ECLI:NL:OGHACMB:2021:424

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
18 november 2021
Publicatiedatum
28 januari 2022
Zaaknummer
H212-2019 810.00007/18
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen ontnemingsbeslissing in strafzaak met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 18 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een ontnemingsbeslissing van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De zaak betreft een vordering ex artikel 1:77 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de veroordeelde werd verplicht tot betaling van een bedrag van NAf 509.280,17 aan het land Curaçao, als gevolg van wederrechtelijk verkregen voordeel. De veroordeelde had hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing, die was gebaseerd op een schatting van het door haar verkregen voordeel uit criminele activiteiten.

Tijdens de zitting op 7 oktober 2021 heeft de procureur-generaal, mr. M.L.A. Angela, de bevestiging van de beslissing van het Gerecht gevorderd, terwijl de raadsman, mr. M.F. Murray, primair pleitte voor afwijzing van de vordering tot ontneming of, subsidiair, voor een lagere vaststelling van het bedrag. Het Hof heeft de argumenten van beide partijen overwogen en is tot de conclusie gekomen dat het Gerecht terecht heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Het Hof heeft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel, die door het Gerecht was vastgesteld op USD 284.514,06, bevestigd en de beslissing van het Gerecht in stand gehouden.

Het Hof heeft benadrukt dat de door de veroordeelde aangevoerde kosten niet in directe relatie staan tot het delict en dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel door de politie redelijk is bevonden. De beslissing van het Hof is genomen met inachtneming van de overwegingen die in de uitspraak zijn opgenomen, en de beslissing is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier tijdens een openbare terechtzitting.

Uitspraak

Zaaknummer: H-212/2019

Parketnummer: 810.00007/18
Uitspraak: 18 november 2021 Tegenspraak

Beslissing

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de beslissing van het Gerecht in eerste aanleg (hierna: het Gerecht) van Curaçao van 27 september 2019 op de vordering ex artikel 1:77 van het Wetboek van Strafrecht in de zaak tegen de veroordeelde:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1962 in [geboorteplaats],
wonende [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de schatting van het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op een bedrag van NAf 509.280,17 en aan de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling van datzelfde bedrag aan het land Curaçao. Voorts heeft het Gerecht bepaald dat bij gebreke van volledige betaling of verhaal vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van
een jaar.
De veroordeelde heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Deze beslissing is gegeven naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 7 oktober 2021. Aan dat onderzoek is met instemming van alle procespartijen een schriftelijke wisseling van standpunten voorafgegaan, waarbij zowel de raadsman als de procureur-generaal twee schriftelijke conclusies heeft ingediend.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. M.L.A. Angela, en van hetgeen door de veroordeelde en haar raadsman,
mr. M.F. Murray, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof de beslissing waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman heeft primair bepleit dat de vordering tot ontneming zal worden afgewezen, althans op een lager bedrag zal worden vastgesteld.
Beslissing waarvan beroep
Voor zover van belang voor de beoordeling van de in hoger beroep gevoerde verweren, neemt het Hof als uitgangspunt dat het Gerecht in de beslissing waarvan beroep als volgt heeft overwogen:
“Het gerecht acht aannemelijk geworden dat de veroordeelde door middel van of uit de baten van het onder 1. bewezenverklaarde feit waarvoor zij is veroordeeld en/of soortgelijke en/of andere feiten wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
De veroordeelde heeft in haar verhoor op 7 december 2016 verklaard dat zij de door de opsporingsambtenaren gemaakte berekening, dat zij met het swipen, na aftrek van de kosten, een wederrechtelijk verkregen voordeel van USD 284.514,06 heeft verkregen, redelijk vindt. Zij verklaart dat haar winst misschien iets meer was en haar kosten mogelijk iets lager. Voorts heeft zij verklaard dat zij in ieder geval de woning te Royal Palm resort 21e heeft gekocht met een deel van het geld dat zij verdiend heeft met het swipen. [1] Uit een bij de huiszoeking in de [naam straat] aangetroffen factuur blijkt dat deze woning is aangekocht voor een bedrag van USD. 277.675, --. [2] Gelet op dit alles schat het gerecht het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel op USD 284.514,06.
Dit bedrag staat naar de koers van 6 juli 2015 van 1,79 ANG per USD gelijk aan
ANG 509.280,17.
Gelet op deze verklaring van de veroordeelde ziet het gerecht geen aanleiding om nog rekening te houden met aftrek van kosten.”
In de kern heeft de raadsman in hoger beroep aangevoerd dat het door het Gerecht geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van NAf 509.280,17 (ofwel USD 284.514,06) onjuist is. De gecorrigeerde bruto-opbrengsten van de veroordeelde zijn primair NAf 262.863,35, subsidiair NAf 472.191,35. Daarop dient in redelijkheid ter zake van kosten (twee derde van NAf 649.066,08, te weten NAf 428.383,61) in mindering te worden gebracht, hetgeen primair resulteert in de afwezigheid van enig voordeel en subsidiair in een verkregen voordeel van NAf 43.807,74. Verder dienen de bedragen die bij de veroordeelde gestolen zijn bij twee gewelddadige roofovervallen op de bruto-opbrengst in mindering te worden gebracht, aldus de raadsman.
Het Hof verenigt zich met de beslissing waarvan beroep en met de redengeving waarop deze berust. De beslissing zal daarom worden bevestigd, met dien verstande dat het Hof een overweging bezigt naar aanleiding van een in hoger beroep gevoerd verweer. Hetgeen de verdediging daartegen in hoger beroep heeft ingebracht, kan niet tot een ander oordeel leiden.
Het Hof hecht eraan te benadrukken dat het door het Gerecht geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel ad USD 284.514,06 de resultante is van de door de politie berekende bruto-opbrengst van USD 401.514,06 minus USD 117.000,00 aan kosten, welke berekening door de veroordeelde, naar zij in een verhoor bij de politie heeft verklaard, redelijk is bevonden. Anders dan door de raadsman is bepleit valt niet in te zien dat en waarom de veroordeelde niet aan deze verklaring mag worden gehouden.
Het Hof kent bovendien groot gewicht toe aan het standpunt van de procureur-generaal dat na aftrek van het door de raadsman in hoger beroep opgeworpen kostenplaatje van in totaal USD 237.990,90 van de bruto-opbrengst – van aldus de raadsman primair NAf 262.863,35, subsidiair NAf 472.191,35 – geen woning van USD 277.675,00 te betalen is. Tot slot is het Hof met de procureur-generaal van oordeel dat het verlies van swipe-gelden aan diefstal – wat daar ook van zij – bezwaarlijk kan worden aangemerkt als kosten die in een directe relatie staan tot de voltooiing van het onderliggende delict.
Beslist wordt derhalve als volgt.

BESLISSING

Het Hof:
bevestigt de beslissing van het Gerecht met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.A. Carmelia, S. Verheijen en R. Veldhuisen, leden van het Hof, bijgestaan door mr. H. van der Schaft, (zittings)griffier, en vervolgens op 18 november 2021 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Een proces-verbaal van verhoor, opgemaakt in de wettelijke vorm op 7 december 2016 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] (zelf genummerde ordner 6, bijlage 5, p 5).
2.Een proces-verbaal, van bevindingen Zaaksdossier [naam zaaksdossier], opgemaakt op 1 juni 2017 in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1] (zelf genummerde ordner 5, bijlage 1, p 6)