ECLI:NL:OGHACMB:2021:197

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
12 augustus 2021
Zaaknummer
100.00097/17 H-113/2019
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensensmokkel, valsheid in geschrift, misbruik van functie en verboden wapenbezit

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 22 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De verdachte, geboren in 1961, was als Directeur van de Immigratie en Grensbewakingsdienst betrokken bij mensensmokkel, valsheid in geschrift, misbruik van functie en verboden wapenbezit. Het Gerecht had de verdachte eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden en een geldboete van NAf 250.000,-. In hoger beroep heeft de procureur-generaal een zwaardere straf geëist, maar het Hof heeft de verdachte vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, waaronder mensensmokkel ten aanzien van bepaalde personen. Het Hof heeft echter wel bewezen geacht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel, valsheid in geschrift en misbruik van functie. De verdachte heeft in zijn functie als directeur onterecht 'decisions to allow entry' afgegeven aan personen waarvan hij wist dat hun aanwezigheid wederrechtelijk was. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van luchtdrukwapens. Het Hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, een taakstraf van 200 uren en ontzetting uit het recht om ambten te bekleden voor 5 jaren. De uitspraak benadrukt de ernst van de misdragingen van de verdachte en het vertrouwen dat de samenleving in ambtenaren stelt.

Uitspraak

Zaaknummer: H-113/2019

Parketnummer: 100.00097/17
Uitspraak: 22 juni 2021 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht) van 10 april 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1961 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats] op [adres].
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast heeft het Gerecht de verdachte veroordeeld tot een geldboete van NAf 250.000,-, subsidiair 1 jaar hechtenis, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het Gerecht als bijkomende straf ontzetting van het recht tot uitoefening van ambten voor de duur van 5 jaren opgelegd en een beslissing genomen ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. R.H. den Haan, en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw,
mr. S.R. Bommel, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van voorarrest en ontzetting uit het recht tot uitoefening van ambten voor de duur van 3 jaren. Zijn vordering behelst voorts de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen voorwerpen.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof (deels) tot andere beslissingen komt.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
:
1.
Hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 18 maart
2016 tot en met 5 mei 2016, in Sint Maarten `en/of in de Dominicaanse Republiek,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een ander, te weten [naam 1], behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Sint Maarten, en/of die [naam 1] daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders wisten of ernstige redenen hadden te vermoeden dat de aanwezigheid van die ander daar wederrechtelijk was, immers heeft/hebben hij en/of zijn mededaders
- een of meerdere "decisions to allow entry" opgemaakt, afgegeven, aangepast en/of verstrekt aan die [naam 1],
- deze "decisions to allow entry" op naam van die [naam 1] verspreid aan de medewerkers van de Immigratie en Grensbewakingsdienst,
- die [naam 1]doorgelaten en/of laten inreizen in Sint Maarten, in elk geval het immigratieloket en/of de douane (doen) laten passeren,
- in zijn functie en/of hoedanigheid als directeur van de Immigratie en Grensbewakingsdienst die [naam 1] toestemming verleend Sint Maarten in te reizen en/of in Sint Maarten te verblijven en/of
- als directeur van de Immigratie en Grensbewakingsdienst nagelaten toezicht te houden op de naleving van het bij of krachtens de Landsverordening toelating en uitzetting en/of het Toelatingsbesluit bepaalde en/of nagelaten deze Landsverordening toelating en uitzetting en/of Toelatingsbesluit toe te passen;
terwijl dit feit werd begaan in de uitoefening van zijn en/of zijn mededaders
ambt of beroep namelijk als Directeur van de Immigratie en
Grensbewakingsdienst en/of als immigratiemedewerkers
en/of
terwijl dit feit in vereniging werd begaan;
2.
