ECLI:NL:OGHACMB:2021:7

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
12 januari 2021
Publicatiedatum
19 januari 2021
Zaaknummer
Har121/20
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • S.A. Carmelia
  • M.J. de Kort
  • M.C.B. Hubben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaarschrift tegen ministeriële beschikking inzake voorwaardelijke invrijheidstelling

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 12 januari 2021 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift van een klager, die in het verleden was veroordeeld tot een gevangenisstraf van in totaal 24 jaar. De klager had bezwaar gemaakt tegen een ministeriële beschikking van 6 november 2020, waarin was besloten om niet over te gaan tot zijn voorwaardelijke invrijheidstelling. De klager had de beschikking op 10 november 2020 in persoon ontvangen, waardoor de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift op 24 november 2020 verliep. De raadsman van de klager diende op 17 november 2020 een pro forma bezwaarschrift in, met de belofte dat de gronden later zouden volgen. Op 25 november 2020 werd een aanvullend bezwaarschrift ingediend, maar het Hof oordeelde dat de wet geen basis biedt voor het indienen van een pro forma bezwaarschrift om de termijn te verlengen. Het Hof concludeerde dat de klager niet-ontvankelijk was in zijn bezwaar, omdat er geen verschoonbare termijnoverschrijding was aangetoond. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is op schrift gesteld op 18 januari 2021.

Uitspraak

Zaaknummer : HAR 121/20
Parketnummer : 208.00121/20
Uitspraak : 12 januari 2021 (mondeling)
gegeven op het bezwaarschrift ex artikel 1:39 van het Wetboek van Strafrecht van Curaçao (hierna: Sr) van:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1978 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in het Sentro di Detenshon i Korekshon di Kόrsou in Curaçao,
hierna te noemen: klager,
raadsman: mr. R.E. Martis.

1.Het onderzoek van de zaak

1.1.
De behandeling van het bezwaarschrift heeft plaatsgehad in raadkamer op 12 januari 2021 in Curaçao. Gehoord en verschenen zijn de procureur-generaal, mr. M.L.A. Angela, klager en diens raadsman. De behandeling heeft plaatsgevonden met bijstand van de beëdigde tolk in de landstaal,
S. Riding, wonende in Curaçao, die hetgeen in raadkamer is gesproken of voorgelezen heeft vertaald. De procureur-generaal, de raadsman en klager hebben het woord gevoerd.
1.2
Het Hof heeft direct na afloop van de behandeling uitspraak gedaan.

2.De feiten

2.1.
Bij vonnis van het Hof van 28 maart 2006, onder nummer H 206/06, is klager veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) jaren, met aftrek van voorarrest. Deze uitspraak van het Hof is onherroepelijk geworden. Bij vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de
Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 10 oktober 2007, is klager veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren, met aftrek van voorarrest. Deze uitspraak van het Gerecht is eveneens onherroepelijk geworden.
2.2.
De eerste voor klager geldende datum van mogelijke voorwaardelijke invrijheidstelling was vastgesteld op 22 november 2020.
2.3.
Bij Ministeriële Beschikking van 6 november 2020, no. 191/20/SDKK (hierna: de beschikking) heeft de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie (hierna: de Minister) beslist om niet tot de voorwaardelijke invrijheidstelling van klager over te gaan.
2.4.
De veroordeelde heeft tegen deze beschikking bezwaar gemaakt.

3.Ontvankelijkheid

3.1.
Ingevolge artikel 1:39 Sr kan de veroordeelde tegen de beschikking, binnen veertien dagen nadat hij daarvan kennis heeft genomen, een met redenen omkleed bezwaarschrift indienen bij de rechter die de vrijheidsstraf heeft opgelegd.
3.2.
Bij akte van uitreiking van 10 november 2020 is de beschikking aan klager in persoon uitgereikt. De termijn voor het indien van een met redenen omkleed bezwaarschrift verliep derhalve op 24 november 2020.
3.3.
Het Hof stelt vast dat de raadsman op 17 november 2020 een pro forma bezwaarschrift heeft ingediend. In het bezwaarschrift is gesteld dat de gronden binnen redelijke termijn alsnog zouden worden ingediend. Op 25 november 2020 is een aanvullend bezwaarschrift, inhoudende de gronden voor het bezwaar, ter griffie ingediend.
3.4.
Voorop gesteld moet worden dat de wet geen wettelijke grondslag biedt voor het indienen van een pro forma bezwaarschrift om de termijn te sauveren. Evenmin is sprake van een situatie waarin het Hof een dergelijke werkwijze – contra legem - pleegt te gedogen.
3.5.
Nu verder niet is gebleken van andere omstandigheden die tot een verschoonbare termijnoverschrijding kunnen leiden – de raadsman heeft desgevraagd verklaard geen acht te hebben geslagen op de wettelijke termijn bij het indienen van het aanvullend bezwaarschrift – kan klager niet worden ontvangen in het bezwaarschrift.
3.6.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

Het Hof:
verklaartklager niet-ontvankelijk in het bezwaar.
Deze beschikking is gegeven op 12 januari 2021 in Curaçao door mrs. S.A. Carmelia, M.J. de Kort en M.C.B. Hubben, leden van het Hof, in tegenwoordigheid van de griffier, mr. B.G. Scheepbouwer, en op 18 januari 2021 op schrift gesteld.
Mr. M.C.B. Hubben is buiten deze beschikking mede te ondertekenen.