ECLI:NL:OGHACMB:2022:295

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
12 december 2022
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
H 130/21
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling en bedreiging met misdrijf tegen leven

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling voor mishandeling en bedreiging met een misdrijf tegen het leven. De verdachte, geboren in 1953, werd door het Gerecht in eerste aanleg op 5 augustus 2021 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand en een geldboete van NAf 1.500,-, met als bijzondere voorwaarde deelname aan een huiselijk-geweld-gedragsinterventietraining. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Tijdens de zitting in hoger beroep op 12 december 2022 heeft het Hof de vordering van de procureur-generaal gehoord, die een bevestiging van het vonnis heeft gevorderd, met uitzondering van de straf. De raadsman van de verdachte heeft gepleit voor vrijspraak of een lagere strafmaat. Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht bevestigd, maar de opgelegde straf gematigd naar een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand en een geldboete van NAf 750,-, met een proeftijd van 2 jaren. Het Hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals vermeld in het reclasseringsrapport. De bijzondere voorwaarde is dat de verdachte zich moet houden aan de voorschriften van de Stichting Reclassering Sint Maarten, inclusief deelname aan een agressieregulatie training. Het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en op schrift gesteld op 7 maart 2023.

Uitspraak

Zaaknummer: H 130/21
Parketnummer: 100.00261/21
Uitspraak: 12 december 2022 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht) van 5 augustus 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1953 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres]
.
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
1 maand met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte onder de regie van de Stichting Reclassering Sint Maarten een huiselijk-geweld-gedragsinterventietraining zal volgen. Voorts heeft het Gerecht de verdachte voor die feiten veroordeeld tot een geldboete van NAf 1.500,-, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest naar rato van NAf 50,-per dag.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en op de terechtzitting in hoger beroep van 12 december 2022.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. R.J. Boswijk, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. M. Hart, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, behoudens ten aanzien van de straf en – in zoverre opnieuw recht doende – de verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een geldboete van NAf 750,-, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis. Daarbij heeft hij gevorderd dat aan de gevangenisstraf als bijzondere voorwaarde wordt verbonden dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Stichting Reclassering Sint Maarten, ook als dat inhoudt dat hij een agressieregulatie training dient te volgen.
De raadsman heeft, evenals in eerste aanleg, primair bepleit dat de verdachte integraal zal worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Subsidiair heeft hij een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, omdat het Hof zich daarmee verenigt, behoudens ten aanzien van de opgelegde straf en de motivering daarvan. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.
Oplegging van straffen en de motivering daarvan
Het Gerecht geeft op pagina 5 van het vonnis waarvan beroep het volgende overwogen:

Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het mishandelen en het bedreigen van zijn vrouw. Verdachte heeft daarmee een ernstige inbreuk gemaakt op de haar lichamelijke integriteit en heeft bovendien gevoelens van angst aangewakkerd bij haar. Verdachte is, terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde, boos geworden omdat hij dacht dat zijn vrouw laat thuis was gekomen, en heeft zich vervolgens agressief jegens haar gedragen. Het Gerecht rekent dit de verdachte aan.”
Het Hof sluit zich aan bij vorenstaande overweging van het Gerecht, neemt deze over en maakt deze tot de zijne. Naar aanleiding van de in hoger beroep gevoerde verweren overweegt het Hof voorts het volgende.
Het Hof heeft bij het bepalen van een passende strafmaat enerzijds rekening gehouden met de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en anderzijds met de door en namens verdachte naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden, zoals deze ook blijken uit het rapport van de reclassering van 3 augustus 2022.
Gelet hierop, zal het Hof de verdachte een gevangenisstraf in geheel voorwaardelijke vorm opleggen en daaraan een proeftijd koppelen. Deze voorwaardelijke straf dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Voorts acht het Hof het van belang dat ten volle wordt ingezet op de begeleiding en behandeling van de verdachte en zal het daarom aan de verdachte de bijzondere voorwaarde opleggen zoals deze door de reclassering is geadviseerd.
Daarnaast zal aan de verdachte een geldboete opgelegd worden. Het Hof ziet in de beperkte draagkracht van de verdachte aanleiding om – zoals ook door de procureur-generaal is gevorderd – de door het Gerecht opgelegde geldboete te matigen.
Het Hof is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat na te noemen straffen passend en geboden zijn. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht ten aanzien van de opgelegde straf en de motivering daarvan en doet in zoverre opnieuw recht;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een
proeftijdvan
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Reclassering Sint Maarten, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, ook als dat inhoudt dat hij gedurende die proeftijd een gedragsinterventietraining dient te volgen;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
NAf 750,00 (zevenhonderdvijftig gulden), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, op de geldboete in mindering gebracht zal worden naar de maatstaf van NAf 50,00 per dag;

bevestigt het vonnis van het Gerecht voor het overige.

Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, S. Verheijen en W.J. Geurts-de Veld, leden van het Hof, bijgestaan door mr. T.M.A.D. de Lanoy, (zittings)griffier, en op
12 december 2022 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten en op schrift gesteld op 7 maart 2023.