ECLI:NL:OGHACMB:2020:92

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
19 maart 2020
Publicatiedatum
6 mei 2020
Zaaknummer
500.00159/18 en 500.00381/16 (TUL) H-153/18
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak en veroordeling voor poging tot doodslag en verboden vuurwapenbezit

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin de verdachte op 19 september 2018 was vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar wel was veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaren voor andere feiten. De verdachte had op 3 mei 2018 in Curaçao met een vuurwapen op een politieagent geschoten, wat leidde tot ernstige verwondingen. De procureur-generaal vorderde bevestiging van het vonnis, maar het Hof kwam tot andere beslissingen. Het Hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot doodslag en verboden vuurwapenbezit, en dat er onvoldoende bewijs was voor de vrijspraak van andere feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaren, waarbij ook de schadevergoeding aan de benadeelde partij werd toegewezen. Het Hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk had geschoten op een politieagent en dat hij zich schuldig had gemaakt aan opzetheling van auto-onderdelen. De vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij werd toegewezen tot een bedrag van NAf 50.000,--. Het Hof gelastte ook de onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen vuurwapen en munitie, en verklaarde de auto van de verdachte verbeurd.

Uitspraak

Zaaknummer: H-153/18

Parketnummers: 500.00159/18 en 500.00381/16 (TUL)
Uitspraak : 19 maart 2020 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht), van 19 september 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans alhier gedetineerd.
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van het onder 3 (naar het Hof begrijpt:) primair alsmede het onder 4 (naar het Hof begrijpt:) primair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 primair, 2, 3 (naar het Hof begrijpt:) subsidiair en 4 (naar het Hof begrijpt:) subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren met aftrek van voorarrest. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] is integraal toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de daarbij behorende vervangende hechtenis. De benadeelde partij [benadeelde partij 2] is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. Voorts zijn het inbeslaggenomen vuurwapen en de daarbij behorende munitie aan het verkeer onttrokken en is de tenuitvoerlegging gelast van de in de zaak met parketnummer 500.00381/16 bij vonnis van 5 december 2016 aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. M.L.A. Angela, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. A.S.M. Blonk, advocaat in Curaçao, naar voren is gebracht. De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof deels tot andere beslissingen komt.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd
:

Feit 1: poging doodslag c.q. poging zware mishandeling

dat hij op of omstreeks 03 mei 2018 te Curaçao, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde partij 1] van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen gericht op de politie [benadeelde partij 1] te schieten, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf niet voltooid;
(artikel 2:259 jo 1:119 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht leiden,
dat hij op of omstreeks 03 mei 2018 te Curaçao aan een persoon, te weten [benadeelde partij 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, te weten schotverwondingen aan beide handen, (waarbij zijn middenhandsbeentjes 4 en 5 zijn gebroken, en/of een of meer vingers zijn verwond,) door opzettelijk (gericht) met een vuurwapen op die [benadeelde partij 1] te schieten;
(artikel 2:275/276 Wetboek van Strafrecht)

Feit 2: voorhanden hebben vuurwapen

dat hij in of omstreeks de periode van januari 2018 tot en met 03 mei 2018 in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer (zware) vuurwapen(s), in de zin van de Vuurwapenverordening 1930,
en/of munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad;
(artikel 3 en/of 5 jo 11 van de Vuurwapenverordening 1930)

Feit 3: diefstal op een woning behorend erf c.q. heling

dat hij op of omstreeks 01 maart 2018, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning of op een bij een woning behorend erf gelegen te [adres 1], welke erf bij een ander dan bij verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk en wederrechtelijk vertoefde(n), heeft weggenomen een (rode) auto (van het merk Kia Rio van het bouwjaar 2016), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s)zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/ hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak te weten door het vernielen van een of meer ruiten van de auto, en/of door inklimming en/of door middel van een valse sleutel;
(artikel 2:289/290 j.o. 2:65 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht leiden,
dat hij op of omstreeks 03 mei 2018, althans in of omstreeks de periode van 23 februari 2018 tot en met 03 mei 2018 te Curaçao, een of meer auto onderdelen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, te weten
  • een twee roodgelakte voorportieren (model Kia Rio), en/of
  • een roodgelakte (linker) scharnier van een motorkap (model Kia Rio), en/of
  • een (rechter) voor koplamp (model Kia Rio),
in elk geval een of meer onderdelen van een motorvoertuig van het merk Kia type Rio, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die onderdelen, wist of begreep, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(artikel 2:397-1a/399-1a Wetboek van Strafrecht)

