Uitspraak
Zaaknummer: H 135/2018
Vonnis
[VERDACHTE],
,
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 28 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De verdachte, geboren in 1989 en thans gedetineerd in Curaçao, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaren voor verkrachting van drie vrouwen, waaronder een 15-jarig meisje, en een poging tot verkrachting. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Tijdens de zitting heeft het Hof kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. M.L.A. Angela, en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman, mr. U.F. Dickens. De benadeelde partij, die in eerste aanleg niet-ontvankelijk was verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht bevestigd, met gedeeltelijke vervanging van de overwegingen omtrent de op te leggen straf.
Het Hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar geacht, maar de psychiater concludeerde dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar is voor zijn daden. Het Hof heeft besloten dat een gevangenisstraf van 10 jaren passend is, gezien de aard en ernst van de feiten, de proceshouding van de verdachte en de kwetsbaarheid van de slachtoffers. Het vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao.