ECLI:NL:OGHACMB:2023:172

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
CUR2022H00337
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executoriale verkoop van verhypothekeerde en beslagen onroerende goederen en de gevolgen voor de vervallen beslagen

In deze zaak gaat het om de verkoop van een aantal verhypothekeerde en beslagen onroerende goederen aan een koper. De centrale vraag is of deze verkoop moet worden aangemerkt als een executoriale verkoop in de zin van artikel 3:273 lid 1 BW, wat van belang is voor de vraag of de beslagen zijn vervallen. De appellanten, Pen Alley Vastgoed B.V. en Stichting Particulier Fonds De Pen, zijn in hoger beroep gekomen van een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. In deze beschikking werd hun verzoek om de verkoop als executoriale verkoop aan te merken, afgewezen. De mondelinge behandeling vond plaats op 29 augustus 2023, waarbij verschillende partijen en hun gemachtigden aanwezig waren.

De feiten van de zaak zijn als volgt: op 1 april 2019 heeft de failliete vennootschap P.A.H.D. B.V. meubilair en apparatuur in fiduciaire eigendom overgedragen aan de bank. Vervolgens is er op 2 april 2019 een hypotheek gevestigd op onroerende zaken. In 2021 hebben de appellanten conservatoir beslag gelegd op deze onroerende zaken. De bank heeft op 4 februari 2022 aangekondigd dat de onroerende zaken op 8 maart 2022 executoriaal verkocht zouden worden, maar deze verkoop is niet doorgegaan. In plaats daarvan is er een koopovereenkomst gesloten met Zoutvat 222, die goedgekeurd werd door het Gerecht.

Het Hof oordeelt dat de verkoop van de onroerende zaken heeft plaatsgevonden ingevolge de goedgekeurde koopovereenkomst, en dat deze verkoop moet worden aangemerkt als een executoriale verkoop. Dit betekent dat de hypotheken en beslagen zijn vervallen. Het Hof verwerpt het hoger beroep van Pen Alley en SPF De Pen en veroordeelt hen in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2023
Registratienummers: CUR202202698 en CUR202203186 – CUR2022H00337
Uitspraak: 19 september 2023
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
1. de besloten vennootschap
PEN ALLEY VASTGOED B.V.,
gevestigd in Curaçao,
2. de stichting particulier fonds
STICHTING PARTICULIER FONDS DE PEN,
gevestigd in Curaçao,
beide in eerste aanleg belanghebbenden, thans appellanten,
gemachtigden: mrs. N.R.V. Soeltaansingh en R.F. van den Heuvel,
tegen:
de besloten vennootschap
ONDINE CURAÇAO B.V.,
voorheen genaamd: Angepa B.V.,
gevestigd in Curaçao,
in eerste aanleg verzoekster, thans geïntimeerde,
gemachtigden: mrs. M.W.J.H. Welten en N.A. Frans,
met als belanghebbenden:
1. de naamloze vennootschap
VIDANOVA BANK N.V.,
gevestigd in Curaçao,
gemachtigde: mr. E.J. Huizing,
2. de besloten vennootschap
NOTARISKANTOOR MOERDIJK & PALM B.V.,
gevestigd in Curaçao,
en:
3. de besloten vennootschap
MULTI-POST BEHEER B.V.,
gevestigd in Curaçao,
gemachtigden: mrs. N.R.V. Soeltaansingh en R.F. van den Heuvel,
en met als gewezen belanghebbende:
de besloten vennootschap
P.A.H.D. B.V.,
met laatste vestigingsplaats in Curaçao,
die failliet is verklaard, waarna het faillissement is opgeheven,
gemachtigde: voorheen mr. A.J. de Winter.
De hierboven genoemde partijen en belanghebbenden worden hierna respectievelijk Pen Alley, SPF De Pen, Angepa, de bank, het notariskantoor, Multi-Post en PAHD genoemd.

1.De zaak in het kort

Een aantal verhypothekeerde en beslagen onroerende goederen is verkocht en geleverd aan een koper. In geschil is of de verkoop aangemerkt moet worden als een executoriale verkoop in de zin van art. 3:273 lid 1 BW. Dit is van belang voor de vraag of de beslagen zijn vervallen.