Feit 4: diefstal op een woning behorend erf c.q. heling

dat hij op of omstreeks 04 april 2018, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning of op een bij een woning behorend erf gelegen te Kaya [adres 2], welke erf bij een ander dan bij verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk en wederrechtelijk vertoefde(n), heeft weggenomen een auto (van het merk Kia model Rio en voorzien van het kentekenplaat [KENTEKENPLAAT 1]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s)zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/ hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak/verbreking te weten door het vernielen van een of meer ruiten van de auto, en/of door inklimming en/of door middel van een valse sleutel;
(artikel 2:289/290 j.o. 2:65 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht leiden,
dat hij op of omstreeks 03 mei 2018, althans in of omstreeks de periode van 23 februari 2018 tot en met 03 mei 2018 te Curaçao, een of meer auto onderdelen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
- een zwartkleurig kleppendeksel van het merk “Kia”, en/of
- een nokkenas van de inlaat, en/of
- een nokkenas van de uitlaat, en/of
- een nokkenas houders (9stuks) met bijbehorende schroeven, en/of
- een motorsteun (rechterzijde), en/of
- een of meer (dunne) hozen, en/of
- een luchtfilterpijp, en/of
- twee achterlichten (model Kia type Sedan), en/of
- twee roodgelakte voorportieren (model Kia Rio), en/of
- een roodgelakte (linker) scharnier van een motorkap (model Kia Rio), en/of
- een autoradio (gemonteerd op de auto Kia Rio van verdachte), en/of
- een motorkap (gemonteerd op de auto van verdachte), en/of
- een rode beugel van het linker spatscherm (gemonteerd op de auto van verdachte), en/of
- lichtmetalen velgen (gemonteerd op de auto van verdachte), en/of
- vier banden (gemonteerd op de auto van verdachte), en/of
- achterste stoelen/zittingen en/of leuning (gemonteerd op de auto van verdachte), en/of
- een voorbumper (gemonteerd op de auto Kia Rio van verdachte), en/of
- een motorkap (gemonteerd op de auto van verdachte), en/of
- een rode beugel van het linker spatscherm (gemonteerd op de auto van verdachte),
in elk geval een of meer onderdelen van een motorvoertuig van het merk Kia type Rio,
terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die onderdelen, te weten die wist of begreep, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(artikel 2:397-1a/399-1a Wetboek van Strafrecht)
Vrijspraak
Het Hof is van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om te kunnen vaststellen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 primair en 4 primair ten laste gelegde. De verdachte zal daarom hiervan, zonder nadere motivering worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte overigens is ten laste gelegd, met dien verstande:

Feit 1 primair:

dat hij op
of omstreeks03 mei 2018 te Curaçao, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde partij 1] van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen gericht op de politie
man[benadeelde partij 1]
te schietenheeft geschoten, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf niet voltooid;

Feit 2:

dat hij in of omstreeks de periode van januari 2018 tot en met 03 mei 2018 in Curaçao,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een
of meer (zware)vuurwapen
(s), in de zin van de Vuurwapenverordening 1930,
en
/ofmunitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad;

Feit 3 subisidiair:

dat hij
op of omstreeks 03 mei 2018, althansin
of omstreeksde periode van
2328februari 2018 tot en met 03 mei 2018 te Curaçao,
een of meerauto onderdelen heeft verworven
envoorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen, te weten
  • eentwee roodgelakte voorportieren (model Kia Rio), en
    /of
  • een
  • een (rechter) voor koplamp (model Kia Rio),
in elk geval een of meer onderdelen van een motorvoertuig van het merk Kia type Rio,terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die onderdelen, wist
of begreep, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden,dat het door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;

Feit 4 subsidiair:

