In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 17 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De verdachte was eerder vrijgesproken van twee ten laste gelegde feiten, maar veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden voor een derde feit. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, maar het Hof verklaarde hem niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraken. Het Hof heeft de vordering van de procureur-generaal en de argumenten van de verdediging in overweging genomen. De verdediging voerde aan dat het ondervragingsrecht van de verdachte was geschonden omdat een getuige niet was gehoord. Het Hof oordeelde dat het niet aannemelijk was dat de getuige binnen een aanvaardbare termijn zou verschijnen, en dat de afwezigheid van de getuige niet leidde tot bewijsuitsluiting. Het Hof bevestigde het vonnis waarvan beroep, met een verbetering van de gronden door een bewijsmiddel toe te voegen, namelijk een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut over DNA-onderzoek. Dit rapport toonde aan dat er biologische sporen van de verdachte in de auto waren aangetroffen die bij de poging tot gewapende overval was gebruikt. Het Hof concludeerde dat de combinatie van het DNA-onderzoek en andere bewijsstukken voldoende was om de verdachte te verbinden aan het delict, ondanks de betwisting van de betrouwbaarheid van de getuigenverklaring.