In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 2 augustus 2021 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een gedetineerde, hierna te noemen verzoeker, die zich verzet tegen zijn voorgenomen terugplaatsing van Nederland naar Curaçao. Verzoeker is gedetineerd in Nederland sinds 21 januari 2016, nadat hij eerder in Curaçao was vastgehouden in verband met zijn betrokkenheid bij de moord op een slachtoffer in 2013. De advocaat van verzoeker, mr. M.C. Vaders, heeft aangevoerd dat de terugplaatsing onaanvaardbare veiligheidsrisico's met zich meebrengt, aangezien verzoeker het risico loopt om om het leven te worden gebracht. De procureur-generaal, mr. C.H. Hato-Willems, heeft het verzoek afgewezen en betoogd dat er geen actuele aanwijzingen zijn dat verzoeker in zijn veiligheid wordt bedreigd.
Het Hof heeft de procedure in raadkamer behandeld, waarbij verzoeker via videoverbinding aanwezig was. Het Hof heeft vastgesteld dat verzoeker sinds zijn overplaatsing naar Nederland in een veilige omgeving is gedetineerd en dat de eerdere redenen voor zijn overplaatsing, namelijk dringende redenen van veiligheid, niet langer van toepassing zijn. Het Hof heeft echter ook opgemerkt dat de mogelijkheid dat verzoeker als getuige in een aan de moord gerelateerde strafzaak moet verschijnen, een reëel veiligheidsrisico met zich meebrengt.
Uiteindelijk heeft het Hof geoordeeld dat de voorgenomen terugplaatsing van verzoeker naar Curaçao niet kan doorgaan totdat er opnieuw een toetsing van de veiligheidsrisico's heeft plaatsgevonden. Het Hof heeft het openbaar ministerie verboden om verzoeker over te plaatsen naar Curaçao tot het moment van de volgende toetsing, en heeft het meer of anders verzochte afgewezen.