ECLI:NL:OGHACMB:2020:200

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
27 juli 2020
Publicatiedatum
2 september 2020
Zaaknummer
CUR2020H000218
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in hoger beroep tegen besluiten van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten met betrekking tot consumentenkrediet

In deze zaak heeft de voorzitter van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 27 juli 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door verschillende vennootschappen, waaronder Joyfields International B.V., RHM Management and Investment Company N.V., Continual B.V., en Horizon Financing Curaçao B.V., tegen besluiten van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS). De besluiten betroffen de invoering van een maximum Annual Percentage Rate (APR) van 27% voor consumentenkrediet, welke inging op 5 mei 2017, en de daaropvolgende niet-ontvankelijkverklaring van bezwaren door de CBCS.

De voorzitter heeft vastgesteld dat de eerdere voorlopige voorziening, getroffen op 7 februari 2018, na 28 juli 2020 zou vervallen. Verzoeksters hebben de voorzitter verzocht om de werking van de beschikkingen van 2 mei 2017 en 17 juni 2020 op te schorten, omdat deze voor hen nadelige financiële gevolgen zouden hebben. De voorzitter heeft besloten om vooruitlopend op de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening een ordemaatregel te treffen, waarbij de eerder genomen beschikkingen worden geschorst. Dit houdt in dat verzoeksters niet gebonden zijn aan het maximum APR van 27% bij het verlenen van nieuwe consumentenkredieten, tot twee weken na de zitting waarin het verzoek inhoudelijk wordt behandeld.

De voorzitter heeft benadrukt dat deze ordemaatregel niet vooruitloopt op de uiteindelijke beslissing na de inhoudelijke behandeling van het verzoek. De proceskosten zullen worden beoordeeld op het moment van de uitspraak na de zitting. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

CUR2020H00218
Datum uitspraak: 27 juli 2020
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak van de voorzitter van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening hangende het hoger beroep van:
De besloten vennootschap Joyfields International B.V.,
De naamloze vennootschap RHM Management and Investment Company N.V.
De besloten vennootschap Continual B.V., en
De besloten vennootschap Horizon Financing Curaçao B.V., allen gevestigd in Curaçao,
verzoeksters,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 12 november 2018, in zaak nr. CUR201702232 t/m -2236 en
-2272 in het geding tussen onder meer:
verzoeksters
en
de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (hierna: CBCS).

Procesverloop

Bij onderscheiden beschikkingen van 2 mei 2017 heeft CBCS verzoeksters meegedeeld dat vanaf 5 mei 2017 in de Provisions on the Disclosure of Pricing Information on Consumer Credit (de APR Provisions) voor consumentenkrediet een maximum Annual Percentage Rate (APR) zal worden opgenomen en dat vanaf die datum, met een overgangsperiode van twee maanden, een maximum APR van 27% geldt.
Bij onderscheiden beschikkingen van 28 september 2017 heeft CBCS de daartegen door verzoeksters gemaakte bezwaren kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 12 november 2018 heeft het Gerecht de daartegen door verzoeksters ingestelde beroepen gegrond verklaard, de bestreden beschikkingen vernietigd en bepaald dat CBCS nieuwe inhoudelijke beslissingen op de bezwaarschriften van verzoeksters moet nemen.
Tegen deze uitspraak hebben verzoeksters hoger beroep ingesteld.
Bij onderscheiden beschikkingen van 17 juni 2020 heeft CBCS de door verzoeksters tegen de beschikkingen van 2 mei 2017 ingediende bezwaren ongegrond verklaard.
Verzoeksters hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
De voorzitter doet uitspraak zonder zitting.
Bij uitspraak van 7 februari 2018, CUR201804071 heeft de voorzitter van het Gerecht hangende bezwaar een voorlopige voorzienig getroffen. De voorzitter heeft bepaald dat de beschikkingen van 2 mei 2017 worden geschorst en verzoeksters niet gebonden zijn aan een maximum APR van 27% bij het verlenen van nieuwe consumentenkredieten, tot zes weken nadat verweerder nieuwe beslissingen op hun bezwaren heeft genomen.
Bij onderscheiden beschikkingen van 17 juni 2020 heeft CBCS nieuwe beslissingen op de door verzoeksters tegen de beschikkingen van 2 mei 2017 ingediende bezwaren genomen. Dit leidt ertoe dat de door de voorzitter van het Gerecht getroffen voorziening na 28 juli 2020 vervalt. Verzoeksters betogen dat de beschikkingen voor hen zwaarwegende en zeer nadelige financiële consequenties zullen hebben. Zij verzoeken de voorzitter daarom om bij wijze van voorlopige voorziening de werking van de beschikkingen op te schorten totdat uitspraak in de hoofdzaak is gedaan.
Gelet op de omstandigheid dat de door het Gerecht getroffen voorlopige voorziening na 28 juli 2020 vervalt en er op het moment dat het verzoek om voorlopige voorziening bij de voorzitter van het Hof binnenkwam geen gelegenheid bestond om partijen voordien op een zitting te horen, ziet de voorzitter aanleiding om vooruitlopend op de behandeling ter zitting van het verzoek om voorlopige voorziening een ordemaatregel te treffen. Rekening houdend met de stand van de procedure en de aan verzoeksters geboden termijn tot 31 augustus om hun gronden tegen de beschikkingen van 17 juni 2020 naar voren te brengen, zal deze ordemaatregel inhouden dat de ten aanzien van verzoeksters genomen beschikkingen van 2 mei 2017 en 17 juni 2020 worden geschorst en dat wordt bepaald dat verzoeksters niet gebonden zijn aan een maximum APR van 27% bij het verlenen van nieuwe consumentenkredieten, tot twee weken na de behandeling van het verzoek ter zitting.
In de week van 17 augustus 2020 zal het verzoek inhoudelijk op een zitting van de voorzitter worden behandeld, waarbij zal worden bezien of aanleiding bestaat de bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening met toepassing van artikel 90 van de Landsverordening administratieve rechtspraak op te heffen of te wijzigen. Partijen zullen voor deze inhoudelijke behandeling ter zitting een aparte uitnodiging ontvangen.
Met deze te treffen ordemaatregel wordt niet vooruitgelopen op de beslissing van de voorzitter na een inhoudelijke behandeling ter zitting van het verzoek.
Omdat de te treffen voorlopige voorziening uitsluitend een ordemaatregel betreft, zal over de proceskosten worden beslist op het moment waarop de voorzitter uitspraak doet op het verzoek na behandeling ter zitting.

Beslissing

De voorzitter van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
bepaaltbij wijze van voorlopige voorziening dat de ten aanzien van verzoeksters genomen beschikkingen van 2 mei 2017 en 17 juni 2020 worden
geschorsten verzoeksters niet gebonden zijn aan een maximum APR van 27% bij het verlenen van nieuwe consumentenkredieten, tot twee weken na de dag waarop het verzoek om voorlopige voorziening ter zitting is behandeld.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Donner-Haan, griffier.
w.g. Van Ettekoven
voorzitter
w.g. Donner-Haan
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2020