Uitspraak
Procesverloop
Overwegingen
f36.000,-.
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellante, die in Curaçao woonde en de Chinese nationaliteit heeft. De minister van Justitie had op 23 oktober 2018 haar verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen afgewezen, met als doel arbeid in loondienst als inwonend dienstbode. Dit verzoek werd afgewezen omdat de appellante geen originele verklaring van de belastingdienst had overgelegd die aantoont dat haar werkgever in 2016 een belastbaar inkomen had van tenminste NA36.000,-. De appellante maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar de minister verklaarde dit bezwaar ongegrond op 3 juli 2019.
Op 5 maart 2021 verklaarde het Gerecht in eerste aanleg het beroep van de appellante tegen de afwijzing van de minister ongegrond. Hierop heeft de appellante hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 19 oktober 2021 werd duidelijk dat de appellante sinds 2019 in China verblijft en niet meer teruggekeerd is naar Curaçao, mede door de coronapandemie. Het Hof overwoog dat er geen rechtens te beschermen belang meer was bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, aangezien de appellante geen aanvraag had ingediend voor een verlenging van haar verblijf na 6 juli 2019.
Het Hof concludeerde dat, ongeacht de uitkomst van het hoger beroep, er een verblijfsgat was ontstaan en dat de appellante door de uitkomst van het hoger beroep niet in een gunstiger positie kon geraken. Daarom werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.