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [agent 1].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten (of één van hen):
Op 14 juni 2018 (het Hof begrijpt gelet op de overige bewijsmiddelen: 14 juli 2018) werden wij, verbalisanten, beledigd door [verdachte]. Dit gebeurde met al het publiek dat aanwezig was tijdens het incident. [verdachte] heeft de volgende woorden gezegd: ‘Ga naar jullie moederskont, flikker politie, het gaat niet zo blijven’. [verdachte] heeft mij, verbalisant [opsporingsambtenaar 1], flikker genoemd en gezegd dat ik in mijn moederskont moest gaan.
3.Een proces-verbaal van kennisgeving inbeslagname met nummer 2018009212_20180714_105129.doc van 14 juli 2018, opgesteld door de bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 14 juli 2018 werd bij [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] een mes voorzien van 1 snijkant en een houten heft van het merk Okapi, inklapbaar (lemmet 10 cm, heft 13 cm) in beslag genomen.
4.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 25 oktober 2019.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Het is juist dat ik op 14 juli 2018 op Saba een mes bij mij had. Ik had dat mes bij mij om een scooter te kunnen starten.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 in zaak B
1.Een proces-verbaal van kennisgeving inbeslagname met nummer 2018008477_20180626_115050.doc van 26 juni 2018, opgesteld door de bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 4]en [opsporingsambtenaar 5].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten (of één van hen):
Op 26 juni 2018 werd te Saba bij [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] in beslag genomen:
- 2 gram marihuana;
- 32,5 gram marihuana in blik;
- 11 potten met groeiende marihuana planten.
Bij dit proces-verbaal behoort een fotomap met de naam ‘Fotomap Verdomi verdachte [verdachte]’.
2.De eigen waarneming van het Hof ter terechtzitting in hoger beroep van 25 oktober 2019.
Deze eigen waarneming houdt in:
Op foto 2 van de ‘Fotomap Verdomi verdachte [verdachte]’, behorende bij het onder 1 genoemde bewijsmiddel zijn elf zwarte plastic bakken te zien met daarin planten.
3.Een proces-verbaal van bevindingen onderzoek verdovende middelen behorende bij proces-verbaal met nummer 2018008477_20180626_115050.doc van 27 juni 2018, opgesteld door de bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1] .
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Ik heb een hoeveelheid vermoedelijk verdovende middelen onderzocht die op 26 juni 2018 in beslag waren genomen op de [adres verdachte] te Saba. De aangeboden partij bestond uit één koekblik met daarin op marihuana gelijkend kruid met een nettogewicht van 32,5 gram en één plastic zakje met daarin op marihuana gelijkend kruid met een nettogewicht van 2 gram.
De substanties werden door mij getest. De veldtest gaf een indicatie op marihuana. De verkleuring van het monster was zoals op de gebruikte test is aangegeven. De verkleuring van de test geeft een betrouwbare indicatie van de stof marihuana.
4.Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2018008477_20180626_104710.doc van 26 juni 2018, opgesteld door de bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 6] en [opsporingsambtenaar 2].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 26 juni 2018 afgelegde verklaring van de verdachte:
De marihuana die in de koektrommel in mijn woning aan de [adres verdachte] te Saba is aangetroffen komt van de planten die buiten stonden. Ik had er een klein zakje bij liggen. Dat is voor mijzelf. Ik had inderdaad meer dan vijf bomen in mijn bezit. Ik weet eigenlijk wel dat ik dan fout zit.
5.Een proces-verbaal van tweede verhoor verdachte met nummer 2018008477_20180626_104710.doc van 26 juni 2018, opgesteld door de bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 6] en [opsporingsambtenaar 2].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 26 juni 2018 afgelegde verklaring van de verdachte:
De marihuanaplanten stonden er al vier maanden.
Bewijsoverwegingen

Ten aanzien van de feiten 2 en 3 van zaak A

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat zowel [medeverdachte] als de verdachte zijn gedagvaard voor het uiten van dezelfde beledigende woorden. Daaruit leidt de raadsman af dat het openbaar ministerie heeft getwijfeld of de verdachte die woorden wel heeft geuit. Nu de verdachte dat niet heeft gedaan en hij wel op grond van de verdenking van belediging is aangehouden, is de aanhouding wellicht onrechtmatig geweest en dient het daaruit verkregene, te weten het aangetroffen mes bij de verdachte, te worden uitgesloten van het bewijs. De verdachte dient derhalve van de feiten 2 en 3 in zaak A te worden vrijgesproken.
Het Hof overweegt als volgt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 14 juli 2019 met nummer 2018009208_20180714_120442.doc en het proces-verbaal van aanhouding van 14 juli 2018 volgt dat de verdachte onder meer is aangehouden op verdenking van wederspannigheid en belediging van een ambtenaar. Hetgeen door de raadsman is aangevoerd vindt geen steun in het dossier. Niet valt in te zien waarom de aanhouding onrechtmatig zou zijn. Dat betekent dat het verweer van de raadsman faalt en de omstandigheid dat bij de verdachte een mes is aangetroffen niet van het bewijs zal worden uitgesloten.