2.Het verloop van de procedure

2.1
Bij op 24 november 2022 ingekomen beroepschrift, met producties, zijn Pen Alley en SPF De Pen in hoger beroep gekomen van de op verzoek van Angepa gegeven en op 13 oktober 2022 uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht). Hierbij hebben Pen Alley en SPF De Pen één grief tegen de beschikking aangevoerd en toegelicht. Hun conclusie strekt ertoe dat het Hof de beschikking zal vernietigen en het verzoek van Angepa alsnog zal afwijzen, en verdere beslissingen zal geven als in het beroepschrift omschreven.
2.2
Er zijn geen verweerschriften in hoger beroep ingekomen.
2.3
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgehad op 29 augustus 2023. Verschenen zijn:
aan de zijde van Pen Alley en SPF De Pen: [betrokkene 1], [betrokkene 2] (via videoverbinding vanuit Nederland) en beide gemachtigden;
aan de zijde van Angepa: beide gemachtigden;
aan de zijde van de bank: [betrokkene 3], [betrokkene 4] en de gemachtigde;
aan de zijde van het notariskantoor: [betrokkene 5] en [betrokkene 6];
aan de zijde van PAHD: niemand;
aan de zijde van Multi Post: beide gemachtigden.
Verder is van de zijde van de stichting particulier fonds SPF Zoutvat 222 (hierna: Zoutvat 222) verschenen: [betrokkene 7].
Mrs. Soeltaansingh en Welten hebben pleitnota’s voorgedragen en er exemplaren van overgelegd. Ook de overige aanwezigen zijn in de gelegenheid gesteld het woord te voeren. Sommigen hebben daarvan gebruik gemaakt. Verder zijn er vragen van het Hof beantwoord.
2.4
Beschikking is aangezegd en bij vervroeging bepaald op vandaag.

3.De beoordeling

Feiten
3.1
Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
3.1.1
Op 1 april 2019 heeft PAHD meubilair, armatuur en overige apparatuur in fiduciaire eigendom overgedragen aan de bank.
3.1.2
Op 2 april 2019 heeft PAHD ten gunste van de bank een recht van hypotheek gevestigd op diverse onroerende zaken aan de Penstraat, Willemstad, Curaçao (hierna: de onroerende zaken).
3.1.3
Op 1 december 2021 hebben Pen Alley, SPF De Pen en Multi-Post met verlof van het Gerecht ten laste van PAHD conservatoir beslag doen leggen op de onroerende zaken.
3.1.4
Op 4 februari 2022 heeft de bank aangezegd dat de onroerende zaken op 8 maart 2022 executoriaal in het openbaar zullen worden verkocht ten overstaan van notaris mr. M.J.O. Moerdijk (hierna: de notaris).
3.1.5
Bij verzoekschrift van 25 februari 2022 (zaaknummer CUR202200936, hierna: de goedkeuringsprocedure) heeft de bank met verwijzing naar art. 3:268 lid 2 BW het Gerecht (primair) verzocht te bepalen dat de verkoop onderhands zal geschieden bij een overeenkomst die ter goedkeuring aan het verzoekschrift was gehecht. Die koopovereenkomst dateert van 25 februari 2022 en strekt tot verkoop door de bank aan CJC Holding B.V. (hierna: CJC Holding). De koopovereenkomst strekt tot verkoop van zowel de onroerende zaken als roerende zaken voor een koopprijs van in totaal NAf 7.750.000.
3.1.6
De aangezegde executoriale verkoop op 8 maart 2022 is niet doorgegaan.
3.1.7
In de goedkeuringsprocedure heeft PAHD een op 23 maart 2022 gesloten koopovereenkomst aan het Gerecht voorgelegd. Deze koopovereenkomst is gesloten tussen PAHD als verkoper en Zoutvat 222, optredend voor een nader te noemen meester, als koper. De koopovereenkomst strekt tot verkoop van onroerende zaken voor een koopprijs van USD 5.025.000, met inbegrip van een lijst, waarbij partijen de in de koopsom opgenomen roerende zaken gewaardeerd hebben op NAf 748.580,57.
3.1.8
In de goedkeuringsprocedure heeft het Gerecht bij beschikking van 25 maart 2022 bepaald dat de verkoop zal geschieden overeenkomstig het aanbod van Zoutvat 222 (en daarbij voorwaarden gesteld).
3.1.9
Bij akte van 5 mei 2022, ingeschreven op 6 mei 2022, zijn ter uitvoering van de koopovereenkomst van 23 maart 2022 de onroerende goederen geleverd aan Angepa. De akte vermeldt PAHD als verkoper en Angepa als koper. Angepa trad daarbij op als door Zoutvat 222 genoemde meester.
3.1.10
De koopprijs is in handen van de notaris gestort. De notaris heeft een bedrag van NAf 748.580,57 terugbetaald aan de koper, omdat hij PAHD niet bevoegd achtte tot levering van roerende zaken die in fiduciaire eigendom waren overgedragen aan de bank. Met aftrek van dat bedrag en van kosten heeft de notaris de resterende koopprijs uitgekeerd aan de bank.
3.1.11
Bij akten van 10 juni 2022 heeft de bank verklaard dat de rechten van hypotheek zijn tenietgegaan en dat zij kunnen worden doorgehaald.
3.1.12
Pen Alley en SPF De Pen hebben desgevraagd geweigerd mee te werken aan doorhaling van de beslagen.
Verzoeken
3.2
In deze rechtszaak heeft Angepa het Gerecht verzocht:
- de verklaring ex art. 3:273 lid 2 BW te verstrekken van het tenietgaan en vervallen van alle de op de verkochte goederen rustende hypotheken, beperkte rechten en beslagen en
- de bewaarder van de registers te machtigen en te gebieden om de verklaring in te schrijven en de hypotheken, beperkte rechten en beslagen door te halen.
Beslissingen van het Gerecht
3.3
Bij de bestreden beschikking heeft het Gerecht de verzoeken toegewezen. Hiertegen is het hoger beroep gericht.
Beoordeling door het Hof
3.4
Pen Alley en SPF De Pen hebben aangevoerd dat het Gerecht buiten het toepassingsgebied van art. 3:273 lid 2 BW is getreden. Dit is een in de rechtspraak erkende doorbrekingsgrond, waarmee ook het rechtsmiddelenverbod van art. 3:273 lid 2 BW kan worden doorbroken. Dat rechtsmiddelenverbod staat dus niet in de weg aan de ontvankelijkheid van Pen Alley en SPF De Pen in dit hoger beroep.
3.5
Angepa heeft bij de mondelinge behandeling van het hoger beroep aangevoerd dat Pen Alley en SPF De Pen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in het hoger beroep, omdat zij slechts twee van de drie beslagleggers zijn en de derde (Multi-Post Beheer) niet in hoger beroep is gekomen. Dit betoog faalt. Indien de rechtsverhouding tussen de drie beslagleggers aangemerkt moet worden als processueel ondeelbaar, is aan de in dat verband geldende processuele eisen voldaan doordat ook de derde beslaglegger in hoger beroep is verschenen. Voor zover het betoog beoogt een beroep te doen op de rechtsregels inzake de gemeenschap, gaat het niet op, omdat als hoofdregel geldt dat iedere deelgenoot bevoegd is tot het instellen van rechtsvorderingen ten behoeve van de gemeenschap en niet is gesteld dat het in dit geval anders is (art. 3:171 BW). Daarnaast faalt het betoog op de grond dat mr. Van den Heuvel heeft verklaard dat hij zo nodig een beroep doet op een last van de derde beslaglegger. Daaruit blijkt dat de derde beslaglegger ermee instemt dat het hoger beroep is ingesteld.
3.6