dat hij
op of omstreeks 03 mei 2018, althansin
of omstreeksde periode van
4 april2018 tot en met 03 mei 2018 te Curaçao,
een of meerauto onderdelen heeft verworven
envoorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen,
te weten
- een zwartkleurig kleppendeksel van het merk “Kia”, en
/of
- een nokkenas van de inlaat, en
/of
- een nokkenas van de uitlaat, en
/of
- een nokkenas houders (9 stuks) met bijbehorende schroeven, en
/of
- een motorsteun (rechterzijde), en
/of
- een of meer (dunne) hozen, en
/of
- een luchtfilterpijp, en
/of
- twee achterlichten (model Kia type Sedan), en
/of
- twee roodgelakte voorportieren (model Kia Rio), en
/of
- een roodgelakte (linker) scharnier van een motorkap (model Kia Rio), en
/of
- een autoradio (gemonteerd op de auto Kia Rio van verdachte), en
/of
- een motorkap (gemonteerd op de auto van verdachte), en
/of
- een rode beugel van het linker spatscherm (gemonteerd op de auto van verdachte), en
/of
- lichtmetalen velgen (gemonteerd op de auto van verdachte), en
/of
- vier banden (gemonteerd op de auto van verdachte), en
/of
- achterste stoelen/zittingen en/of leuning (gemonteerd op de auto van verdachte), en
/of
- een voorbumper (gemonteerd op de auto Kia Rio van verdachte), en
/of
- een motorkap (gemonteerd op de auto van verdachte), en
/of
- een rode beugel van het linker spatscherm (gemonteerd op de auto van
verdachte),
in elk geval een of meer onderdelen van een motorvoertuig van het merk Kia type Rio,
terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die onderdelen, wist
of begreep, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden,dat het door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit vonnis beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het Hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Bewijsoverwegingen
Feit 1 poging doodslag
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte geen opzet had op de dood van het slachtoffer, nu de verdachte nooit opzet heeft gehad om op een lid van het arrestatieteam te schieten. De verdachte heeft uit angst geschoten omdat hij dacht dat er iemand anders voor de deur stond, aldus de verdediging. Daarnaar gevraagd heeft de verdachte verklaard dat hij, zonder daarbij na te denken, vanuit een schrikreactie heeft geschoten toen het slachtoffer ineens achter een muurtje vandaan kwam.
Uit de aangifte van 5 juni 2018 van [benadeelde partij 1] blijkt dat hij bij de aanhoudingsactie van de verdachte zag dat de verdachte in zijn rechterhand een vuurwapen vasthield. Aangever trok zijn dienstpistool conform de procedures en schreeuwde luidkeels “polis, polis”. Ondanks dat vuurde de verdachte een schot op hem af, waarbij aangever aan beide handen werd geraakt. Volgens aangever hield hij zijn vuurwapen gericht op de verdachte. Aangever stond in een schiethouding waarbij hij zijn vuurwapen met beide handen vasthield ter hoogte van zijn gezicht. Als hij deze schiethouding niet had aangenomen, dan zou het projectiel hem in zijn gezicht hebben geraakt, aldus aangever. Het Hof ziet geen aanleiding te twijfelen aan de inhoud van de aangifte. Daarnaast vindt de aangifte bevestiging in de medische rapportages.
Uit het voorgaande leidt het Hof af dat de verdachte een gericht schot heeft afgevuurd in de richting van het hoofd van aangever.
Het Hof oordeelt dat de kans dat aangever daadwerkelijk in zijn hoofd zou zijn getroffen, waardoor de kans groot was geweest dat aangever het leven zou hebben verloren, naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is geweest. Door aldus te handelen heeft de verdachte willens en wetens bewust die kans aanvaard. Op grond van het voorgaande acht het Hof het primair ten laste gelegde feit, de poging tot doodslag, wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3 en 4 opzetheling
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte de auto-onderdelen te goeder trouw heeft gekocht. Hij had volgens de verdediging geen enkele aanleiding om te vermoeden dat de goederen van diefstal afkomstig waren, zodat er geen sprake kan zijn van de door het Gerecht bewezenverklaarde schuldheling. Het Hof verwerpt dit verweer. Daarnaar gevraagd heeft de verdachte verklaard dat hij op zoek was naar een voorbumper en dat hij via Facebook in contact kwam met een man die verschillende auto-onderdelen in de verkoop had. Naast de bumper heeft de verdachte al de in de bewezenverklaring opgenomen auto-onderdelen gekocht. Hij heeft ergens in [naam wijk] met de – hem verder onbekende –man afgesproken. Desgevraagd kon de verdachte geen naam van de man of exacte locatie in [naam -*+*
wijk] noemen. De verdachte heeft in zijn verklaringen niet consistent verklaard over de bedragen die hij heeft betaald voor de auto-onderdelen. Zo heeft de verdachte bij de politie een bedrag van NAf 1.500,00 genoemd, ter terechtzitting in eerste aanleg een bedrag van NAf 2.500,00 en in hoger beroep een bedrag van tussen de NAf 2.000,00 en NAf 2.500,00. Een bewijs van aankoop heeft de verdachte niet. Hoe het ook zij; alle door de verdachte genoemde bedragen zijn laag voor de aanzienlijke hoeveelheid relatief nieuwe auto-onderdelen (uit 2016 en 2017) De verdachte kan dit goed beoordelen, omdat hij vaker auto’s repareert. In de gegeven omstandigheden is genoegen nemen met de enkele mededeling dat de verkoper eigenaar is van de onderdelen niet voldoende. Van de verdachte mocht, gelet op de lage prijs, de onbekende verkoper en het feit dat hier te lande een levendige handel is in gestolen auto-onderdelen, meer onderzoek worden verwacht om zich ervan te vergewissen dat hij geen van misdrijf afkomstige goederen kocht. Met zijn handelen heeft de verdachte welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de auto-onderdelen van misdrijf afkomstig waren. Het Hof acht hiermee opzetheling bewezen.
Kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