Ten aanzien van zaak B

De verdediging heeft betoogd dat de marihuana, die bij de verdachte in het koekblik en in het zakje is aangetroffen, afkomstig is van de planten die hij in zijn bezit had. Door de verdachte te vervolgen voor zowel de van de planten afkomstige aangetroffen marihuana als de planten zelf wordt hij in feite dubbel aangepakt. Daar dient bij de bewezenverklaring rekening mee te worden gehouden, aldus de raadsman.
Het Hof overweegt dat, ook al zou het gaan om materiaal dat van de planten afkomstig is, dat nog niet maakt dat deze afzonderlijke hoeveelheden marihuana (koekblik, zakje en planten) niet afzonderlijk bewezen zouden kunnen worden.
Het standpunt van de verdediging wordt dan ook verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het in zaak A onder 2 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 278 juncto artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht BES. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een

ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening.
Het in zaak A onder 3 bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenwet BES en strafbaar gesteld in artikel 11 van die wet.
Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenwet BES.
Het in zaak B onder 1 bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 4, eerste lid , aanhef, onder b en B, van de Opiumwet 1960 BES en strafbaar gesteld in artikel 11, tweede lid, aanhef, onder a, van die wet.
Opzettelijk handelen in strijd met artikel 4, eerste lid, van de Opiumwet 1960 BES.
Het in zaak B onder 2 bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 2 onder a, van de Opiumwet 1960 BES en strafbaar gesteld in artikel 11, tweede lid, aanhef, onder a, van die wet.
Opzettelijk handelen in strijd met artikel 2, eerste lid, van de Opiumwet 1960 BES.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedragingen aan de verdachte te verwijten zijn en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft twee politieambtenaren beledigd door hen tijdens de uitoefening van hun functie uit te schelden. De verdachte heeft daarmee deze personen in hun eer en goede naam aangetast en blijk gegeven van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag. De verdachte is, zo blijkt uit zijn strafkaart eerder onherroepelijk veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten als deze. De verdachte heeft kennelijk niets geleerd van deze eerdere veroordelingen. Het Hof rekent dat de verdachte aan.
Daarnaast heeft de verdachte op de openbare weg een mes voorhanden gehad. Dat brengt een risico voor de veiligheid van personen met zich en leidt tot onveiligheid in de maatschappij.
De verdachte heeft voorts marihuana in zijn woning aanwezig gehad en heeft hennepplanten geteeld. De ervaring leert dat met de teelt van marihuana vaak andere vormen van criminaliteit gepaard gaan.
Naar het oordeel van het Hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het Hof zal, anders dan de procureur-generaal heeft gevorderd, derhalve geen werkstraf opleggen.
Het Hof, is na alles te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking komt in de door het Gerecht in eerste aanleg opgelegde en door de procureur-generaal gevorderde straf. Het Hof is – met eenparigheid van stemmen – van oordeel dat gevangenisstraf voor de duur van twee maanden passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
In beslag genomen voorwerp
Aan de orde is voorts het onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten het mes. Het mes is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Het mes is een voorwerp met betrekking tot welke het in zaak A onder 3 bewezen verklaarde begaan. Het ongecontroleerde bezit van het mes is bovendien in strijd met de wet en/of het algemeen belang. Het Hof zal het mes daarom onttrekken aan het verkeer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 38b, 38c en 65, van het van Wetboek van Strafrecht BES zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg, voor zover aan het oordeel van het Hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de in zaak A onder 2 en 3 en de in zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
2 (twee) maanden;
beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een mes voorzien van één snijkant en houten heft van het merk OKAPI, inklapbaar (lemmet 10 cm, heft 13 cm).
Dit vonnis is gewezen door mrs. A.J.M. van Gink, D. Radder en W.J. Geurts-de Veld, leden van het Hof, bijgestaan door mr. A.F. van der Heide, (zittings)griffier, en op 13 november 2019 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten.
De uitspraakgriffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.