Een (bloot) eigenaar van een verhypothekeerd en beslagen goed heeft geen toestemming van de rechter nodig om het goed rechtsgeldig te kunnen verkopen. Indien de (bloot) eigenaar dat buiten de rechter om doet, is dat een onderhandse verkoop. Indien de hypothecaire geldlening (uit de verkoopopbrengst of uit andere bron) wordt afgelost, gaat de vordering waarvoor het hypotheek is gevestigd, teniet en daarmee ook het recht van hypotheek (art. 3:7 BW). Anders blijft de hypotheek rusten op het goed waarop het gevestigd is (art. 3:8 BW). Bij een dergelijke verkoop kan de vervreemding niet worden ingeroepen tegen de beslaglegger (art. 505 lid 2 in verbinding met art. 726 lid 1 Rv).
3.7
Art. 3:268 lid 2 BW luidt als volgt:
Op verzoek van de hypotheekhouder of hypotheekgever kan de rechter in eerste aanleg bepalen dat de verkoop ondershands zal geschieden bij een overeenkomst die hem bij het verzoek ter goedkeuring wordt voorgelegd. Indien door de hypotheekgever of door een hypotheekhouder, beslaglegger of beperkt gerechtigde, die bij een hogere opbrengst van het goed belang heeft, vóór de afloop van de behandeling van het verzoek aan de rechter een gunstiger aanbod wordt voorgelegd, kan deze bepalen dat de verkoop overeenkomstig dit aanbod zal geschieden.
3.8
In het dictum van de beschikking in de goedkeuringsprocedure heeft het Gerecht bepaald dat de verkoop “overeenkomstig het aanbod van Zoutvat 222” zal geschieden. Onder 4.9 van de beschikking heeft het Gerecht overwogen dat de verkoop “dus conform de koopovereenkomst” zal geschieden. Dit moet aldus worden uitgelegd dat het Gerecht de koopovereenkomst heeft goedgekeurd zoals die luidt, dus met PAHD en niet de bank als verkoper.
3.9
In de goedkeuringsprocedure heeft het Gerecht geoordeeld dat het aanbod van Zoutvat 222 aangemerkt moet worden als een aanbod als bedoeld in de tweede volzin van art. 3:268 lid 2 BW, ook al wordt in dat aanbod niet de bank, maar PAHD als verkoper genoemd. In het midden kan blijven of dit oordeel juist is. De belanghebbenden in dit geding zijn eraan gebonden. De beschikking van het Gerecht in de goedkeuringsprocedure heeft immers rechtskracht en is in kracht van gewijsde gegaan.
3.1
Pen Alley en SPF De Pen hebben een beroep gedaan op HR 29 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:1032. In die zaak maakt de Belastingkamer van de Hoge Raad onderscheid tussen (a) het geval waarin een hypotheekhouder gebruik maakt van het recht van parate executie en (b) het geval waarin een hypotheekhouder wegens verzuim van de hypotheekgever weliswaar gerechtigd is tot parate executie, maar een regeling met de hypotheekgever treft op grond waarvan het verhypothekeerde onderhands wordt verkocht en met de opbrengst (een deel van) de schuld aan de hypotheeknemer wordt afgelost. Het Hof onderschrijft dat onderscheid, maar het onderhavige geval valt niet onder (b). De bank heeft geen regeling met PAHD getroffen, maar het Gerecht heeft in de goedkeuringsprocedure bepaald dat de verkoop zal geschieden overeenkomstig een aan het Gerecht voorgelegd aanbod.
3.11
Art. 3:273 lid 1 BW luidt als volgt:
Door de levering ingevolge een executoriale verkoop en de voldoening van de koopprijs gaan alle op het verkochte goed rustende hypotheken teniet en vervallen de ingeschreven beslagen, alsook de beperkte rechten die niet tegen de verkoper ingeroepen kunnen worden.
3.12
De levering van de onroerende zaken heeft plaatsgehad ingevolge de koopovereenkomst van 23 maart 2022. Hieraan doet niet af dat de notaris NAf 748.580,57 aan de koper heeft terugbetaald in verband met de roerende zaken. Dit maakt immers niet dat de levering van de onroerende zaken niet heeft plaatsgehad ingevolge de koopovereenkomst.
3.13
De levering van de onroerende zaken heeft dus plaatsgehad ingevolge de in de goedkeuringsprocedure goedgekeurde koopovereenkomst. Daarom moet zij, gelet op art. 3:268 lid 4 BW, geacht worden te hebben plaatsgehad ingevolge een executoriale verkoop in de zin van art. 3:273 lid 1 BW. Hieraan doet niet af dat bij die koopovereenkomst niet de bank, maar PAHD als verkoper is opgetreden.
3.14
Indien de rechtsregel dat bij een executoriale verkoop niet de hypotheekgever, maar de hypotheekhouder als verkoper dient op te treden, al in het algemeen dient te worden aangemerkt als een wettelijk voorschrift als bedoeld in art. 3:273 lid 2 BW, dan moet in dit geval de verkoop niettemin geacht worden te hebben plaatsgehad met inachtneming van de wettelijke voorschriften als daar bedoeld, omdat het heeft plaatsgehad ingevolge een in een goedkeuringsprocedure goedgekeurde koopovereenkomst.
3.15
Op grond van het voorgaande verenigt het Hof zich met de bestreden beschikking. Dit betekent dat het Gerecht niet buiten het toepassingsgebied van art. 3:273 lid 2 BW is getreden. De doorbrekingsgrond doet zich dus niet voor. Dat leidt tot verwerping van het hoger beroep.
3.16
Pen Alley en SPF De Pen zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
verwerpt het hoger beroep;
veroordeelt Pen Alley en SPF De Pen in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van Angepa gevallen en tot op heden begroot op NAf 2.000,00 aan salaris voor de gemachtigde, met wettelijke rente over dat bedrag vanaf veertien dagen na de dag van uitspraak van deze beschikking tot aan de dag van de voldoening, en aan de zijde van de bank gevallen op NAf 2.000,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.C.C. Lewin, E.M. van der Bunt en E.W.A. Vonk, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 19 september 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.