Feit 1: poging tot doodslag;

Feit 2: overtreding van een in artikel 3 van de Vuurwapenverordening gegeven verbod, meermalen gepleegd;

Feit 3 subsidiair: opzetheling, meermalen gepleegd;

Feit 4 subsidiair: opzetheling, meermalen gepleegd;

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Beroep op noodweer, noodweerexces dan wel putatief noodweer
Door de verdachte is een beroep gedaan op primair noodweer, subsidiair noodweerexces en meer subsidiair putatief noodweer. Ter onderbouwing daarvan is aangevoerd dat de verdachte in een schrikreactie geschoten heeft omdat er plotseling een voor hem onbekende geheel in het zwart geklede man voor hem stond.
Voor een geslaagd beroep op noodweer moet sprake zijn van een noodweersituatie, dat wil zeggen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding gericht tegen het lijf, eerbaarheid of goed van de verdachte zelf of een ander, waartegen hij genood-zaakt is zich te verdedigen.
Voorts is niet strafbaar hij die een gedraging pleegt die door het onmiddellijk gevolg van een hevige gemoedsbeweging door een wederrechtelijke aanranding veroorzaakt, de grenzen van de noodzakelijke verdediging tegen de ogenblikkelijke wederrechtelijk aanranding van lijf, eerbaarheid of goed van hem of een ander overschrijdt (noodweerexces).
Tot slot is sprake van putatief noodweer indien sprake is van omstandigheden waaruit blijkt dat de verdachte gerechtvaardigd dwaalde omtrent het bestaan van een noodweersituatie.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt het Hof de volgende gang van zaken vast.
Op 3 mei 2018 in de vroege ochtenduren kwam het Arrestatieteam (AT) in actie om de verdachte, die als vuurwapengevaarlijk te boek stond, in diens woning aan te houden.
Ter plaatse aangekomen nam aangever, lid van het AT, positie in aan de linker gevel van het perceel. Op die plek was het goed verlicht en aangever had duidelijk zicht op de achterdeur. Aangever had zijn AT-jas aan met daarop een fluorescerend reflecterend opschrift “Politie”, welk opschrift zowel bij dag als bij nacht duidelijk zichtbaar is. Plotseling ging de achterdeur open. Daarbij zag aangever een man in de deuropening en herkende deze meteen als zijnde de verdachte. In zijn rechterhand had de verdachte een vuurwapen. Aangever trok zijn pistool conform procedure en schreeuwde luidkeel ‘Polis, Polis’. Het slachtoffer hield zijn vuurwapen gericht op de verdachte. Desondanks vuurde de verdachte een schot op aangever af, die aan beide handen werd geraakt en op de grond viel.
De verdachte heeft verklaard dat hij op enig moment wakker werd van een geluid in zijn tuin, waar hij een onbekende man zag staan. Hij heeft hierop een vuurwapen gepakt en dit doorgeladen voordat hij naar buiten ging. Ineens sprong een in het zwart geklede man achter een muurtje vandaan, waarna de verdachte in een schrikreactie een schot afvuurde.
De feiten die de verdachte aan het beroep op noodweer(exces) en putatief noodweer ten grondslag heeft gelegd, worden weerlegd door de bewijsmiddelen en de feitenvaststelling als hiervoor overwogen en zijn daarmee niet aannemelijk geworden. Vast is immers komen te staan dat de verdachte een gericht schot afvuurde op aangever, wetende dat het om een politieagent ging. Dat verdachte wist dat het om een politieagent ging leidt het Hof af uit de vaststelling dat de politieman -voorafgaand aan het schieten door de verdachte- heeft geroepen ‘Polis, Polis’, en uit de vaststelling dat er verlichting brandde waardoor de verdachte het fluorescerende en reflecterende opschrift “Politie” op de kleding van de politieman kon zien. Het beroep op noodweer(exces) dan wel putatief noodweer wordt derhalve verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft gericht geschoten in de richting van het hoofd van aangever. Hij heeft daarmee willens en wetens bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever hierdoor zou overlijden. Het is niet aan de verdachte te danken dat dit gevolg niet is ingetreden, maar aan het toeval dat aangever op dat moment zijn handen voor zijn gezicht hield. De schietpartij heeft echter zeer ernstige gevolgen gehad voor aangever zodat hij, bijna 2 jaar na dato, nog steeds niet zijn gebruikelijke werkzaamheden kan uitvoeren. De verdachte heeft zich met zijn handelen schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag en verboden vuurwapenbezit.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling van een aanzienlijke hoeveelheid auto-onderdelen. De autodiefstallen die aan deze helingen vooraf gingen hebben inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van, en financiële schade toegebracht aan, de eigenaren van de desbetreffende auto’s. Het ging hier telkens om relatief nieuwe auto’s (uit 2016 en 2017). Veelal moeten de slachtoffers jarenlang een lening voor de aanschaf van deze auto’s blijven betalen, terwijl zij niet meer over de auto beschikken. Door de heling wordt in een afzetmarkt voor deze gestolen goederen voorzien, waarbij ook indirect van het misdrijf van een ander wordt geprofiteerd.
