ECLI:NL:OGHACMB:2021:358

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 oktober 2021
Publicatiedatum
7 oktober 2021
Zaaknummer
CUR2021H00279
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E.A. Saleh
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkorting termijnen in hoger beroep in kort geding

In deze zaak heeft de besloten vennootschap LB Constructie B.V. (hierna: LBC) hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, gewezen op 21 september 2021. LBC verzocht om verkorting van de termijnen in het hoger beroep, omdat zij meende dat er grote spoed was geboden. Dit verzoek volgde op een situatie waarin partijen in een kort geding op het punt stonden een schikking te treffen, maar waarbij de rechter ongevraagd een vonnis had gewezen. LBC stelde dat door deze gang van zaken haar recht op verhaal was aangetast en dat zij niet kon wachten op de normale beroepstermijnen.

The Ritz Residence Exploitatie B.V. (hierna: The Ritz), de tegenpartij, verzet zich tegen de verkorting van de termijnen en betwist de spoedeisendheid van de zaak. The Ritz stelde dat zij voldoende tijd nodig had om zich voor te bereiden en dat de stelling van LBC over de onderlinge zekerheidsstelling onjuist was. De President van het Hof heeft in zijn beoordeling aangegeven dat de enkele omstandigheid dat een zaak spoedeisend is, niet voldoende is voor verdere verkorting van de termijnen. Er moet sprake zijn van grote spoed, wat in dit geval niet werd aangetoond.

Uiteindelijk heeft de President het verzoek van LBC om verdere verkorting van de termijnen afgewezen. De President heeft wel aangegeven dat er na indiening van de memorie van antwoord geprobeerd zal worden om zo snel mogelijk een datum voor pleidooi te bepalen. De beschikking is gegeven door mr. E.A. Saleh en uitgesproken op 1 oktober 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2021
Registratienummer: CUR 2021H00279
Uitspraak: 1 oktober 2021
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
de besloten vennootschap LB CONSTRUCTIE B.V.,
gevestigd in Curaçao,
oorspronkelijk gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
thans appellante en verzoekster,
gemachtigde: mr. M.N. Meyer,
tegen
de besloten vennootschap THE RITZ RESIDENCE EXPLOITATIE B.V.,
gevestigd in Curaçao,
oorspronkelijk eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
thans geïntimeerde en verweerster,
gemachtigde: mr. P.A. van Dort.
Partijen worden hierna LBC en The Ritz genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Op 21 september 2021 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (verder: het Gerecht) tussen partijen vonnis in kort geding gewezen.
1.2
Bij akte van appel d.d. 22 september 2021, op 23 september 2021 ter griffie ingekomen, is LBC in hoger beroep gekomen van dat vonnis. LBC heeft op 24 september 2021 via email een memorie van grieven met producties toegezonden, welke memorie op 27 september 2021 ter griffie is ingediend. LBC heeft op 27 september 2021 een verzoek gericht aan de President van het Hof tot verkorting termijnen in hoger beroep in kort geding.
1.3
Bij email van 27 september 2021 heeft The Ritz zich tegen het verzoek tot behandeling op verkorte termijn verzet.
1.4
Beschikking is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
LBC heeft gesteld recht op en belang te hebben bij een uitspraak in hoger beroep op zeer korte termijn. LBC heeft hiertoe het volgende aangevoerd. Partijen stonden in een aanhangig kort geding op het punt een schikking te treffen, waartoe reeds een concept-vaststellingsovereenkomst door The Ritz was voorgelegd. Zij hebben de rechter eenparig om aanhouding van het kort geding verzocht. De rechter heeft abusievelijk en ongevraagd op dinsdag 21 september 2021 vonnis gewezen. Daardoor is de uitvoering van de schikking gestaakt en heeft LBC alle zekerheid op verhaal van haar vorderingen op The Ritz verloren. De rechter had niet tot opheffing van het retentierecht kunnen besluiten, nu partijen tijdens de zitting reeds te kennen hadden gegeven dat zij middels onderlinge wederzijdse zekerheidsstelling een uitspraak in arbitrage zouden afwachten. Aldus kan LBC de normale beroepstermijnen niet afwachten en is sprake van grote spoed.
2.2
The Ritz heeft zich verzet tegen de verzochte termijnverkorting. De grote spoed bij een behandeling van het hoger beroep op verkorte termijn wordt betwist. The Ritz heeft bovendien afdoende tijd nodig om zich voor te bereiden. De stelling van LBC ten aanzien van onderlinge wederzijdse zekerheidsstelling in afwachting van een uitspraak in arbitrage is een onvolledige en onjuiste weergave van hetgeen tijdens de zitting heeft plaatsgevonden.
2.3
De enkele omstandigheid dat een zaak spoedeisend is en dat daarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, zoals bedoeld in art. 226 Rv, is onvoldoende voor verdere verkorting van de termijnen dan overeenkomstig de eerste volzin van art. 235 Rv. Daarvoor is nodig dat sprake is van grote spoed. In gevallen van grote spoed is de President niet verplicht de termijnen verder te verkorten. Het betreft een discretionaire bevoegdheid.
2.4
Dat op basis van een misverstand een vonnis is gewezen terwijl partijen hadden verzocht om aanhouding is zonder meer te betreuren. In het gestelde wordt echter geen aanleiding gezien om de termijnen verder te verkorten zoals door LBC verzocht. Wel zal worden getracht om nadat de memorie van antwoord is ingediend op zo kort mogelijke termijn een datum voor pleidooi te bepalen.
2.5
Het verzoek zal worden afgewezen.
B E S L I S S I N G
De President:
wijst het verzoek om (verdere) verkorting van de termijnen af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.A. Saleh, lid van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en uitgesproken op 1 oktober 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.