hij op of omstreeks 24 april 2016, in elk geval op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 7 april 2016 tot en met 24 april 2016 in Sint Maarten en/of in de Dominicaanse Republiek, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een ander, te weten [naam 2], behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van de toegang tot of de doorreis door Sint Maarten en/of die [naam 2] daartoe gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders wisten of ernstige redenen hadden te vermoeden dat de aanwezigheid van die ander daar
wederrechtelijk was, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededaders
- een of meerdere "decisions to allow entry" opgemaakt, afgegeven en/of verstrekt aan die [naam 2],
- deze "decisions to allow entry" op naam van die [naam 2] verspreid aan een of meer medewerkers van de Immigratie en Grensbewakingsdienst;
- in zijn functie en/of hoedanigheid als directeur van de Immigratie en Grensbewakingsdienst die [naam 2] toestemming verleend Sint Maarten in te reizen en/of in Sint Maarten te verblijven en/of
- als directeur van de Immigratie en Grensbewakingsdienst nagelaten toezicht te houden op de naleving van het bij of krachtens de Landsverordening toelating en uitzetting en/of het Toelatingsbesluit bepaalde en/of nagelaten deze Landsverordening toelating en uitzetting en/of Toelatingsbesluit toe te passen;
terwijl dit feit werd begaan in de uitoefening van zijn en/of zijn mededaders
ambt of beroep namelijk als Directeur van de Immigratie en Grensbewakingsdienst en/of als immigratiemedewerkers en/ of
terwijl dit feit in vereniging werd begaan;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de maand april 2016 in Sint Maarten
tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
telkens een of meerdere geschriften welke bestemd waren om tot bewijs van
enig feit te dienen, namelijk reis- of identiteitsdocumenten, en/of formulieren
"Decision to allow Entry",
te weten
A.
een reis- of identiteitsdocument en/of formulier "Decision to allow Entry"
ten name van [naam 1], d.d. 15 april 2016;
(bijlage DOC-0M0023, pagina C-086)
en/ of
B.
een reis- of identiteitsdocument en/ of formulier "Decision to allow Entry"
ten name van [naam 1], d.d. 30 april 2016;
(bijlage DOC-0M00068, pagina C-090)
en/ of
C.
een reis- of identiteitsdocument en/of formulier "Decision to allow Entry"
ten name van [naam 2], d.d. 15 april 2016;
(bijlage DOC-IND07, pagina D-033)
en/ of
D.
een reis- of identiteitsdocument en/of formulier "Decision to allow Entry"
ten name van [naam 3] en [naam 4], d.d. 15 april
2016;
(bijlage DOC-IND08, pagina E-022)
valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, en/of valselijk heeft doen en/of laten opmaken en/of doen en/of laten vervalsen door een of meer anderen, door valselijk in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - op/in die onder A., B., C. en/of D. genoemde geschriften te vermelden en/of te schrijven, en/ althans te doen en/ of te laten vermelden en/of schrijven:
- " "Please note that the Minister of Justice permits this traveler(s) to enter
and/ or transit Sint Maarten bases on Article 3 Section 2 of the National
Decree of Admittance and Expulsion"
en/ of
op dat onder A. genoemde geschrift te vermelden en/of te schrijven,
en/althans te doen en/of te laten vermelden en/of schrijven:
- " The following traveler(s):
[naam 1]
is cleared for entry to the Territory of Sint Maarten on the travel date of
April 24th 2016 and will returned May 8th 2016"
en/ of
op dat onder B. genoemde geschrift te vermelden en/of te schrijven,
en/althans te doen en/of te laten vermelden en/of schrijven:
- " Entry permitted to the Territory of Sint Maarten for the purpose of tourist stay" en/ of
- " The following traveler(s):
[naam 1]
is cleared for entry for the purpose of Tourist Stay in the Territory of
Sint Maarten. [naam 1] shall be arriving to Sint Maarten on 05-
May-2016. She is slated to depart the island on the 15-May-2016"
en/ of
op dat onder C. genoemde geschrift te vermelden en/of te schrijven, en/althans te doen en/of te laten vermelden en/of schrijven:
- " "The following traveler(s):
[naam 2]
is cleared for entry to the Territory of Sint Maarten on the travel date of
April 24th 2016 and will returned May 8th 2016"
en/ of
op dat onder D. genoemde geschrift te vermelden en/of te schrijven,
en/althans te doen en/of te laten vermelden en/of schrijven:
- " The following traveler(s):
[naam 3] en [naam 4] is cleared for entry to the Territory of Sint Maarten on the travel date of April 27th 2016 and will returned April 30th 2016"
en/ of
op/in die onder A., C. en/of D. genoemde geschriften
te vermelden en/of te schrijven, en/ althans te doen en/of te laten vermelden
en/of schrijven: "Entry permitted to the Territory of Sint Maarten for the
purpose of transit"
en/ of
die geschriften te voorzien, en/of te doen voorzien en/of te laten voorzien,
van de (digitale) handtekening van [verdachte], met telkens het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
4.
