ECLI:NL:OGHACMB:2022:265

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
H-139/20 300.00409/19
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis inzake ontuchtige handelingen met minderjarige en strafmotivering

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 3 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 255 dagen voorwaardelijk, voor ontuchtige handelingen met een toen 15-jarige minderjarige. De procureur-generaal heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij een zwaardere straf heeft gevorderd, inclusief een taakstraf van 180 uren. De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit en een strafmaatverweer gevoerd.

Het Hof heeft kennisgenomen van de argumenten van beide partijen en heeft het vonnis van het Gerecht bevestigd, met verbetering van gronden. Het Hof heeft overwogen dat de verdachte en het slachtoffer nog steeds een affectieve relatie hebben en samenwonen, en dat zij hun eerste kindje verwachten. Het Hof heeft ook rekening gehouden met de tijd die verstreken is sinds de gepleegde misdrijven en de impact van het voorarrest op de verdachte. Gezien deze omstandigheden heeft het Hof besloten dat er geen noodzaak is voor een aanvullende werkstraf naast de reeds opgelegde straf.

De beslissing van het Hof is genomen in het belang van de verdachte, waarbij de bijzondere omstandigheden van de zaak zijn meegewogen. Het vonnis is uitgesproken in het openbaar, met een directe verbinding naar het gerechtsgebouw in Curaçao.

Uitspraak

Zaaknummer: H-139/20

Parketnummer: 300.00409-19
Uitspraak: 3 mei 2022 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 8 oktober 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] in [land],
wonende op [adres].
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis voor het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, waarvan 255 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het Gerecht de teruggave gelast van de mobiele telefoon van de verdachte. Verder heeft het Gerecht het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.
De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, behoudens ten aanzien van de straf en – in zoverre opnieuw recht doende – de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, waarvan 255 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest alsmede een taakstraf voor de duur van 180 uren, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door 90 dagen hechtenis.
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit en heeft subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het Hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en met de redengeving waarop dit berust. Het vonnis zal daarom met verbetering van gronden – de motivering van de straf – worden bevestigd.
Het Hof constateert dat hetgeen de raadsman ten verwere naar voren heeft gebracht in de kern een herhaling betreft van hetgeen hij in eerste aanleg heeft bepleit. Het Hof verwijst op dit punt naar hetgeen het Gerecht in haar vonnis onder het kopje ‘Bewijsoverwegingen’ heeft overwogen en beslist en neemt dit over.
Strafmotivering
De procureur-generaal heeft – kort samengevat – aangevoerd dat de verdachte zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met de toen 15-jarige [slachtoffer], welke handelingen mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Hoewel de procureur-generaal oog heeft voor de bijzondere omstandigheid dat de relatie tussen de verdachte en [slachtoffer] nog steeds voort duurt, kan, gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting, die voor een dergelijk misdrijf uitgaan van oplegging van een gevangenisstraf van drie jaren, niet worden volstaan met de door het Gerecht opgelegde straf. Alles afwegende, vordert de procureur-generaal dat het Hof naast de door het Gerecht opgelegde straf aan de verdachte een werkstraf voor de duur van 180 uren oplegt.
Het Hof volgt de procureur-generaal niet in zijn vordering en overweegt daartoe als volgt. De misdrijven waarvoor de verdachte is veroordeeld, zijn gepleegd in de periode van april 2018 tot en met 6 september 2018 (de dag voordat [slachtoffer] zestien jaar oud werd). Sindsdien is een periode van ruim vier jaren verstreken. Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte en de inmiddels bijna 20-jarige [slachtoffer] met elkaar nog steeds een affectieve relatie hebben, dat zij samenwonen en dat zij hun eerste kindje verwachten. De familie van [slachtoffer] heeft zich, volgens mededeling van de raadsman, met het bestaan van hun relatie verzoend. Uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte het ondergane voorarrest als zwaar heeft ervaren. Bovendien heeft deze strafzaak zijn kansen op de arbeidsmarkt nadelig beïnvloed. Zijn toekomstperspectief is danig veranderd. Alles afwegende, vermag het Hof in de omstandigheden van het ter berechting voorliggende geval niet in te zien welk strafdoel thans nog is gediend met de oplegging van de gevorderde werkstraf, naast de door het Gerecht opgelegde straf.

BESLISSING

Het Hof:
bevestigt het vonnis van het Gerecht met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. S.A. Carmelia, M.J. de Kort en R. Veldhuisen, leden van het Hof, bijgestaan door mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het Hof in Aruba (met een directe beeld- en geluidsverbinding met het gerechtsgebouw in Curaçao).