Uitspraak
Inleiding
Aangevallen uitspraak
Hoger beroep
de aanvragervan de taxivergunning in het bezit moet zijn van een geldig rijbewijs. Dat blijkt ook niet uit artikel 12 omdat daar alleen staat dat
de bestuurdervan een motorrijtuig in het bezit moet zijn van een geldig rijbewijs. [verzoekster] is niet de bestuurder van de taxi omdat zij gebruik maakt van een hulpbestuurder. Daarnaast voert zij aan dat de minister gelet op artikel 14, tweede lid, van de Lpv heeft nagelaten om de commissies te horen over het intrekken van haar taxivergunning. Door de afwijzing van haar aanvraag heeft [verzoekster] niet langer een extra inkomen. Zij wil dat de minister de daardoor ontstane schade vergoedt.
Op grond van artikel 5, derde lid, aanhef en onder a, wordt wat betreft taxi's een vergunning geweigerd indien de aanvrager niet voldoet aan de eisen gesteld in artikel 12.
Op grond van artikel 12, aanhef en onder a, kan als bestuurder van een motorrijtuig als bedoeld in de Lpv slechts optreden hij die in het bezit is van een geldig rijbewijs B, voor zover het betreft een taxi die ingericht is voor het vervoeren van niet meer dan acht personen.
Op grond van artikel 12b, eerste lid, mag de houder van een vergunning slechts een overeenkomst sluiten terzake de exploitatie van een motorrijtuig met een hulpbestuurder die ingeschreven is in het register van hulpbestuurders. Als hulpbestuurder mogen slechts de personen worden ingeschreven die voldoen aan de in artikel 12 gestelde eisen.
Op grond van artikel 14, tweede lid, worden de commissies gehoord met betrekking tot het verlenen, wijzigen, voortzetten, verlengen, schorsen en intrekken van de onderscheidene vergunning bedoeld in artikel 3.
de aanvragerniet voldoet aan de eisen in artikel 12. Eén van de eisen in artikel 12 is het hebben van een geldig rijbewijs B en aan dat vereiste voldeed [verzoekster] niet. Dat in artikel 12 alleen staat dat
de bestuurdervan een motorrijtuig in het bezit moet zijn van een geldig rijbewijs, maakt niet dat dit vereiste niet voor
de aanvragervan een taxivergunning geldt. Artikel 5, derde lid, aanhef en onder a, bepaalt immers dat
de aanvragermoet voldoen aan de eisen in artikel 12, waaronder dus in het bezit zijn van een geldig rijbewijs B. Dat [verzoekster] gebruik maakt van een hulpbestuurder die wel over een geldig rijbewijs beschikte, maakt dat niet anders omdat uit artikel 12b volgt dat slechts
de houdervan een taxivergunning gebruik kan maken van een hulpbestuurder. Na het verlopen van de taxivergunning per 1 december 2018 is [verzoekster] niet langer de houder van een taxivergunning. Zij kan dus pas gebruik maken van een hulpbestuurder ná het verkrijgen van een taxivergunning en voor het verkrijgen daarvan moet zijn voldaan aan de eisen van artikel 12. Dat de hulpbestuurder wel over een geldig rijbewijs beschikte, betekent dus niet dat de aanvraag niet had mogen worden afgewezen. Het betoog slaagt niet.
Beslissing
bevestigtde aangevallen uitspraak;
wijsthet verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening
af;
wijsthet verzoek om vergoeding van schade
af.