hij, op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van november
2015 tot en met 5 mei 2016, in Sint Maarten en/ of in de Dominicaanse Republiek,
tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, als ambtenaar, te weten als medewerker van de Immigratie en Grensbewakingsdienst, opzettelijk
met misbruik van zijn functie of positie:
- zonder daartoe bevoegd, gemachtigd en/of gemandateerd te zijn een buitenwettelijk visum en/of toelatingssysteem (DTAE) opgezet en/of in stand gehouden,
- een of meerdere "decisions to allow entry" heeft afgegeven en/of verstrekt en/of laten afgeven en/of laten verstrekken aan [naam 1], [naam 2], [naam 3], [naam 4] en/of een of meerdere onbekend gebleven personen,
- heeft nagelaten toezicht te houden op de naleving van het bij of krachtens de Landsverordening toelating en uitzetting en/of het Toelatingsbesluit bepaalde en/of nagelaten deze Landsverordening toelating en uitzetting en/of Toelatingsbesluit toe te passen,
teneinde enig voordeel, namelijk de toegang tot het land Sint Maarten en/of een tijdelijke verblijfsstatus, voor een ander, te weten [naam 1], [naam 2], [naam 3], [naam 4] en/of een of meerdere onbekend gebleven personen te verkrijgen;
5.
Hij op of omstreeks 10 augustus 2016, in Sint Maarten,
een of meer vuurwapens, in de zin van de Vuurwapenverordening, te weten
- een luchtdrukpistool voorzien van het merk PIETRO BERETTA, model 92 FS van het kaliber 4.5mm (.177), zijnde een luchtdrukpistool dat zeer gelijkend is op een echt pistool van het merk Colt, model 2000, kaliber 9mm, en als zodanig voor bedreiging en/of afdreiging geschikt en/of
- enkel shot pump-action luchtdrukpistool voorzien van het merk CROSMAN, model 1322 en van het kaliber 5.5mm (.22), zeer een luchtdrukpistool dat zeer gelijkend is op een echt pistool van het merk RUGER en van het kaliber .22 LR, en als zodanig voor bedreiging en/of afdreiging geschikt;
voorhanden heeft gehad.
Het bewijs
Het openbaar ministerie heeft bij monde van de procureur-generaal betoogd dat voor het door de verdachte als Directeur Immigratiedienst Sint Maarten afgeven van een zogenoemde Decision to Allow Entry (hierna: DTAE) voor toeristische doeleinden als ontheffing van een van de toelatingsvoorwaarden voor verblijf, geen wettelijke basis bestaat. De verdachte heeft dat in diens hoedanigheid van directeur vanzelfsprekend geweten en aldus heeft hij onbevoegd gehandeld.
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is het Hof het volgende gebleken.
Met een DTAE wordt een document aangeduid dat wordt afgegeven aan personen die Sint Maarten willen binnenkomen. Het is niet gebleken dat de DTAE als zodanig een wettelijke basis heeft. Uit de verklaringen van medewerkers van de Immigratiedienst (IGD) valt op te maken dat met de afgifte van een DTAE wordt beoogd te voorzien in het ontbreken van een visum [1] . Ook uit het rapport dat de verdachte in 2016 zelf heeft opgemaakt [2] valt dat af te leiden. Het Hof stelt vast dat het afgeven van een DTAE heeft te gelden als een ontheffing van de visumverplichting.
De verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat hij als Directeur Immigratiedienst was gemandateerd door de Minister van Justitie om DTAE’s te ondertekenen.
Artikel 2, lid 1, van de Mandaatregeling Immigratieaangelegenheden 2012 (hierna: de Mandaatregeling) bepaalt dat de Minister van Justitie mandaat verleent aan de Directeur Immigratiedienst uitsluitend voor immigratieaangelegenheden, zoals vermeld in het bij deze regeling behorende mandaatregister.
Het mandaatregister waar de mandaatregeling naar verwijst, vermeldt onder 1 dat de Directeur Immigratiedienst mandaat heeft voor het “verlenen, verlengen van tijdelijke of permanente verblijfsvergunningen.”
Enkel naar de letter van deze mandaatregeling bezien, kan niet worden geconcludeerd dat aan de verdachte de gemandateerde bevoegdheid tot het afgeven van DTAE’s is verstrekt. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat deze mandaatregeling niet het enige document is waarop zijn bevoegdheid is gebaseerd, maar hij heeft ook na daartoe te zijn uitgenodigd nagelaten deze stelling nader feitelijk te onderbouwen, zodat het Hof hieraan voorbij gaat.
Het Gerecht is in het vonnis waarvan beroep op dit punt ook tot die conclusie gekomen. Daarbij heeft het Gerecht voorts overwogen:
“De bevoegdheid tot het verlenen van een ontheffing (het Hof begrijpt: van de visumverplichting), die op grond van artikel 3 lid 2 van het Toelatingsbesluit expliciet aan de Minister toekomt, is niet (..) aan de Directeur van de Immigratiedienst gemandateerd. Het Gerecht begrijpt deze verdeling van bevoegdheden, omdat het verlenen van een ontheffing verder gaande gevolgen heeft dan het verlenen of verlengen van een verblijfsvergunning op grond van de in het Toelatingsbesluit vermelde voorwaarden. Met ontheffing krijgt een persoon immers toegang tot Sint Maarten (terwijl hij) niet aan alle voorwaarden voldoet.”
Deze opvatting zou betekenen dat voor de Directeur Immigratiedienst bij het verlenen van verblijfsvergunningen de ruimte voor beoordeling en afweging van belangen nagenoeg ontbreekt. De toets kan dan immers slechts inhouden óf iemand aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning voldoet, waarna een vergunning in principe verleend zal (moeten) worden.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het verlenen van een DTAE valt onder de bevoegdheid van de Directeur Immigratiedienst om (tijdelijke of permanente) verblijfsvergunningen te verlenen, zoals opgenomen in het mandaatregister.
Indien dit het geval is, dan is van een ruime(re) gemandateerde bevoegdheid sprake. Het is niet onlogisch te veronderstellen dat de achterliggende gedachte van de mandaatverlening dan zal zijn geweest dat als aan de Directeur Immigratiedienst de bevoegdheid is gemandateerd om te beslissen over het meerdere (het verlenen van een verblijfsvergunning), hij dat ook ten aanzien van het mindere mag (vrijstelling verlenen van een van de voorwaarden daarvoor, zoals het visumvereiste).
Aanwijzingen voor de juistheid van die veronderstelling zijn te vinden in de verklaring die [minister], Minister van Justitie te Sint Maarten van 10 oktober 2010 tot 18 mei 2013, als getuige ten overstaan van de rechter-commissaris heeft afgelegd. [minister] heeft als Minister in 2012 het mandaat aan de verdachte verstrekt en lijkt uit te gaan van een ruimere gemandateerde bevoegdheid van de directeur. Zo heeft hij hierover als getuige verklaard (onder meer en zakelijk weergegeven):
“De DTAE is niet formeel vastgelegd, het is aan de discretie van de directeur. Het bestond al jaren, al voor 10-10-10. Ik heb mandaat gegeven aan verdachte. In het mandaat staat welke bevoegdheden aan hem zijn gemandateerd. Bij toewijzing van DTAE’s had ik geen probleem dat de verdachte optrad. Voor alle immigratiezaken was de verdachte bevoegd om te tekenen.”
Daarbij wordt wel opgemerkt dat deze verklaring van [minister] de vraag oproept of hij daarbij de specifieke figuur van de DTAE voor ogen heeft, zoals die in de tenlastegelegde periode door de verdachte is afgegeven. [minister] heeft immers ook verklaard:
“Ik ken de term DTAE niet. In mijn periode werden dat soort besluiten al wel genomen maar ik zou moeten nagaan of destijds die term al werd gebruikt. Volgens mij is de betekenis van de afkorting Decision to Admit.”
Ook verschillende medewerkers van de IGD lijken met de DTAE een nieuw, in 2015 door de verdachte in het leven geroepen document te bedoelen [3] , waarbij het niet de verdachte maar de Minister was die deze diende te ondertekenen althans de bevoegdheid had om vrijstelling van de visumverplichting te verlenen [4] . Hier kan evenwel tegenin worden gebracht dat bij andere medewerkers van de IGD wel de gedachte leefde dat de verdachte, in ieder geval ten aanzien van transitdoeleinden, de bevoegdheid had een dergelijke ontheffing te verlenen [5] .
Dat medewerkers van de IGD, zoals door de procureur-generaal in zijn requisitoir aangehaald, hebben verklaard dat het gebruik van de DTAE niet zelden tot verwarring leidde en dat de medewerkers zich er geen raad mee wisten, terwijl deze medewerkers zich bovendien niet gehoord voelden door het management, wijst kennelijk op een gebrek aan communicatie en transparantie op een wezenlijk onderdeel van de taakuitoefening van de IGD onder leiding van de verdachte, maar creëert, gelet op de onduidelijkheid die uit al het voorgaande blijkt, geen strafrechtelijke verwijtbaarheid.
Al met al is het Hof van oordeel dat niet valt uit te sluiten dat de bevoegdheid tot het afgeven van DTAE’s valt onder de (ruimere) aan de Directeur Immigratiedienst gemandateerde bevoegdheid tot het verlenen van verblijfsvergunningen, zoals opgenomen onder 1 in het mandaatregister, zodat het door het openbaar ministerie in dezen betrokken standpunt geen stand houdt.
De slotsom is dan ook dat niet buiten gerede twijfel kan worden gezegd dat de verdachte, Directeur Immigratiedienst, niet de gemandateerde bevoegdheid had om een DTAE af te geven.
Die bevoegdheid laat evenwel onverlet dat de Directeur Immigratiedienst ingevolge artikel 3, lid 1 onder b, van de Mandaatregeling niet bevoegd is om besluiten te nemen, indien sprake is van persoonlijke betrokkenheid bij het te nemen besluit. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat in dat geval de Minister van Justitie beslist.
Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de verdachte in een voor het bewijs toereikende nauwe relatie tot mevrouw [naam 1] stond. Aldus is sprake van persoonlijke betrokkenheid van de verdachte bij het te nemen besluit en was de verdachte op grond van artikel 3 van de Mandaatregeling niet bevoegd om ten aanzien van mevrouw [naam 1] een besluit te nemen. Door desondanks onbevoegd de DTAE te ondertekenen voor [naam 1], wetende dat haar aanwezigheid wederrechtelijk was, heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de onder de feiten 1, 3 en 4 tenlastegelegde mensensmokkel, valsheid in geschifte en misbruik van functie of positie.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is onvoldoende komen vast te staan dat ten aanzien van de verdachte ook diens persoonlijke betrokkenheid bij mevrouw [naam 2] kan worden aangenomen. Niet buiten gerede twijfel kan worden vastgesteld dat mevrouw [naam 2] een vriendin van een collega van de verdachte, [collega verdachte], is, waarbij komt dat de verdachte steeds heeft ontkend wetenschap te hebben gehad van een vriendschappelijke relatie van mevrouw [naam 2] met collega [collega verdachte]. Gelet hierop dient de verdachte te worden vrijgesproken van de onder feit 2 ten laste gelegde mensensmokkel, en tevens van de feiten 3 en 4, voor zover die feiten betrekking hebben op de DTAE’s die op naam van [naam 2] zijn afgegeven.
Ook ten aanzien van [naam 3] en [naam 4] geldt dat niet is gebleken van persoonlijke betrokkenheid van de verdachte . De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de feiten 3 en 4, voor zover die feiten betrekking hebben op de DTAE’s die op hun naam zijn afgegeven.
Bewezenverklaring
Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 3, 4 en 5 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
hij op
een of meertijdstippen gelegen in
of omstreeksde periode van 18 maart 2016 tot en met 5 mei 2016, in Sint Maarten en/of in de Dominicaanse Republiek,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,een ander, te weten [naam 1], behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot
of doorreis doorSint Maarten, en
/ofdie [naam 1] daartoe gelegenheid,
middelen en/of inlichtingenheeft verschaft terwijl hij, verdachte,
en/of zijn mededaderswist
en of ernstige redenen hadden te vermoedendat de aanwezigheid van die ander daar wederrechtelijk was, immers heeft
/hebbenhij
en/of zijn mededaders
-
een ofmeerdere "decisions to allow entry"
opgemaakt,afgegeven,
aangepast en/of verstrektaan die [naam 1],
- deze "decisions to allow entry" op naam van die [naam 1] verspreid aan de medewerkers van de Immigratie en Grensbewakingsdienst,
- die [naam 1] doorgelaten en/of laten inreizen in Sint Maarten, in elk geval het immigratieloket en/of de douane (doen) laten passeren,
- in zijn functie en/of hoedanigheid als directeur van de Immigratie en Grensbewakingsdienst die [naam 1] toestemming verleend Sint Maarten in te reizen en
/ofin Sint Maarten te verblijven en
/of
- als directeur van de Immigratie en Grensbewakingsdienst
nagelaten toezicht te houden op de naleving van het bij of krachtens de Landsverordening toelating en uitzetting en/of het Toelatingsbesluit bepaalde en/ofnagelaten de
zeLandsverordening toelating en uitzetting en
/ofToelatingsbesluit toe te passen;
terwijl dit feit werd begaan in de uitoefening van zijn
en/of zijn mededadersambt
of beroepnamelijk als Directeur van de Immigratie en
Grensbewakingsdienst
en/of als immigratiemedewerkers
en/of
terwijl dit feit in vereniging werd begaan;
3.
hij op
een of meertijdstippen in
of omstreeksde maand april 2016 in Sint Maarten
tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, meermalen,
althans eenmaal,telkens
een of meerderegeschriften welke bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, namelijk
reis- of identiteitsdocumenten, en/offormulieren
"Decision to allow Entry",
te weten
A.
een
reis- of identiteitsdocument en/offormulier "Decision to allow Entry"
ten name van [naam 1], d.d. 15 april 2016;
(bijlage DOC-0M0023, pagina C-086)
en
/ of
B.
een
reis- of identiteitsdocument en/ offormulier "Decision to allow Entry"
ten name van [naam 1], d.d. 30 april 2016;
(bijlage DOC-0M00068, pagina C-090)
en/ of
C.
een reis- of identiteitsdocument en/of formulier "Decision to allow Entry"
ten name van [naam 2], d.d. 15 april 2016;
(bijlage DOC-IND07, pagina D-033)
en/ of
D.
een reis- of identiteitsdocument en/of formulier "Decision to allow Entry"
ten name van [naam 3] en [naam 4], d.d. 15 april
2016;
(bijlage DOC-IND08, pagina E-022)
valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, en/ofvalselijk heeft
doen en/oflaten opmaken
en/of doen en/of laten vervalsendoor een of meer anderen, door valselijk in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - op
/indie onder A.
enB.
, C. en/ofD. genoemde geschriften te
vermelden en/of te schrijven, en/ althans te doen en/ of telaten vermelden
en/of schrijven:
- "Please note that the Minister of Justice permits this traveler(s) to enter
and/ or transit Sint Maarten bases on Article 3 Section 2 of the National
Decree of Admittance and Expulsion"
en
/ of
op dat onder A. genoemde geschrift
te vermelden en/of te schrijven,
en/althans te doen en/ofte laten vermelden
en/of schrijven:
- "The following traveler(s):
[naam 1]
is cleared for entry to the Territory of Sint Maarten on the travel date
of April 24th 2016 and will returned May 8th 2016"
en
/ of
op dat onder B. genoemde geschrift te
vermelden en/of te schrijven,
en/althans te doen en/ofte laten vermelden
en/of schrijven:
- "Entry permitted to the Territory of Sint Maarten for the purpose of tourist stay" en
/ of
- "The following traveler(s):
[naam 1]
is cleared for entry for the purpose of Tourist Stay in the Territory of
Sint Maarten. [naam 1] shall be arriving to Sint Maarten on
05-May-2016. She is slated to depart the island on the 15-May-2016"
en/ of
op dat onder C. genoemde geschrift te vermelden en/of te schrijven, en/althans te doen en/of te laten vermelden en/of schrijven:
-
"The following traveler(s):
[naam 2]
is cleared for entry to the Territory of Sint Maarten on the travel date of
April 24th 2016 and will returned May 8th 2016"
en/ of
op dat onder D. genoemde geschrift te vermelden en/of te schrijven,
en/althans te doen en/of te laten vermelden en/of schrijven:
- "The following traveler(s):
[naam 3] en [naam 4] is cleared for entry to the Territory of Sint Maarten on the travel date of April 27th 2016 and will returned April 30th 2016"
en/ of
op/in die onder A., C. en/of D. genoemde geschriften
te vermelden en/of te schrijven, en/ althans te doen en/of te laten vermelden
en/of schrijven: "Entry permitted to the Territory of Sint Maarten for the
purpose of transit"
en
/ of
die geschriften te voorzien, en/of
te doen voorzien en/ofte laten voorzien,
van de (digitale) handtekening van [verdachte], met telkens het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst
te gebruiken ofdoor anderen te doen gebruiken;
4.
hij,
op een of meer tijdstippen gelegenin
of omstreeksde periode van november 2015 tot en met 5 mei 2016, in Sint Maarten en/of in de Dominicaanse Republiek,
tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen,als ambtenaar, te weten als medewerker van de Immigratie en Grensbewakingsdienst, opzettelijk met misbruik van zijn functie of positie:
-
zonder daartoe bevoegd, gemachtigd en/of gemandateerd te zijn een buitenwettelijk visum en/of toelatingssysteem (DTAE) opgezet en/of in stand gehouden,
-
een ofmeerdere "decisions to allow entry" heeft
afgegeven en/of verstrekt en/oflaten afgeven
en/of laten verstrekkenaan [naam 1]
, [naam 2], [naam 3], [naam 4] en/of een of meerdere onbekend gebleven personen,
- heeft
nagelaten toezicht te houden op de naleving van het bij of krachtens de Landsverordening toelating en uitzetting en/of het Toelatingsbesluit bepaalde en/ofnagelaten de
zeLandsverordening toelating en uitzetting en
/ofToelatingsbesluit toe te passen,
teneinde enig voordeel, namelijk de toegang tot het land Sint Maarten
en/of een tijdelijke verblijfsstatus,voor een ander, te weten [naam 1]
, [naam 2], [naam 3], [naam 4] en/of een of meerdere onbekend gebleven personente verkrijgen;
5.
hij op
of omstreeks10 augustus 2016, in Sint Maarten,
een of meervuurwapens, in de zin van de Vuurwapenverordening, te weten
- een luchtdrukpistool voorzien van het merk PIETRO BERETTA, model 92 FS van het kaliber 4.5mm (.177), zijnde een luchtdrukpistool dat zeer gelijkend is op een echt pistool van het merk Colt, model 2000, kaliber 9mm, en als zodanig voor bedreiging en/of afdreiging geschikt en
/of
-
eenenkel shot pump-action luchtdrukpistool voorzien van het merk CROSMAN, model 1322 en van het kaliber 5.5mm (.22),
zeereen luchtdrukpistool dat zeer gelijkend is op een echt pistool van het merk RUGER en van het kaliber .22 LR, en als zodanig voor bedreiging en/of afdreiging geschikt;
voorhanden heeft gehad.
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd; omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Indien tegen dit verkorte vonnis beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het Hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:154 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
mensensmokkel, terwijl het feit wordt begaan in de uitoefening van enig ambt of beroep.
Het onder 3 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:184 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

Het onder 4 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:354 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
als ambtenaar opzettelijk met misbruik van zijn functie of positie iets doen teneinde enig voordeel voor hem of een ander te verkrijgen, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening en strafbaar gesteld in artikel 11 van die verordening. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
overtreding van een in artikel 3 van de Vuurwapenverordening gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Vuurwapenverordening, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf en/of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich in zijn ambt van Directeur Immigratiedienst schuldig gemaakt aan mensensmokkel en daaraan verwante misdrijven, door een DTAE te verstrekken in een situatie waarbij de verdachte persoonlijke betrokkenheid had. Hij heeft dit document verstrekt aan een vrouw die de vriendin van verdachtes vriendin was. In het verlengde van die verstrekking is zijn bemoeienis zelfs zover gegaan dat hij niet heeft geschroomd om op de luchthaven op niet mis te verstane wijze te interveniëren toen hij zich met de vrouw bij de Immigratiedienst vervoegde en de dienstdoende immigratieambtenaar geen medewerking aan de toelating van de vrouw wilde verlenen.
Dit zijn ernstige strafbare feiten. De verdachte nam als directeur van de IGD, gelet op zijn taak en functie, een bijzondere plaats in binnen de samenleving. Om die reden werd van hem volledige integriteit en onkreukbaarheid verwacht. In het kader van hun taak en functie worden aan immigratieambtenaren, dus zeker aan de directeur van de IGD, niet alleen bevoegdheden en middelen verschaft, maar wordt hen ook een grote mate van vertrouwen door de samenleving geschonken. Door zijn handelwijze heeft de verdachte dit vertrouwen geschaad, en heeft hij juist misbruik gemaakt van zijn positie en bevoegdheden. Door deze feiten te plegen heeft de verdachte het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf en illegale toegang ondermijnd. Ook heeft hij daarmee ernstige schade toegebracht aan het imago van de IGD. Het Hof rekent dit de verdachte zwaar aan.
De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het onbevoegd voorhanden hebben van twee luchtdrukpistolen. Dergelijke wapens zijn geschikt voor bedreiging of afdreiging en kunnen leiden tot, voor potentiële slachtoffers, bedreigende situaties. Dat het niet om echte vuurwapens gaat, maakt dat niet anders, omdat dat niet zonder meer kenbaar is voor iemand die niet deskundig is op het gebied van wapens. Tegen dit bezit dient daarom streng te worden opgetreden.
Het Hof heeft zich rekenschap gegeven van de vraag of verdachtes berechting heeft plaatsgehad binnen de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
De berechting in hoger beroep heeft meer tijd gevergd dan de volgens vaste jurisprudentie gestelde maximumtermijn van vierentwintig maanden. De overschrijding van ongeveer tweeëneenhalve maand is echter veroorzaakt door de beperkte zittingsruimte van het Hof in verband met de getroffen maatregelen naar aanleiding van de uitbraak van Covid-19. Gelet op het voorgaande acht het Hof de overschrijding van de met verdachtes berechting in hoger beroep gemoeide tijd niet onredelijk, waardoor van een schending van artikel 6 EVRM geen sprake is.
Het Hof is, na een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaren alsmede een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Het Hof zal als bijkomende straf de ontzetting van de verdachte uit het recht het ambten te bekleden opleggen. De reden daarvoor is erin gelegen dat de verdachte met het bewezen verklaarde handelen het in hem gestelde vertrouwen ernstig heeft geschonden en zijn ambt daardoor in diskrediet heeft gebracht, terwijl hij nog altijd niet tot inkeer is gekomen. Het Hof acht een periode van 5 jaren passend en geboden.
In beslag genomen voorwerpen
Onder de verdachte is een luchtdrukpistool van een merk Pietro Beretta, model 92 FS, en een luchtdrukpistool van het merk Crosman, model 1322 in beslag genomen en nog niet teruggegeven.
Voornoemde voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen is immers in strijd met de wet. Het Hof zal de voorwerpen daarom onttrekken aan het verkeer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:45, 1:46, 1:65, 1:66, 1:74, 1:75 en 1:136 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht en doet opnieuw recht;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
6 (zes) maanden;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een
proeftijdvan
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een werkstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd),indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar de maatstaf van 2 (twee) uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag;
ontzetting van het recht tot uitoefening van ambten voor de duur van
vijf (5) jaren.
Dit vonnis is gewezen door mrs. S. Verheijen, W.J. Geurts-de Veld en
R. Veldhuisen, leden van het Hof, bijgestaan door mr. A.F. van der Heide (zittings)griffier, en op 22 juni 2021 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten.
mr. S. Verheijen en de uitspraakgriffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van eerste verhoor getuige [getuige 1] van 17 juni 2016, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (ZD1, dossierpagina’s 151-154), proces-verbaal van eerste verhoor getuige [getuige 2] van 26 juli 2016, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] (ZD1, dossierpagina’s 174-182) en proces-verbaal van eerste verhoor getuige [getuige 3] van 21 november 2016, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (ZD1, dossierpagina’s 217-220)
2.Proces-verbaal van bevindingen rapport [verdachte] van 31 augustus 2016, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] (ZD1, dossierpagina’s 26-28)
3.Proces-verbaal van verklaring [verklaarder] van 6 mei 2016, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] (ZD1, dossierpagina’s 111-112), proces-verbaal van eerste verhoor getuige [getuige 4] van 14 juni 2016, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 6] (ZD 1, dossierpagina’s 139-144), proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] van 26 oktober 2016, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 3] (ZD 1, dossierpagina’s 186-188) en proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] van 27 oktober 2016, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 3] (ZD 1, dossierpagina’s 189-191)
4.proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 7] van 15 juni 2016, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] (ZD1, dossierpagina’s 127-132) proces-verbaal van eerste verhoor getuige [getuige 1] van 17 juni 2016, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (ZD1, dossierpagina’s 151-154) en proces-verbaal van eerste verhoor getuige [getuige 3] van 21 november 2016, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (ZD1, dossierpagina’s 217-220)
5.proces-verbaal van eerste verhoor getuige [getuige 8] van 20 juni 2016, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] (ZD 1, dossierpagina’s 159-169) en proces-verbaal van eerste verhoor getuige [getuige 4] van 14 juni 2016, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 6] (ZD 1, dossierpagina’s 139-144)