Voor het bepalen van de straf voor de gepleegde feiten zoekt het Hof aansluiting bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor een poging tot doodslag als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 tot 10 jaren gegeven.
Het Hof weegt bij het bepalen van de straf in strafverzwarende zin mee dat de verdachte opzettelijk heeft geschoten op een politieagent in de uitoefening van diens functie, evenals het feit dat de verdachte reeds eerder is veroordeeld voor overtreding van de vuurwapenverordening en het onderhavige feit heeft gepleegd terwijl hij nog in een proeftijd verkeerde.
Naar het oordeel van het Hof doet de duur van de door de Procureur-Generaal gevorderde gevangenisstraf onvoldoende recht aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten, waarbij het Hof zwaar tilt aan het bewezenverklaarde schieten op een politieagent.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur.
Het Hof is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
In beslag genomen voorwerpen
Aan de orde zijn voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
Het inbeslaggenomen vuurwapen en munitie zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit van het vuurwapen en munitie is bovendien in strijd met de wet en/of het algemeen belang. Het Hof zal het vuurwapen en de munitie daarom onttrekken aan het verkeer.
Het Hof gelast tevens de verbeurd verklaring van de inbeslaggenomen auto van de verdachte, nu het een voorwerp betreft met behulp waarvan één van de ten laste gelegde feiten is begaan.
Schadevergoeding
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Ter zitting is deze vordering beperkt tot NAf 50.000,-- .
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] is in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard in diens vordering. In hoger beroep heeft hij zich niet in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Zijn vordering is derhalve niet aan de orde in hoger beroep.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Hof uit de overgelegde stukken genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] als gevolg van verdachtes onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot het bedrag van NAf 50.000,-- toewijsbaar is.
Het Hof ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij vonnis van 5 december 2016 in de zaak met parketnummer 500.00381/16 heeft het Gerecht de verdachte ter zake van overtreding van de Vuurwapenverordening veroordeeld tot (onder meer) een gevangenisstraf voor de duur 12 (twaalf) maanden waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk. Ten aanzien van het voorwaardelijke deel van die straf is de proeftijd op 3 (drie) jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof zal gelasten dat het voorwaardelijke deel van die straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd. Nu gebleken is dat de verdachte op de hoogte was van die straf en zich voor het einde van de proeftijd wederom aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, gelast het Hof de tenuitvoerlegging van voornoemd voorwaardelijk deel van de straf.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:26, 1:62, 1:67, 1:68, 1:74, 1:75 en 1:136 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht en doet opnieuw recht;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 primair en 4 primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2, 3 subsidiair en 4 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
12 (twaalf) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] geleden schade toe tot een bedrag van NAf 50.000,-- tot aan de dag van de voldoening, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van NAf 50.000,-- bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 285 (tweehonderdvijfentachtig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
bepaalt dat, met betrekking tot de hiervoor toegewezen vorderingen en opgelegde schadevergoedingsmaatregel, dat indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichting tot betaling aan de betreffende benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de betreffende benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan het Land in zoverre komt te vervallen;
onttrekt aan het verkeer het inbeslaggenomen vuurwapen en de daarbij behorende munitie;
verklaart verbeurd de onder de verdachte inbeslaggenomen auto;
gelast de tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 500.00381/16 van
d.d. 5 december 2016 voorwaardelijk aan de verdachte opgelegde straf, te weten
6 maanden gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mrs. S.A. Carmelia, D. Radder en H. Eskes, leden van het Hof, bijgestaan door mr. B.G. Scheepbouwer, (zittings)griffier, en vervolgens op 19 maart 2020 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao.
uitspraakgriffier: